Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003 houdende de statuten van het Sociaal Fonds Verhuizingen

Oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten genaamd “Sociaal Fonds voor de Ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”

rechtsbron nummer reg.nr. rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina
C.A.O.     25.01.1985      
K.B.     22.04.1985 B.S. 30.05.1985 8104
C.A.O.   57077 21.03.2001      
K.B.     25.04.2002 B.S. 02.08.2002 33887
C.A.O.   69293 26.11.2003      
K.B.     15.07.2004 B.S. 20.08.2004 62378

 

 

 

Oprichting 

Art.1

Het Paritair Comité voor het vervoer heeft, bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid waarvan de statuten hieronder zijn vastgesteld.

Art.2

Dit Fonds neemt de rechten en plichten over, alsmede het actief en het passief zoals zij bestonden op 31 december 1984 van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971.

Art.3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1985 voor de duur van één jaar. De duur ervan wordt telkens met één jaar verlengd, behalve bij opzegging door een der partijen, zes maanden voor de vervaldag. Deze opzegging moet bij een ter post aangetekende brief worden betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.

Statuten 

Hoofdstuk I : Benaming, zetel, doel 

Artikel 1

Vanaf 1 januari 1985 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.

Art.2

De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te Brussel. Hij kan, naar elke andere plaats in Belgie worden overgebracht bij beslissing van de raad van beheer.

Art.3

Het Fonds heeft tot doel het regelen en verzekeren van :

de toekenning en de uitbetaling van aanvullende sociale voordelen aan de werklieden en werksters bedoeld in artikel 4, punt 1, dragers van een verhuizerskaart P waarvan sprake is in artikel 16 van deze statuten;

de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de werkgevers bedoeld bij artikel 4, punt 2, overeenkomstig de bepalingen van de artikel 24 en 25 van deze statuten.  

Het Fonds kan zich eveneens inlaten met elke kwestie welke verband houdt met de beroeps- en sociale vorming van de autovoerders, inpakkers en verhuizers.

Hoofdstuk II : Toepassingsgebied 

Art.4

Deze statuten zijn van toepassing :  

[op de deeltijds en voltijds tewerkgestelde werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee ze gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en houders van een verhuizerskaart P;

op de werkgevers die de werklieden en werksters bedoeld onder 1°, in dienst hebben.]  (gewijzigd bij C.A.O. 26.11.2003); 

Hoofdstuk III : Rechthebbenden en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten 

  1. Bijkomende toelage voor werkloosheid : 

Art.5 

De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hebben, vanaf 1 januari 1985, voor elke werkloosheidsdag welke voortspruit uit de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, recht op een bijkomende toelage voor werkloosheid voor zover ze aan de volgende voorwaarden beantwoorden :  

genieten van de werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;

op het ogenblik der werkloosheid, in dienst zijn van de werkgever.  

Art.6

Het bedrag van de bijkomende toelage van de werkloosheid voorzien in het artikel 5 wordt vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.

Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

  1. Bijkomende toelage voor ziekte: 

Art.7 

De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hebben, na de periode van het wekelijks gewaarborgd loon voor ononderbroken arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, of ongevallen op de weg van en naar het werk recht op een bijkomende toelage welke de uitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanvult, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen :  

genieten van de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van het maandelijks gewaarborgd loon of van de ziekte- en invaliditeitsverzekering in toepassing van de wetgeving ter zake;

op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 4, punt 2 bedoelde werkgever.  

Art.8

Het bedrag van de in artikel 7 bedoelde toelage alsmede zijn verdeling worden vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds. Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Welke ook de duur ervan weze, een ziekte kan slechts aanleiding geven tot de uitkering van een toelage voor een ononderbroken periode van zes maanden; het hervallen in dezelfde ziekte moet beschouwd worden als integraal deel uitmakend van de vorige arbeidsongeschiktheid indien de hervalling zich voordoet binnen de eerste twaalf werkdagen volgend op het einde van deze periode van arbeidsongeschiktheid.

  1. Toelage van vertrek wegens op pensioen-, brugpensioen of brugrust stelling 

Art.9 

[De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, die de wettelijke pensioen- of brugpensioenouderdom bereikt hebben, de onderneming verlaten, hebben recht op een toelage van vertrek voor zover zij gedurende de vijf laatste jaren van hun beroepsactiviteit ononderbroken in één of meer ondernemingen van de sector verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten in dienst zijn geweest.] (gewijzigd bij C.A.O. 26.11.2003)

Art.10

Het bedrag van de toelage in artikel 9 bedoeld, wordt door de raad van beheer van het Fonds vastgesteld.

Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

  1. Tegemoetkoming bij overlijden 

Art.11 

In geval van overlijden van een in artikel 4, punt 1 bedoelde werkman of werkster die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, dragers van een verhuizenskaart P:

tengevolge van een ziekte of een ongeval, verschillend van een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk is, heeft de persoon welke de begrafeniskosten draagt recht op een vergoeding vastgesteld bij artikel 12;

ten gevolge van een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk is, heeft/hebben de persoon en/of personen die de vergoedingen ontvangen van de verzekeringsmaatschappij die de werkgever van de overledene dekt, recht op een vergoeding vastgesteld bij artikel 12. 

Art.12

De bedragen van de vergoedingen waarvan sprake in artikel 11, a en b worden vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.

Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

  1. Aanvullende sociale toelage: 

Art.13 

De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die sedert minstens 1 jaar lid zijn van 1 van de representatieve interprofessionele, werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden, hebben recht op een jaarlijkse aanvullende sociale toelage, voor zover zij op 30 september van het lopende jaar zijn ingeschreven op de personeelslijsten van de werkgevers.

Art.14

Het bedrag van de in artikel 13 bedoelde toelage wordt vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.

Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

  1. Gemeenschappelijke bepalingen : 

Art.15

De in de artikel 5 tot en met 11 a bedoelde toelagen worden rechtstreeks door de werkgevers aan hun werklieden en werksters betaald per maand en bij de eerste loonsuitbetaling volgende op de maand in de loop waarvan de werklieden en werksters op deze uitkeringen recht hebben.

Voor zover zij deelgenomen hebben en/of deelnemen aan de financiering van het Fonds, kunnen de in artikel 4, punt 2, bedoelde werkgevers de terugbetaling bij het Fonds bekomen :  

van de bijkomende toelagen voor ziekte betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 7 en 8 hierboven;

[van 100 pct. van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 pct. van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen] (gewijzigd bij C.A.O. 26.11.2003);

van de toelagen van vertrek bij de op pensioen-, brugpensioen- of brugrustpensioenstelling, betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 9 en 10 hierboven;

van de tegemoetkomingen bij overlijden, betaald in uitvoering van de bepalingen van het artikel 11, a hierboven.  

De in artikel 11, b hierboven bedoelde tegemoetkoming is betaalbaar door de verzekeringsmaatschappijen die dit risiko dekken.

De in artikelen 13 en 14 bedoelde aanvullende sociale toelage wordt betaald door de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden. Zij kunnen de terugbetaling bekomen bij het Fonds voor zover de werkgevers die aangeslotenen in dienst hebben, deze aan het Fonds gedurende betreffend dienstjaar onderworpen hebben.

Binnen de door de wet toegestane grenzen gelast het Fonds zich met de terugvordering van de toelagen betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 13 en 14, bij de werkgevers die hadden moeten bijdragen tot de financiering van het Fonds en die om welke reden ook het niet gedaan hebben.

De inningskosten worden ten laste van deze werkgevers.

Voor wat betreft de in de artikelen 9 en 10 voorziene toelage, gelast de werkgever welke de werknemer verlaat op de wettelijke pensioen-, brugpensioen- of brugrustpensioenouderdom, en die niet tot de financiering van het Fonds heeft bijgedragen, zich met het overeenstemmend deel met de jaar(en) gedurende dewelke hij deze in dienst heeft gehad.

Het saldo wordt ten laste van de voorgaande werkgevers prorata temporis.

Art.16

Om de controle mogelijk te maken zowel van het innen van de bijdragen als van de uitkering van de in deze statuten voorziene toelagen, moeten de werklieden en werksters tewerkgesteld door de in artikel 4, punt 2, bedoelde werkgevers in het bezit zijn, gedurende gans de duur van hun werk, van een verhuizerskaart naar een van de twee als bijlage overgenomen modellen naargelang zij zijn aangeworven voor onbepaalde tijd of voor een bepaald werk of een bepaalde tijd. (P of S).

Enkel de houders van een verhuizerskaart P hebben recht op de voordelen die voorzien zijn in deze statuten.

Deze kaart wordt hen door hun werkgever bij hun indiensttreding overhandigd, na hun inschrijving in het register van het personeel. Zij moeten de kaart bij hun vertrek teruggeven. In geval van verlies of bij niet teruggave wordt de kaart waardeloos verklaard.

De verhuizerskaarten worden door de Belgische Kamer der Verhuisondernemers aan de werkgevers uitgereikt.

De kaarten P moeten elk jaar worden vernieuwd, de kaarten S elke maand

Art.17

De raad van beheer van het Fonds bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het Fonds toegekende toelagen; in geen enkel geval mag de betaling van de toelagen afhankelijk zijn van de stortingen van de bijdragen verschuldigd door de aan het Fonds onderworpen werkgevers.

De voorwaarden van toekenning en uitkering van de toelagen toegekend door het Fonds, evenals het bedrag ervan, kunnen worden gewijzigd op voorstel van de raad van beheer van het Fonds en na raadpleging van het “Subcomité voor de verhuisondernemingen” bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor het vervoer, algemeen ver bindend verklaard bij koninklijk besluit.

Art.18

De werknemer wordt als meerderjarige beschouwd vanaf de 1e januari volgend op de verjaringsdatum van zijn eenentwintigste jaar.

Hoofdstuk IV : Beheer 

Art.19

Het Fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de meest representatieve interprofessionele werknemersorganisaties in de sektor “verhuizingen” en van de Belgische Kamer der Verhuisondernemers.

De raad van beheer bestaat uit twaalf leden, hetzij zes vertegenwoordigers van de werkgevers en zes vertegenwoordigers van de werknemers.

[De leden van de raad van beheer worden door het paritair comité voor het vervoer benoemd voor een periode van 4 jaar op voorstel van de representatieve werknemersorganisaties in de sector “verhuizingen” en de Belgische Kamer der Verhuizers.] (gewijzigd bij C.A.O. 21.03.2001)

Art.20

[De raad van beheer benoemt onder zijn leden en voor een periode van 4 jaar, een voorzitter, drie ondervoorzitters en een secretaris.] (gewijzigd bij C.A.O. 21.03.2001)

De voorzitter, een ondervoorzitter en de sekretaris behoren tot de groep der werkgevers, twee ondervoorzitters tot de groep der werknemers.

Art.21

De raad van beheer wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad tenminste eenmaal per kwartaal bijeen te roepen en telkens wanneer tenminste twee leden van de raad erom verzoeken.

De uitnodiging vermeldt de agenda.

De notulen van de vergadering worden door de sekretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering en een der ondervoorzitters, behorend tot de groep der werknemers, ondertekend.

De uittreksels uit de notulen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders.

Wanneer tot stemming moet worden overgegaan, moet een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deelnemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt zich het jongste lid.

De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda voorkomende kwesties en in aanwezigheid van tenminste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en tenminste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.

De beslissingen worden met een meerderheid van 2/3 van de stemmen genomen.

Art.22

De raad van beheer heeft tot taak het Fonds te beheren en alle maatregelen te nemen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het Fonds.

De raad van beheer treedt in rechte op in naam van het Fonds, op vervolging en uitdrukkelijk verzoek van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde-beheerder.

De raad van beheer kan zijn bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden, en zelfs aan een advocaat.

Voor alle handelingen, andere dan deze waarvoor de raad van beheer één speciale volmacht heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van vier beheerders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde).

De door de raad van beheer toegestane betalingen moeten slechts door de twee beheerders ondertekend worden :  

de voorzitter of de ondervoorzitter van het Fonds, lid van de patronale afvaardiging;

een van de twee ondervoorzitters van het Fonds, lid van de syndikale afvaardiging.  

Zij kunnen dit recht afstaan aan de secretaris-generaal van de patronale afvaardiging, welke beheerder is, onder bepaalde voorwaarden. De verantwoordelijkheid van de beheerders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het Fonds.

Hoofdstuk V : Financiering

Art.23

Om de financiering van de toelagen, voorzien in de artikelen 5 tot en met 14, te verzekeren, beschikt het Fonds over de bijdragen welke door de in artikel 4, punt 2 bedoelde werkgevers zijn verschuldigd.

Art.24

De bijdrage van de werkgevers wordt vastgesteld door de raad van beheer van het Fonds en maakt het voorwerp uit van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Art.25

De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid verzekerd in toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid.

Van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestorte bedragen aan het Fonds worden de kosten, vastgesteld door de raad van beheer van het Fonds, vooraf afgehouden. Het saldo is bestemd voor de uitkering van de toelagen bedoeld in de artikelen 5 tot en met 14, evenals voor het dekken van de daarop betrekking hebbende kosten.

De niet uitgekeerde bedragen worden door het Paritair Comité voor het vervoer, op voorstel van de raad van beheer van het Fonds, aangewend voor de beroeps- en sociale vorming van de werklieden en werksters in dienst van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, welke bijdragen tot financiering van hun Fonds. Een gedeelte mag worden aangewend voor de samenstelling van een reserve.

Hoofdstuk VI : Begroting, rekeningen 

Art.26

Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december van elk jaar.

Art.27

Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgend jaar aan de goedkeuring van het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer onderworpen.

Art.28 

De rekeningen van het afgelopen jaar worden afgesloten, na de betaling van de hieraan behorende toelagen en de ontvangst van de definitieve betaling van de bijdragen betreffende het laatste kwartaal van het jaar.

De raad van beheer, alsmede de revisor of accountant aangesteld door het Paritair Comité voor het vervoer bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarlijkse verslagen moeten uiterlijk ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor het vervoer voorgelegd worden na afsluiting van de rekeningen en nazicht door de revisor.

Hoofdstuk VII : Ontbinding, vereffening 

Art.29 

Het Fonds kan worden ontbonden zoals voorzien in artikel 3 van de bepalingen betreffende de oprichting van het Fonds. Het Paritair Comité voor het vervoer duidt de vereffenaars aan en bepaalt hun bevoegdheid en hun bezoldiging, alsmede de bestemming van het patrimonium.

Hoofdstuk VIII : Speciale bepaling 

Art.30

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970, gesloten in het Nataionaal Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid genoemd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 ( Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971 ) gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 december 1972 19 juli 1973, 12 december 1974, 6 oktober 1975, 10 augustus 1977, 22 december 1977, 27 april 1978, 12 januari 1979, 30 april 1979, 4 januari 1980, 30 december 1980 en 22 januari 1982, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 13 maart 1973, 22 november 1973, 30 oktober 1975, 17 februari 1976, 19 juli 1978, 17 mei 1979, 27 augustus 1979, 17 juli 1980, 3 april 1981 en 2 juni 1982.

 

Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003 houdende de wijziging van de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.

rechtsbron nummer reg.nr. rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina
C.A.O.   69293 26.11.2003      
K.B.     15.07.2004 B.S. 20.08.2004 62378

HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied

Artikel 1. 

  • 1.  Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
  • 2.  Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:

“verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;

“meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;

“aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;

“voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …

  • 3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.

HOOFDSTUK II. Juridisch kader

Artikel 2.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer op datum  van 25 januari 1985 welke de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” herneemt..

HOOFDSTUK III. Statuten

Artikel 3.

Artkel 4 van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd: 

“Artikel 4. Deze statuten zijn van toepassing:

1° op de deeltijds en voltijds tewerkgestelde werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee ze gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en houders van een verhuizerskaart P;

2° op de werkgevers die de werklieden en werksters bedoeld onder 1°, in dienst hebben.”

Artikel 4.

Artikel 9 van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:

“Artkel 9. De in artikel 4, 1° bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur die de wettelijke pensioen- of brugpensioenouderdom bereikt hebben, de onderneming verlaten, hebben recht op een toelage van vertrek voor zover zij gedurende de vijf laatste jaren van hun beroepsactiviteit ononderbroken in één of meer ondernemingen van de sector verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten in dienst zijn geweest.”

Artikel 5. 

Artikel 15, b) van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:

“Artikel 15. b) van 100 % van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 % van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen;”

HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur

Artikel 6.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd.  Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.  De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.