Anciënniteitsverlof
Anciënniteitspremie
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de toekenning van een anciënniteitspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 107044/CO/140.05 | 07.11.2011 | ||||
K.B. | B.S. | 28.11.2011 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied |
Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comite voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werknemers.
|
§2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
|
“verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: prive, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. .. . met inbegrip van aile begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
|
“meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
|
“aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.….;
|
“voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz …
|
§3. Onder “werknemers” wordt bedoeld de arbeiders en arbeidsters.
|
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
|
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 2009, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 februari 2010 (BS van 14 april2010)en wordt afgesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2011-2012.
|
HOOFDSTUK III. Toekenning van een anciënniteitspremie
|
Artikel 3.
Een brutopremie wordt jaarlijks toegekend aan elke werknemer die hierna bepaalde ononderbroken anciënniteit van minstens 5 jaar bij eenzelfde werkgever kan voorleggen.
|
Artikel 4.
Voor het dienstjaar 2011 (betaalbaar in 2012) wordt een bijkomende categorie gecreëerd en zal aan de werknemers die 3 jaar anciënniteit in de onderneming hebben, een bruto anciënniteitspremie toegekend worden van 25 euro. Vanaf het dienstjaar 2012 wordt de anciënniteitspremie (betaalbaar 2013) als volgt vastgesteld:
Artikel 5.
Jaarlijks in de loop van de maand januari volgend op het betrokken dienstjaar, zal de werkgever de ancienniteitspremie aan de onder artikel 1,§3 bedoelde werknemers betalen.
Artikel 6.
De evaluatie van de dienstjaren gebeurt in de maand januari van het daaropvolgende jaar.
Artikel 7.
Werknemers die het bedrijf verlaten hebben in de loop van het jaar, om andere dan zwaarwichtige redenen, en in aanmerking komen voor de ancienniteitspremie, behouden het recht op deze premie, pro rata.
|
HOOFDSTUK IV. Procedure voor terugbetaling
|
Artikel 8.
De werkgever kan, binnen een periode van 3 maanden na betaling van de ancienniteitspremie, de onder artikel 4 bedoelde bedragen terugvorderen bij het Sociaal Fonds, mits voorlegging van een betalingsbewijs en een kopie van de P verhuizerskaartvan de betrokken werknemer.
|
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
|
Artikel 9.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2012 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorband gescbieden bijeen ter post aangetekende brief gericbt aan de Voorzitter van bet Paritair Comite van bet vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
|
ARAB
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de toekenning van een ARAB-vergoeding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 106715/CO/140.05 | 17.10.2011 | ||||
B.S. | 17.01.2013 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied | ||
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. |
||
§2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder: | ||
“verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; | ||
“meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen; | ||
“aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.….; | ||
“voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. … | ||
§3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters. | ||
HOOFDSTUK II. Juridisch kader | ||
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de CAO van 15 juni 2009, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 februari 2010 (BS van 14 april 2010) en wordt afgesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 27 juni 2011 voor de jaren 2011-2012. |
||
HOOFDSTUK III. ARAB- vergoeding | ||
Artikel 3.
De werkgevers kennen aan hun niet- sedentaire werknemers een vergoeding toe, ARAB-vergoeding genaamd. |
||
Deze ARAB-vergoeding geldt als terugbetaling van de kosten die worden gedaan door het niet-sedentair personeel, buiten de zetel van de onderneming, vermeld in het arbeidsreglement, maar die eigen zijn aan de onderneming. | ||
De ARAB- vergoeding dient vermeld te worden op de fiche 281.10 van de werknemers onder de rubriek “kosten eigen aan de werkgever”. | ||
De ARAB- vergoeding vindt haar oorsprong in de ARAB- voorzieningen die van toepassing zijn voor de sedentaire werknemers, overeenkomstig Titel II, hoofdstuk II, afdeling II van het Algemeen reglement voor de Arbeidsbescherming. | ||
Gelet op het mobiel karakter van het tewerk gesteld personeel, waardoor onmogelijk vanuit de ondernemingen kan gezorgd worden voor een aantal sanitaire voorzieningen (zoals bijvoorbeeld was-plaatsen, refters, toiletten, dranken, enz.,) dient noodgedwongen beroep gedaan te worden op het bestaan de privé- accommodatie. | ||
Artikel 4. Voor elk uur van de diensttijd zoals omschreven in de CAO van 13 juni 2005 betreffende de arbeidsduur en/of de nieuwe arbeidsregeling, wordt aan de werklieden een forfaitaire ARAB- vergoeding toegekend van:
1,10 EUR per uur vanaf 01.09.2011 1,12 EUR per uur vanaf 01.09.2012 |
||
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
|
||
Artikel 5.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 september 2011 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Arbeidsduur
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsduur in de sub-sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
75752 |
13.06.2005 |
||||
K.B. |
05.10.2006 |
B.S. |
09.01.2007 |
485 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing:
op de werkgevers die verhuizingen verrichten, op de uitbaters van de meubelbewaringen en hun aanverwante activiteiten, welke onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
op de werklieden en werksters, die door de onder punt 1 bedoelde werkgevers worden tewerkgesteld.
Onverminderd de internationale akkoorden mag van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet worden afgeweken door de werkgevers, de werklieden en de werksters van vreemde nationaliteit die zelfs tijdelijk hun activiteit in België uitoefenen
Hoofdstuk II: Bepalingen
Artikel 2
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt een onderscheid gemaakt tussen:
2.1. week
2.2. arbeidstijd
2.3. beschikbaarheidtijd
2.4. arbeidstijdonderbreking
2.5. dagelijkse diensttijd
2.6. wekelijkse diensttijd
2.7. rijtijd
2.8. rusttijd
2.1. Week
Het woord “week” beduidt de kalenderweek van maandag 00.00 uur tot zondag 24.00 uur.
2.2. Arbeidstijd
2.2.1. De arbeidstijd is, zoals bepaald in artikel 3, a) van de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, de periode tussen het begin en het einde van het werk, waarin de werknemer op het werk is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn taken of activiteiten uitoefent.
Dit wil zeggen:
* de tijd die wordt besteed aan:
– het rijden, laden en lossen;
– het schoonmaken en het technisch onderhoud van het voertuig;
– alle andere werkzaamheden om de veiligheid van het voertuig of de lading te verzekeren en om te voldoen aan de wettelijke of bestuursrechterlijke verplichtingen die direct met het specifieke vervoer in kwestie verband houden met inbegrip van toezicht op het laden en lossen, afwikkeling van administratieve formaliteiten bij de politie, de douane, enz.
* de periodes waarin de werknemer niet vrijelijk over zijn tijd kan beschikken en op de werkplek moet blijven, gereed om aan het werk te gaan en daarbij belast is met bepaalde aan die dienst verbonden taken, met name de wachttijden bij laden of lossen wanneer de verwachte duur daarvan niet vooraf bekend is;
* de wachttijden bij het laden en/of lossen waarvan de vermoede/verwachte duur overschreden wordt;
* alle overige tijden van fysieke arbeid in het raam van de arbeidsopdracht van de werknemer worden ook als arbeidstijd beschouwd ingevolge de algemene arbeidswetgeving.
2.2.2. Om de gemiddelde arbeidsduur te berekenen, waarvan sprake in de Arbeidswet en de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, wordt enkel de arbeidstijd zoals hierboven bepaald in aanmerking genomen.
2.3. Beschikbaarheidtijd
2.3.1. De beschikbaarheidtijd zoals bepaald in artikel 3, b) van de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, nl.:
* de andere perioden dan pauzes of rusttijden, waarin de werknemer niet op de werkplek behoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan te vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren;
* de perioden waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt;
* de wachttijden aan de grenzen en/of bij laden en/of lossen waarvan de duur wordt vermoed vooraf gekend te zijn zoals hierna bepaald:
– 4 uur per laad- en/of losoperatie
– 2 uur voor de wachttijden aan de grenzen;
tenzij de werkgever vóór het vertrek of net vóór het daadwerkelijk begin van de beschikbaarheidtijd een andere verwachte duur heeft kenbaar gemaakt aan de werknemer.
* de wachttijden ten gevolge van rijverboden;
* de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder of in slaap (slaapcabine);
* de meertijd die de werknemer nodig heeft om de afstand af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien dit niet op de gebruikelijke plaats is gestald;
* de wachttijden die verband houden met de tol-, douane-, quarantaine, medische of technische aangelegenheden;
* de tijd gedurende welke de werknemer aan boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, teneinde de veiligheid van de wagen en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert;
* de tijd gedurende welke geen arbeid wordt verricht, maar tijdens welke aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van de wagen vereist is teneinde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren.
De verwachte duur van de hierboven vermelde twee laatste tijden wordt vermoed maximaal 96 uren per maand te bedragen.
2.3.2. Om de gemiddelde arbeidsduur te berekenen, waarvan sprake in de Arbeidswet en de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, wordt geen rekening gehouden met de beschikbaarheidtijd en de hierna genoemde arbeidstijdonderbreking en rusttijden.
2.4. Arbeidstijdonderbreking
Worden als arbeidstijdonderbreking en dus niet als beschikbaarheidtijd, noch als arbeidstijd beschouwd:
* de tijd gewijd aan de eetmalen;
* de tijd, die overeenstemt met de onderbreking van de rijtijd bedoeld in art.7 van de Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het vervoer;
* de tijd waarover de werknemer vrij kan beschikken;
* de tijd die de werknemer zichzelf toeeigent.
2.5. De dagelijkse diensttijd
De dagelijkse diensttijd is de periode begrepen tussen twee dagelijkse rusttijden, hierin begrepen de tijden waarmede geen rekening wordt gehouden voor de berekening van de arbeidsduur, maar met uitzondering van de tijden besteed aan de rustperioden, aan de maaltijden en aan de voorziene onderbrekingen van de rijtijd, van maximum één uur per dag en van vijf uren per week.
Wanneer het werk niet aanvangt of eindigt op de exploitatiezetel van de onderneming, wordt als diensttijd beschouwd, het verschil tussen de totaal gemaakte verplaatsingstijd en de duurtijd van de weg naar en van het werk.
2.5.1. De duur van de dagelijkse diensttijd mag twaalf uren niet overschrijden op maandag en dinsdag, elf uren op woensdag, donderdag en vrijdag in het stelsel van de vijfdaagse werkweek en elf uren op maandag en dinsdag, tien uren op woensdag, donderdag en vrijdag en vijf uren op zaterdag in het stelsel van de zesdaagse werkweek.
2.6. De wekelijkse diensttijd
De wekelijkse diensttijd is de som van de diensttijden, gespreid over één week.
2.6.1. De duur van de wekelijkse diensttijd mag zevenenvijftig uren niet overschrijden. Nochtans mag de dagelijkse diensttijd worden verlengd in geval van overmacht, onvoorziene onderweg opgelopen vertraging en toevallige gebeurtenissen, in de mate van het nodige om de veiligheid van het voertuig of de lading ervan te verzekeren, om de bestuurder in de mogelijkheid te stellen een geschikte stopplaats te bereiken of indien de omstandigheden het toelaten, de reis te beëindigen en om een werk volgens het opgemaakte plan of behoeften van de cliënteel te kunnen voltooien.
Deze overschrijding mag zich slechts éénmaal per week voordoen, zonder de ononderbroken rusttijd te verminderen van minimum negen uren tussen twee diensttijden en op voorwaarde dat de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uren over een periode van maximum zes maanden, wordt gerespecteerd.
Deze overschrijding zal moeten worden gecompenseerd in de loop van dezelfde of daaropvolgende week.
2.7. De rijtijd
De rijtijd is de periode gedurende dewelke de werklieden en werksters een voertuig besturen.
2.7.1. Voor de bestuurders volstaat het zich te houden aan de Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard van het vervoer.
2.8. De rusttijd
De dagelijkse rusttijd is de periode gelegen tussen twee dagelijkse diensttijden en waarover de werklieden en werksters mogen beschikken.
Zijn in de dagelijkse rusttijd inbegrepen:
a) de tijd welke nodig voor het kleden en het wassen vóór en na de arbeid, voor de rusttijden en de maaltijden;
b) de tijd nodig voor het afleggen van de afstand van de woonplaats van de werkman of werkster naar de exploitatiezetel van de onderneming waar zij zijn aangesteld en van deze zetel naar hun woonplaats (weg naar en van het werk).
2.8.1. De werklieden en werksters moeten hun rustperioden nemen:
– de werknemers mogen in geen enkel geval langer werken dan zes uren achtereen zonder pauze;
– indien het aantal arbeidsuren zes tot negen uren bedraagt, moet de arbeidstijd worden onderbroken door een pauze van tenminste dertig minuten;
– indien het aantal arbeidsuren meer dan negen uren bedraagt, moet de arbeidstijd worden onderbroken door en pauze van tenminste vijf en veertig minuten.
De onderbrekingen van de rijtijd bepaald bij de van kracht zijnde wetten en reglementen zijn in deze rustperiodes begrepen. Zij moeten ermede samenvallen indien mogelijk.
2.8.2. De duur van de dagelijkse rusttijden bedraagt ten minste twaalf uur, behoudens in het geval voorzien bij artikel 2.6.1., tweede lid.
2.8.3. Buiten de dagelijkse rusttijden hebben de werklieden en werksters recht op een minimum wekelijkse rust van twee dagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek (zaterdag en zondag) of van zaterdag 12.00 uur tot zondag 24.00 uur in het stelsel van de zesdaagse werkweek. Opdat er een rustdag weze, mag er geen enkel werk worden verricht tussen 00.00 en 24.00 uur, of desgevallend van 12.00 tot 24.00 uur op zaterdag.
2.8.4. Het is niet toegelaten op de zondagen te werken. Het Paritair Comité voor het vervoer kan nochtans de uitvoering van sommige werkzaamheden op zondag toestaan wanneer het nodig vindt dat deze absoluut noodzakelijk zijn. De aanvragen om toelating moeten vergezeld zijn van het eventueel advies van de belanghebbende representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van de betrokken sector en van de naamlijst van de bij afwijking belanghebbende werklieden en werksters. De aanvragen, vergezeld van de vereiste adviezen, moeten worden gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Hoofdstuk III. Lonen
Artikel 3
Het Paritair Comité voor het vervoer stelt de minimum uurlonen vast. Deze lonen moeten in aanmerking worden genomen voor de berekening van het eventueel vast te stellen weekloon. Dit weekloon mag niet worden berekend over een periode welke 38 uren arbeidstijd overschrijdt.
Artikel 4
Ongeacht de duur van de dagelijkse diensttijd, hebben de werklieden en werksters recht op een minimum dagelijkse bezoldiging gesteund op de minimumdiensttijd vastgesteld in de artikelen 6 en 7 van dit hoofdstuk. Overeenkomstig artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is elke begonnen dag geheel verschuldigd. Evenwel, indien de arbeider of de arbeidster vrijwillig te laat komt en/of vertrekt vóór het einde van de dag of vóór het einde van het werk waarmede zij zijn gelast, zullen enkel de diensturen worden betaald.
Artikel 5
In geval van vast verblijf of reis in het buitenland, worden de werklieden en werksters geacht forfaitair de minimum dagelijkse diensttijd vastgesteld in het arbeidsreglement te hebben gepresteerd, behoudens wanneer zij tot langer durende werkzaamheden worden verplicht.
Wat de zondagen en wettelijke feestdagen betreft:
a) wanneer geen arbeid wordt uitgevoerd, worden zij betaald tegen acht maal het basisuurloon van de werkman of werkster.
b) wanneer arbeid wordt verricht, worden enkel de gewerkte uren betaald tegen de in a) vermelde voorwaarden met een overloon van 100 pct., dit boven de reeds vergoede acht uur voorzien in sub a).
Artikel 6
Vijfdaagse werkweek: de eerste acht uren van de dagelijkse arbeidstijd op maandag, dinsdag, woensdag en de eerste zeven uren op donderdag en vrijdag worden betaald tegen het basisloon. De bijkomende arbeids- en beschikbaarheidtijden worden betaald tegen de voorwaarden vastgesteld bij het artikel 8, a) en b).
Artikel 7
Zesdaagse werkweek: de eerste zeven uren van de dagelijkse arbeidstijd op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag en de eerste drie uren op zaterdag worden betaald tegen het basisloon. De bijkomende arbeids- en beschikbaarheidtijden worden betaald tegen de voorwaarden vastgesteld bij artikel 8, a) en b).
Artikel 8
De verhoging van het gewoon loon bedraagt bovendien, wanneer de diensttijd zich voordoet op een zondag of gedurende de rustdagen toegestaan volgens de wetgeving op de betaalde feestdagen: 100 pct.
Betaling van de diensttijd in overuren:
a) indien het arbeidstijden zijn:
– na het achtste werkuur van de dag op maandag, dinsdag, woensdag en na het zevende werkuur de donderdag en vrijdag (in de vijfdaagse werkweek);
– na het zevende werkuur van de maandag tot de vrijdag en na het derde werkuur van zaterdag (in de zesdaagse werkweek);
– of voor de twee stelsels: na het 38ste uur van de week,
zal de bezoldiging gelijk zijn aan het basisuurloon verhoogd met 50 pct. (dus aan 150 pct.);
b) indien het beschikbaarheidtijden zijn:
– na het achtste uur van de dag de maandag, dinsdag, woensdag en na het zevende uur van de donderdag en vrijdag (in de vijfdaagse werkweek);
– na het zevende uur van de maandag tot vrijdag en na het derde uur van zaterdag (in de zesdaagse werkweek);
– of, voor de twee stelsels: na het 38ste uur van de week,
zal de vergoeding gelijk zijn aan het werkelijk uitbetaald basisloon voor zover dit ten minste gelijk is aan deze vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer voor de categorie waarvan de werkman of werkster deel uitmaakt – plus een verwijderingsvergoeding, voor elk uur van beschikbaarheid;
c) worden als overuren beschouwd die aanleiding geven tot betaling van het overloon bepaald bij artikel 29 §1 van de Arbeidswet van 16 maart 1971:
– de dagelijkse diensttijd die de vastgestelde dagelijkse diensttijd overschrijdt (zie artikel 2.5.1. van deze CAO);
– de diensttijd die de vastgestelde wekelijkse diensttijd overschrijdt (zie artikel 2.6.1. van deze CAO).
Hoofdstuk IV: Compensatierust
Artikel 9
Enkel de gewerkte overuren geven recht op compensatierust, volgens de noden en mogelijkheden van elke onderneming, dit in een maximum termijn van zes maanden.
Hoofdstuk V: Dagelijks prestatieblad
Artikel 10
Een model van prestatieblad is bij deze CAO gevoegd en bevat tenminste volgende rubrieken:
– identificatie van de werkgever
– de periode met betrekking tot de prestatie
– het arbeidsregime
– naam en voornaam van de werknemer
– functie en het uurloon van de werknemer
– de dag en datum
– de effectief gepresteerde arbeidstijd
– de effectief aanwezige beschikbaarheidtijd
– de diensttijd
– opmerkingen
– de handtekening van de werknemer en van de werkgever
– voor de houders van een verhuizerskaart P draagt het prestatieblad dezelfde nummer als de kaart P
– voor de supplementaire arbeiders, drager van een verhuizerskaart S, wordt het nummer van de kaart op elk prestatieblad vermeld
Voor de berekening van de bezoldiging zijn de contracterende partijen van de arbeidsovereenkomst ertoe gehouden het dagelijks prestatieblad te gebruiken.
Ze bestaan uit twee exemplaren waarvan één exemplaar aan de werknemer gegeven wordt op het einde van de loonperiode.
Dit document wordt door de partijen erkend als het enige instrument naar hetwelk mag teruggegrepen worden ingeval van betwisting van de bezoldiging.
Indien het exemplaar getekend is door beide contracterende partijen van de overeenkomst, is iedere betwisting ervan onontvankelijk. Betwistingen zijn slechts toegelaten ingeval één van de parijen weigert het prestatieblad te ondertekenen. De werkgevers en werknemers mogen zonder wettige en nauwkeurige reden niet weigeren het voorgelegde prestatieblad te ondertekenen.
De bewijslast valt ten laste van de niet ondertekende partij, en in ingeval van betwisting bij de werkgever.
De dagelijkse prestatiebladen dienen bewaard te worden gedurende de periode voorzien in het KB van 8 augustus1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten (momenteel vijf jaar). Met de bedoeling deze CAO te doen toepassen komen de partijen overeen een dagelijkse prestatieblad op te stellen enkel en alleen rechtsgeldig voor de berekening van het loon.
Artikel 11
Bij elke loonsuitbetaling geeft de werkgever een loonfiche aan de werknemer. Ze bestaat uit twee exemplaren waarvan één exemplaar aan de werknemer gegeven wordt. Ze komt overeen met het prestatieblad. De bewijslast rust bij de werkgever.
Hoofdstuk VI: Opheffingsbepaling
Artikel 12
Deze CAO vervangt de CAO van 9 december 1988, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer betreffende de arbeidsduur in de sector “Verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten ervan” algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 14 augustus 1989, bekendgemaakt in het B.S. van 13 september 1989; gewijzigd bij CAO van 17 juli 1991 – algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 10 oktober 1991 en bekendgemaakt in het B.S. van 10 januari 1992; gewijzigd bij CAO van 17 juli 1991 – algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 16 januari 1992 en bekendgemaakt in het B.S. van 20 februari 1992; gewijzigd bij CAO van 21 december 1998 – algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 19 januari 2000 en bekendgemaakt in het B.S. van 6 april 2000.
Hoofdstuk VII: Geldigheidsduur
Artikel 13
Deze CAO treedt in werking op 13 juni 2005. Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.
Deze CAO wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de Koning het K.B. van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten wijzigt conform het advies van de ondertekende partijen, waarvan kopie als bijlage.
model A | |||||
PRESTATIEBLAD | |||||
Firma: …………………………………..………………………………………………………………………. | |||||
Zetel: …………………………………..………………………………………………………………………. | |||||
Prestaties week van ………………….…….. tot ……………………..….. (5 – 6 dagen*) | |||||
Van (Naam en voornaam) …………………..……………………………………………………… | |||||
Verhuizerskaart nr …………….. | |||||
Funktie: |
Drager-beginneling – Drager – Chauffeur – Chauff. int. |
||||
Inpakker – Beroepsinpakker – Ploegbaas* | |||||
Dagen |
Diensttijd |
Werktijd |
Aanwezigheids- |
Overuren |
Opmerkingen |
maandag | |||||
dinsdag | |||||
woensdag | |||||
donderdag | |||||
vrijdag | |||||
zaterdag | |||||
zondag | |||||
(*) Het onnodige schrappen | |||||
Prestatie | W.: gewerkt – Z.: ziek – A.O.: arbeidsongeval | ||||
V.: verlof – F.: feestdag – A.: afwezig | |||||
C.R.: compensatierust – G.W.: gedeeltelijk werkloos | |||||
Handtekening van de werkgever | Handtekening van de arbeider | ||||
of zijn beambte | |||||
model B | ||||
LOONSTROOKJE VAN ………………………………………… | ||||
Naam en voornaam: ………………………………………… | Verhuizerskrt nr ……………. | |||
Funktie: ………………………………………………………. | Uurloon ………………..… € | |||
Periode van ………………………………….. | tot ……………………………………………. | |||
Gewone uren: | Aantal uren |
…….. |
…….. |
|
+ Gewaarborgd weekloon: | Aantal uren |
…….. |
…….. |
|
+ Feestdagen: | Aantal Uren |
…….. |
…….. |
|
+ Overuren | ||||
a) aanwezigheidsuren |
100% |
Aantal Uren |
…….. |
…….. |
b) werkuren |
50% |
Aantal Uren |
…….. |
…….. |
c) |
200% |
Aantal Uren |
…….. |
…….. |
Compenserende rust aan 100% | Aantal Uren |
…….. |
…….. |
|
+ Verwijderingsvergoeding | Uren aan |
…….. € + |
…….. |
|
+ Regelmatige premies |
………….. |
|||
Brutoloon |
…….. |
|||
– RSZ afhouding |
…………. |
|||
Belastbaar loon | ||||
+ Gewaarborgd maandloon: | …….. | Dagen aan |
…….. € + |
…….. |
+ Onregelmatige premies | …….. | Uren aan |
…….. € + |
…….. |
Belastbaar bedrag: |
……… |
|||
– Bedrijfsvoorheffing |
………….. |
|||
Nettoloon |
…….. |
|||
+ Verplaatsingskosten en Diversen: |
…….. |
|||
+ Vervoerkosten: |
…….. |
|||
+ Aanvullende vergoedingen: |
………….. |
|||
– Bijzondere bijdrage RSZ |
………….. |
|||
TOTAAL: |
…….. |
|||
Handtekening van de arbeider | – VOORSCHOT: |
…….. |
||
TE BETALEN: |
………….. |
|||
(*) ziekte – deeltijds werkloosheid – pensioen of brugpensioen |
======== |
|||
Te recuperen uren: ……………. | ||||
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante aktiviteiten.
Dit KB wordt vervangen door het nieuw KB conform de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 (zie verder).
rechtsbron
|
nummer
|
reg.nr.
|
rechtsbrondatum
|
gepubliceerd in
|
publicatiedatum
|
pagina
|
K.B.
|
|
|
12.04.1988
|
B.S.
|
27.04.1988
|
P 05891
|
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, punt 1, op artikel 24, par. 1, punt 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en op artikel 26bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985;
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing :
op de werkgevers die verhuizingen verrichten, op de uitbaters van meubelbewaringen en hun aanverwante aktiviteiten welke onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
op de werklieden die door de onder punt 1 bedoelde werkgevers worden tewerkgesteld.
Art.2
Voor de toepassing van dit besluit :
duidt de term verhuizingen elke overbrenging van installaties aan van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, jaarbeurzen, fabrieken, tentoonstellingen;
duidt de term aanverwante aktiviteiten elk vervoer aan van zaken dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn voor het vervoer van meubelen of om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen of electrische huishoudapparaten;
onder voertuig speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen, verstaat men elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals : dekens, kisten en soortgelijk materieel;
duidt de bewoording meubelbewaring de opslagplaatsen aan voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde speciale bewaringsinstallaties vergen.
Art.3
Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als tijd beschouwd gedurende dewelke de werkman ter beschikking van de werkgever staat :
de wachttijd die verband houdt met de tol-, quarantaine of medische aangelegenheden aan de grens;
de tijd gedurende dewelke de autobestuurder aan boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, ten einde de veiligheid van de wagen en van de lading te verzekeren, maar geen enkel werk verricht;
de tijd doorgebracht in de kabine door werklieden, andere dan de autobestuurder, terwijl deze laatste de wagen bestuurt of de sub b voorziene taak vervult;
voor het rijdend personeel :
de periode tijdens dewelke de werkman niet deelneemt aan de voorbereidende werkzaamheden van het laden, het lossen, het terug ineenzetten en het uitpakken;
de periode tijdens dewelke het voertuig bestuurd wordt door een tweede bestuurder (ploeg van twee autobestuurders);
de tijd die overeenstemt met de onderbrekingen van de rijtijd voorzien door artikel 7 van het EEG-reglement nr. 3820/85 van 20 december 1985, betreffende de harmonisatie van sommige bepalingen op sociaal vlak voor het wegvervoer;
de ganse tijd besteed aan eetmalen en rusttijden.
Art.4
De bij artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen of een lagere grens vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst kunnen overschreden worden, op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van maximum zes maanden, gemiddeld de arbeidsduur vastgesteld bij wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst niet overschrijdt.
Art.5
De tijden bepaald bij artikel 3, a), b), c), d), e), dienen genoteerd op een individueel document afgeleverd door de Belgische Kamer der Verhuisondernemers. Dit document zal ter beschikking van de werknemers moeten gesteld worden. De vorm en de inhoud van dit document worden door het Paritair Comité voor het vervoer erkend.
Art.6
Het koninklijk besluit van 22 april 1985 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten wordt opgeheven.
Art.7
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1987.
Art.8
Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1988, betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten;
Gelet op de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;
Gelet op het advies nr.38416/1 van de Raad van State, gegeven op 26 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij:
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de mobiele werknemers van de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaringen en hun aanverwante activiteiten welke onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
1. “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpakken, uitpakken, monteren, demonteren, zonder dat deze opsomming limitatief is;
2. “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
3. “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn, inzonderheid voor het vervoer van meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven;
4. “voertuigen speciaal uitgerust voor de verhuizing van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein vastzet- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, en soortgelijk materiaal.
Artikel 3
Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als arbeidstijd beschouwd:
1. de beschikbaarheidstijd zoals bepaald in artikel 3, b) van de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen, dit wil zeggen:
a) andere perioden dan pauzes of rusttijden, waarin de chauffeur niet op zijn werkplek behoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan te vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren;
b) de perioden waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt;
c) de wachttijden aan de grenzen of bij laden en/of lossen waarvan de duur op voorhand bekend is of waarvan de verwachte duur wordt in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer;
d) de wachttijden tengevolge van rijverboden;
e) de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder of in de slaapcabine.
2. de meertijd die de chauffeur nodig heeft om de afstand af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien dit niet op de gebruikelijke plaats is gestald;
3. de wachttijden die verband houden met de tol-, quarantaine of medische aangelegenheden;
4. de tijd gedurende dewelke de werknemer aan boord of in de nabijheid van het voertuig verblijft, teneinde de veiligheid van het voertuig en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert. De verwachte duur van deze tijd wordt bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer;
5. de tijd gewijd aan de eetmalen;
6. de tijd, die overeenstemt met de onderbrekingen van de rijtijd bedoeld in artikel 7 van de EEG-Verordening nr. 3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer;
7. de tijd gedurende dewelke geen arbeid wordt verricht, maar tijdens dewelke de aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van het voertuig vereist is teneinde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren. De verwachte duur van deze tijd wordt bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer.
Artikel 4
De bij artikelen 19 en 20 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen of een lagere grens vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen worden overschreden, op voorwaarde dat in de loop van één week niet meer dan 50 uur wordt gewerkt en op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald bij de wet of bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gemiddeld over een periode van maximum zes maanden, wordt gerespecteerd.
Artikel 5
De tijden bepaald bij artikel 3 dienen te worden genoteerd op een individueel document. De werkgevers hebben de verplichting dit prestatieblad ter beschikking te stellen van de betrokken werknemers. De vorm en de inhoud van dit document worden door het Paritair Comité voor het vervoer goedgekeurd.
Artikel 6
Het Koninklijk Besluit van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten wordt opgeheven.
Artikel 7
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2005 ( = eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het BS).
Artikel 8
Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante aktiviteiten.
rechtsbron
|
nummer
|
reg.nr.
|
rechtsbrondatum
|
gepubliceerd in
|
publicatiedatum
|
pagina
|
K.B.
|
|
|
10.08.2005
|
B.S.
|
05.09.2005
|
P38725
|
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, 1°, artikel 24, § 1, 2° vervangen bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985, en artikel 26bis ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wetten van 22 januari 1985, 10 juni 1993, 21 december 1994, 26 juli 1996 en 4 december 1998;
Bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters
Neerlegging : 28/09/2020
Registr. : 08/10/2020
N° 161279/CO/140
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2020 houdende bedragen van de toelagen en tegemoetkomingenin de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. (P.C. 140.05) |
Artikel 1. Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
|
Artikel 2.
In artikel 4 van de cao Collectieve arbeidsovereenkomst tot wijziging van de CAO van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, registratienummer 94385 wordt na alinea 1 volgende alinea toegevoegd: “Werkgevers die hun werknemers tijdelijk niet kunnen tewerkstellen door de coronacrisis, kunnen van deze regeling ook gebruik maken bij tijdelijke werkloosheid door overmacht (wegens het coronavirus) en dat tot 31 augustus 2020, behoudens verlenging van deze maatregel”. |
Artikel 3.
Deze cao neemt een aanvang op datum 1 januari 2020 en is van onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de contracterende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité. |
Collectieve arbeidsovereenkomst tot wijziging van de CAO van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 77978 | 19.12.2005 | ||||
K.B. | 22.03.2006 | B.S. | 23.05.2006 | 26194 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3.
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord voor de jaren 2005-2006.
HOOFDSTUK III. Toepassingsmodaliteiten
Artikel 3.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer op datum van 25 januari 1985 (KB van 22 april 1985) welke de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuzingen, meubelbewaarneming en hun aanverwante activiteiten” herneemt.
Artkel 4.
A. Bijkomende toelage voor werkloosheid
“In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen:
- 4,20 EUR in een vijfdagen week;
- 3,50 EUR in een zesdagen week.
Enkel de werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P, hebben recht op deze toelage.
Artikel 5.
B. Bijkomende toelage voor ziekte
Artikel 3 van de voormelde CAO van 25 juli 1986, wordt vervangen door de volgende bepalingen:
“In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, worden de bedragen van de bijkomende toelage voor ziekte, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de statuten van genoemd Fonds, als volgt vastgesteld:
aan de zieke werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P en welke gewaarborgd maandinkomen genieten, wordt voor de 23 kalenderdagen die het gewaarborgd weekinkomen opvolgen een dagelijkse bijkomende toelage betaald van:
- 1,20 EUR per werkdag in de vijfdagenweekregime
- 1,00 EUR per werkdag in een zesdagenweekregime
Na de periode van gewaarborgd maandinkomen een dagelijkse toelage van:
- 2,40 EUR per werkdag in een vijfdagenweekregime
- 2,00 EUR per werkdag in een zesdagenweekregime
HOOFDSTUK IV. Opheffingsbepalingen
Artikel 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt artikel 2 en 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij KB van 10 oktober 1986 (BS van 5 november 1986); gewijzigd bij CAO van 8 juli 1993, algemeen verbindend verklaard bij KB van 31 mei 1994 (BS van 23 augustus 1994); gewijzigd bij CAO van 12 juni 2001, algemeen verbindend verklaard bij KB van 5 november 2002 (BS van 15 januari 2003); gewijzigd bij CAO van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij KB van 12 mei 2004 (BS van 23 juni 2004)
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
Artikel 7.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2006 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003
Collectieve arbeidsovereenkomst tot wijziging van de CAO van 12 juni 2001 houdende de wijziging van de CAO van 25-07-1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3.
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 2003-2004.
HOOFDSTUK III. Bedragen van de toelagen
Bijkomende toelage voor werkloosheid
Artikel 3.
In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen:
- 3,00 EUR in een vijfdagen week;
- 2,50 EUR in een zesdagen week.
Enkel de werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P, hebben recht op deze toelage.
HOOFDSTUK IV. Terugbetaling van de toelagen
Artikel 4.
Artikel 15, b) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het Vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt door de volgende bepaling vervangen:
“b) van 100 % van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 % van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen;”
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Collectieve arbeidsovereenkomst tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 25.07.1986 | |||||
C.A.O. | 65012/co/140.5 | 26.11.2002 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing :
- op de werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee zij gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst;
- op de werkgevers die de werklieden en werksters onder punt 1 bedoeld, in dienst hebben.
Hoofdstuk II : Bedragen van de toelagen
A. Bijkomende toelage voor werkloosheid.
Art.2
In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen :
- [voor de meerderjarige werklieden en werksters :
- 86 F in een vijfdagenweek;
- 72 F in de Engelse week.
- voor de minderjarige werklieden en werksters :
- 60 F in een vijfdagenweek;
- 50 F in een Engelse week.] (gewijzigd bij c.a.o. 08.07.1993)
Enkel de werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P, hebben recht op deze toelage.
B. Bijkomende toelage voor ziekte.
Art.3
In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, worden de bedragen van de bijkomende toelage voor ziekte, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de statuten van genoemd Fonds, als volgt vastgesteld:
aan de zieke werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P en welke gewaarborgd maandinkomen genieten, wordt betaald :
- een dagelijkse bijkomende toelage van :
- 40 frank per werkdag in de vijfdagenweek;
- 34 frank per werkdag in de Engelse week, gedurende de periode dat zij recht hebben op het gewaarborgd maandinkomen, het is te zeggen de 23 kalenderdagen die het gewaarborgd weekinkomen opvolgen.
- een dagelijkse toelage van :
- 93 frank per werkdag in de 5 dagenweek,
- 77,50 frank per werkdag in de Engelse week, na de periode van het gewaarborgd maandinkomen.
Deze bijkomende toelage voor ziekte wordt uitbetaald door de werkgever aan de werkman of de werkster en wordt hem door het Fonds terugbetaald tegen afgifte van een document, waarvan de modaliteiten door de Raad van Beheer worden vastgesteld, vergezeld van het attest van het ziekenfonds bij dewelke de werkman of de werkster is aangesloten.
De vergoeding voor de arbeidsongeschiktheid voor éénzelfde oorzaak mag de ononderbroken periode van zes maanden niet overschrijden, het gewaarborgd weekinkomen en het gewaarborgd maandinkomen inbegrepen.
C. Toelage van vertrek wegens op pensioen, brugpensioenof brugrust pensioenstelling.
Art.4
[In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, wordt het bedrag van de toelage voor vertrek wegens op pensioen- of brugpensioenstelling, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de statuten van genoemd fonds, als volgt vastgesteld : elke werkman of werkster, die met pensioen of brugpensioen gaat, heeft recht op een vergoeding van 1.000 F per jaar ancienniteit in de sector met een maximum van 16.000 F.Deze toelage wordt betaald door de werkgever en wordt hem door het fonds terugbetaald, tegen afgifte van een document, waarin verklaard wordt dat de werkman of werkster wettelijk op pensioen of brugpensioen gesteld is.] (gewijzigd bij c.a.o. 08.07.1993)
D. Tegemoetkoming bij overlijden.
Art.5
[In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, wordt de tegemoetkoming bij overlijden, bedoeld in de artikelen 11 en 12 van de statuten van genoemd fonds, als volgt vastgesteld : bij overlijden van een werkman of werkster, drager van een verhuiskaart P, tengevolge van een ziekte of een ongeval verschillend van een arbeidsongeval of een ongeval op de weg van en naar het werk, wordt aan de personen die de begrafeniskosten dragen een bedrag van 50.000 F toegekend.Deze tegemoetkoming wordt betaald door de werkgever en wordt hem door het fonds terugbetaald, tegen afgifte van een document, waarvan de modaliteiten worden vastgesteld door zijn raad van beheer, vergezeld door een uittreksel van de overlijdensakte.
Bij overlijden van een werkman of werkster, drager van een verhuizerskaart P, tengevolge van een arbeidsongeval of een ongeval op de weg van en naar het werk, wordt, aan de rechthebbenden, een bedrag van 100.000 F toegekend door de verzekeringsmaatschappij die dit risiko dekt.] (gewijzigd bij c.a.o. 08.07.1993)
E. Aanvullende sociale toelage.
Art.6
[Ter uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, wordt de aanvullende sociale toelage, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van de statuten van genoemd Fonds, als volgt vastgesteld : de werkman of werkster, drager van een verhuizerskaart P, die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door de statuten, heeft recht op een jaarlijkse aanvullende sociale toelage van 3.500 F voor het dienstjaar 1997, uitbetaalbaar in 1998.Deze toelage wordt aan hun aangesloten leden uitbetaald door de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden. Deze organisaties kunnen de terugbetaling ervan bekomen bij het fonds overeenkomstig de door de raad van beheer van het fonds bepaalde modaliteiten.] (gewijzigd bij c.a.o. 27.06.1997)
Hoofdstuk III : Bijdrage van de werkgevers
Art.7
[De bijdrage van de werkgevers, zoals bedoeld in artikel 24 van de statuten van het Sociaal Fonds, wordt als volgt vastgesteld :- lste kwartaal 2003 : l,07 %
- 2de kwartaal 2003 : 1,07 %
- 3de kwartaal 2003 : 1,47 %
- 4de kwartaal 2003 : 1,47 %
- vanaf het lste kwartaal van 2004 : 1,27 % van de lonen aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan 108 %.] (gewijzigd bij c.a.o. 26.11.2002)
Hoofdstuk IV : Geldigheid
Art.8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1986 voor de duur van één jaar. De duur ervan wordt telkens met één jaar verlengd, behalve bij opzegging door één der partijen, zes maanden voor de vervaldag. Deze opzegging moet bij een ter post aangetekende brief worden betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Art.9
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 juli 1985, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 september 1985.
Stelsel voor werkloosheid met bedrijfstoeslag (2019-2021)
Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2019 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor de arbeiders en arbeidsters van de sector verhuis, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. |
HOOFDSTUK I : Toepassingsgebied |
Artikel 1
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair sub-comité voor de verhuizing §2. Het paritair sub-comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen. Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden. Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei Het paritair sub-comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten. Artikel 2 Met arbeiders wordt hierna bedoeld : de arbeiders en arbeidsters van de in artikel 1 genoemde ondernemingen. |
HOOFDSTUK II : juridisch kader |
Artikel 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2019-2020, gesloten op 13 juni 2019. |
HOOFDSTUK III : Toekenningsvoorwaarden |
Artikel 4
Er wordt een aanvullende vergoeding voor werkloosheid met bedrijfstoeslag ten laste van de werkgever toegekend onder de volgende voorwaarden, waaraan cumulatief moet zijn voldaan:
o wanneer de opzeggingstermijn afloopt tijdens de bovenvermelde referentieperiode, moet de leeftijd uiterlijk op de laatste dag van de opzegtermijn bereikt zijn o wanneer de opzeggingstermijn afloopt buiten de bovenvermelde referentieperiode, moet de leeftijd binnen de bovenvermelde referentieperiode bereikt zijn o in geval van onmiddellijke verbreking moet de leeftijd bereikt zijn op het einde van de arbeidsovereenkoms
De arbeiders zullen van de werkloosheid met bedrijfstoeslag gebruik kunnen maken tot op de datum waarop hun rustpensioen ingang vindt. |
HOOFDSTUK IV : Omkadering |
Artikel 5
het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag de CAO 17: collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 – gesloten in de Nationale Arbeidsraad – tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde arbeiders/arbeidsters indien zij worden ontslagen, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 17 bis van 29 januari 1976, nr. 17 nonies van 7 juni 1983, nr. 17 duodevicies van 26 juli 1994, nr. 17 vicies van 17 december 1997, nr. 17 vicies quater van 19 december 2001, nr. 17 vicies sexies van 7 oktober 2003, nr. 17 tricies van 19 december 2006, nr. 17 tricies sexies van 27 april 2015, nr. 17 tricies septies van 15 december 2015 en nr. 17/38 van 19 december 2017 de CAO 131: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 131 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2019 en 2020, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 139: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 139 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2021 en 2022 van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 130: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 van 23 april 2019 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de voorwaarden voor de toekenning van een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere arbeiders/arbeidsters die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 138: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 138 van 23 april 2019 tot vaststelling voor de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021, van de voorwaarden voor de toekenning van een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 132: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 132 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2019 en 2020, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers in een zwaar beroep die worden ontslagen de CAO 140: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 140 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2021 en 2022, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers in een zwaar beroep die worden ontslagen de CAO 135: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 135 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2019 en 2020, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen de CAO 142: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 142 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2021 en 2022, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen de CAO 141: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 141 van 23 april 2019 tot invoering voor de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021 van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen de CAO 134: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 134 van 23 april 2019 tot invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden voor sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen |
HOOFDSTUK V – Beschikbare stelsels |
Artikel 6 In toepassing van de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten en van artikel 3, §7 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, wordt het recht op bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders : – Die een beroepsloopbaan van 40 jaar kunnen bewijzen – En die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en tijdens de periode 2019 – 2020 of tijdens de periode die loopt van 01.01.2021 tot 30.06.2021, de leeftijd van 59 jaar bereikt hebben
Artikel 7 In toepassing van de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten en van artikel 3, §1 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, wordt het recht op bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders : – die een beroepsloopbaan van 33 jaar kunnen bewijzen – uiterlijk op 30.06.2021 ontslagen worden – uiterlijk op 30.06.2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de leeftijd van 59 jaar bereikt hebben – En voldoen aan één van de volgende voorwaarden : o Hetzij gedurende 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar of gedurende 7 jaar tijdens de laatste 15 jaar in een zwaar beroep gewerkt hebben o Hetzij minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in artikel 1 van de CAO nr. 146 van 23 maart 1990 Artikel 8 Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §3 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (nachtarbeid, onderbroken diensten, wisselende ploegen).
Artikel 9 In toepassing van In toepassing van de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten en vanartikel 3, §3 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, wordt het recht op bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders : – die een beroepsloopbaan van 35 jaar kunnen bewijzen – uiterlijk op 30.06.2021 ontslagen worden – uiterlijk op 30.06.2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de leeftijd van 59 jaar bereikt hebben – En voldoen aan één van de volgende voorwaarden : o Hetzij gedurende 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar of gedurende 7 jaar tijdens de laatste 15 jaar in een zwaar beroep gewerkt hebben o Hetzij minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de CAO nr. 146 van 23 maart 1990 Artikel 10 Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §3 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (nachtarbeid, onderbroken diensten, wisselende ploegen). |
HOOFDSTUK III : Geldigheidsduur |
Artikel 11
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en is geldig tot 30 juni 2021. |
§2. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2017 (KB 27.06.2018 – BS 23.07.2018 – nr 143330/CO/140) betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor de arbeiders en arbeidsters van de sector verhuis, meubelbewaring en aanverwante activiteiten. |
§3. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Educatief verlof
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de invoering van educatief verlof in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
49948 |
21.12.1998 |
|
|
|
K.B. |
|
|
07.05.2000 |
B.S. |
08.09.2000 |
30682 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Par.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, alsook op hun werklieden.
Par.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
- “verhuizingen” : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring” : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz….
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen” : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz…
Par.3
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
Hoofdstuk II : Betaald educatief verlof
Art.2
Werknemers kunnen beroep doen op educatief verlof voor opleidingen zoals omschreven in de sociale herstelwet van 22 januari 1985 artikel 109 en de sectoropleiding binnen het bedrijf bestaande uit 8 formules waarvan het programma vastgesteld is door het Sociaal Fonds en als volgt omschreven :
- Module 1 : Opfrissing : 2 uren
- 1. Gebruik van aangepast verpakkingsmateriaal
- 2. Milieu bewust zijn
- Module 2 : 8 uren
- 1. Inpak van breekbare voorwerpen
- 2. Inpak van boeken
- 3. Inpak van andere voorwerpen
- 4. Markeren van dozen
- Module 3 : Afbreken en opbouwen : 4 uren
- Module 4 : Lokale verhuis : 8 uren
- Module 5 : Internationale verhuis : 8 uren
- Module 6
- Opstellen van paklijsten
- Inspectie van verhuisunit voor de lading
- Vastzetten van de lading
- Afsluiten van verhuisunit na lading (kisten, container, vrachtwagen)
- Module 7 : Ladderlift : 8 uren
- Module 8 : Algemeenheden : 2 uren.
Art.3
Om hun respectievelijke rechten op betaald educatief verlof aan te tonen, moeten de werknemers aan hun werkgever een bewijskrachtig document overhandigen die het hoofd van de onderwijs- of opleidingsinrichting hun moet uitreiken, met name : een getuigschrift waaruit de regelmatige inschrijving blijkt en waarin de vorming(en) waarvoor de werknemer is ingeschreven, het aantal uren vorming en het tijdschema vermeld worden.
Art.4
De werknemers verwittigen onmiddellijk hun werkgever wanneer zij de aan gang zijnde cursus niet meer volgen of onderbreken.
Art.5
Het betaald educatief verlof wordt in de onderneming door de ondernemingsraad vastgesteld of, bij ontstentenis ervan, in gemeen overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging of bij gebrek hiervan, tussen de werkgever en de werknemer.
Bij deze vaststelling wordt er zowel rekening gehouden met de vereisten van de arbeidsorganisatie in de onderneming, als met de belangen en de eigen toestand van elke werknemer. Dit betaald educatief verlof wordt vastgesteld bij toepassing en in het kader van artikel 113 van de wet van 22 januari 1985;
De ondernemingshoofden verbinden er zich evenwel toe alles in het werk te stellen om het de werknemers mogelijk te maken zich in te schrijven voor de in deze wet voorziene cursussen. Indien men het hierover niet eens kan worden op het niveau van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis ervan, tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging, kunnen de vakorganisaties een beroep doen op het beperkt comité bevoegd voor de subsector en opgericht in de schoot van het Paritair Comité voor het vervoer.
Art.6
De vereisten inzake de arbeidsorganisatie en de noodzaak om het werk degelijk te organiseren, rekening houdend met het aantal afwezigheden en met de duur ervan voor de toekenning van kredieturen, impliceren dat de rechthebbende werknemers de werkgever ten minste 15 dagen op voorhand moeten verwittigen, behalve in geval van overmacht.
Hoofdstuk III : Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst
Art.7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd door elk der ondertekenende partijen, door een aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, mits inachtname van een opzeggingstermijn van minimum zes maanden.
Eindejaarspremie
Neerlegging : 28/09/2020
Registratie : 08/10/2020
N° : 161280/CO/140
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2020 houdende de eindejaarspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. (P.C. 140.05) |
Artikel 1. Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
|
Artikel 2.
Het artikel 3 van de Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2014, « Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de betaling van een eindejaarspremie aan de werknemers en werkneemsters die hoofdzakelijk handarbeid verrichten tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen », registratienummer 123059 wordt aangepast als volgt: « Artikel 3. De betaling van een eindejaarspremie wordt toegekend aan de werknemers bedoeld in artikel 1, §2. Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vanaf het jaar 2010 vastgesteld op 170 x maal het werkelijk betaald uurloon van de maand december van het betrokken kalenderjaar, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden arbeidsprestatie tijdens het betrokken kalenderjaar. Dit werkelijk betaald uurloon moet ten minste gelijk zijn aan het conventioneel basisuurloon. Elke maand in de loop waarvan 14 kalenderdagen arbeidsprestatie wordt geleverd, wordt als een volledige maand beschouwd. Het totaalbedrag kan met € 1,24 worden verminderd per dag ongerechtvaardigde afwezigheid. De dagen verlof en de dagen tijdelijke werkloosheid, worden met dagen arbeidsprestaties gelijkgesteld. De betaling wordt uiterlijk verricht op de laatste werkdag van de maand december van het betrokken kalenderjaar. ». |
Artikel 3.
Deze cao neemt een aanvang op datum 1 januari 2020en is van onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de contracterende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité. |
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 123059 | 23.06.2014 | ||||
C.A.O. | 69284 | 26.11.2003 | ||||
K.B. | 05.06.2004 | B.S. | 07.07.2004 | 54456 | ||
C.A.O. | 94383 | 15.06.2009 | ||||
K.B. | B.S. |
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
-
op de datum van de betaling, werkelijk tewerkgesteld zijn in de onderneming;
-
op het ogenblik van de betaling, minstens zes maanden anciënniteit hebben in de onderneming.
-
de betrokken werknemers die tijdens het betrokken kalenderjaar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor werknemers hebben bekomen of werden gepensioneerd;
-
de rechthebbenden van de betrokken werknemers overleden in het betrokken kalenderjaar;
-
de betrokken werknemers die werden ontslagen om elke andere reden dan in deze vermeld in 2) van artikel 6.
-
de betrokken werknemers waarvan er een einde komt aan de arbeidsovereenkomst door overmacht. Als referteperiode en prorata basis wordt het laatste kalenderjaar genomen waarin er effectieve prestaties zijn geweest.
-
vrijwillig de onderneming hebben verlaten;
-
in het betrokken kalenderjaar werden ontslagen zonder opzegging en dit om dringende reden;
- ziek zijnde gedurende meer dan zes maanden, de totaliteit hebben genoten van de vergoedingen welke het “Sociaal Fonds voor ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” voor eenzelfde ziekte heeft voorzien.
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de betaling van een eindejaarspremie aan de werklieden en werksters tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Feestdag
|
Flexibiliteit
Deze CAO werd opgeheven en vervangen door de CAO betreffende de invoering van nieuwe regelingen inzake organisatie van de arbeidstijd van 13-06-2005 (zie CAO Nieuw Arbeidstijdstelsel).
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de invoering van nieuwe arbeidsstelsels in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.….;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3.
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader en motivering
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 2003-2004.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel aan de onder artikel 1 bedoelde werkgevers de mogelijkheid te bieden nieuwe arbeidstijdstelsels in te voeren in het kader van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidstijdstelsels en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.
De beoogde flexibiliteit moet de in artikel 1 bedoelde ondernemingen toelaten hun werkzaamheden te optimaliseren en beter te beantwoorden aan de behoeften van de markt. Met de aansluitende bedoeling de tewerkstelling op peil te houden, zal de tewerkstelling in de sector jaarlijks door het Sociaal Fonds Verhuizingen worden geëvalueerd volgens een procedure die zal worden vastgelegd door de Beheerraad van het Sociaal Fonds.
Wat de bepalingen ‘arbeidstijd’, ‘diensttijd’ en de duur ervan betreft, wordt verwezen naar het K.B. van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld bij onder artikel 1 bedoelde werkgevers, evenals naar de CAO van 9 december 1988 met betrekking tot de arbeidsduur.
HOOFDSTUK III. Toegelaten afwijkingen aan wettelijke en conventionele bepalingen
Artikel 3.
De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uren, zoals voorzien in de normale uurregeling van het bedrijf, die opgenomen is in het arbeidsreglement.
Artikel 4.
In de onderneming kunnen nieuwe arbeidstijdstelsels ingevoerd worden die gelijktijdig kunnen voorzien in:
-
a) een dagelijkse arbeidstijd van maximum 10 uren;
-
b) een wekelijkse arbeidstijd van maximum 50 uren;
-
c) een dagelijkse diensttijd van maximum 14 uren per dag;
-
d) een wekelijkse diensttijd van maximum 65 uren per week;
-
e) zondagarbeid, zonder de verplichting van de werkgever om toelating van het Paritair Comité te vragen zoals voorzien in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9/12/1988 betreffende de arbeidsduur in de sector” Verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 14/8/1989, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13/9/1989;
-
f) de termijn binnen dewelke de compenserende, onbezoldigde, rusttijd voor zondagarbeid moet toegekend worden. Deze termijn bedraagt maximum 8 weken;
-
g) arbeid op feestdagen, zonder de verplichting van de werkgever om toelating van het Paritair Comité te vragen zoals voorzien in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9/12/1988 betreffende de arbeidsduur in de sector” Verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten “, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 14/8/1989, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13/9/1989.
Artikel 5.
De prestaties op zon- en feestdagen kunnen niet worden opgelegd en gebeuren op basis van vrijwilligheid, behoudens in geval van overmacht of dreigend ongeval.
Artikel 6.
Het gebruik van de flexibele arbeidsregeling kan tot gevolg hebben dat een dag die volgens de normale uurregeling een rustdag is, een werkdag wordt (bij voorbeeld een zaterdag).
HOOFDSTUK IV. Algemene beginselen
Artikel 7.
De referteperiode waarbinnen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gerespecteerd moet worden, neemt een aanvang op 1 april en eindigt op 31 maart van het jaar volgend. Bij instap van het nieuwe arbeidstijdstelsel in de loop van de referteperiode, wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gerespecteerd vanaf de aanvang van de nieuwe arbeidsregeling, pro rata tot 31 maart eerstkomend.
Artikel 8.
Ten einde te vermijden dat teveel extra uren in de loop van het jaar ontstaan, mag in de loop van het refertejaar een krediet van 65 extra uren nooit worden overschreden.
Artikel 9.
Het nieuwe arbeidstijdstelsel stelt de werkgever niet vrij de Europese Verordening 3820/85 met betrekking tot de rij- en rusttijden voor chauffeurs na te leven.
HOOFDSTUK V. Wijziging van het arbeidsreglement
Artikel 10.
Voor zover de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden nageleefd, dient het nieuwe arbeidstijdstelsel te worden opgenomen als bijlage bij het arbeidsreglement van de onderneming.
Deze opname kan ten vroegste uitwerking hebben vanaf de datum waarop deze gesloten collectieve arbeidsovereenkomst door het Griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen is geregistreerd.
Artikel 11.
De wijziging van het arbeidsreglement ingevolge de invoering van het nieuwe arbeidstijdstelsel wordt ter kennis van werklieden en werksters gebracht in overeenstemming met de wettelijk voorgeschreven procedure, zoals voorzien in art. 15 van de Wet van 8/4/65 tot instelling van de arbeidsreglementen.
HOOFDSTUK VI. In het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden
Artikel 12.
De in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden moeten voltijds tewerkgesteld zijn.
Artikel. 13.
De werkgever moet aan de in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden afleveren:
- a) de verhuizerskaart voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978);
- b) het prestatieblad voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector “verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, bekrachtigd bij Koninklijk Besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989);
-
c) de loonfiche voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector “verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, bekrachtigd bij Koninklijk Besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989) De tachograafgegevens gelden eveneens als registratiebasis.
HOOFDSTUK VII. Termijn van voorafgaande mededeling
Artikel 14.
Indien de werkgever het nieuw arbeidstijdstelsel volgens art. 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wil toepassen, zal hij de betrokken werklieden minstens 24 uren op voorhand op de hoogte brengen van het toepasselijk uurrooster, met vermelding van de aanvangsdatum, aanvangsuur en de vermoedelijke duur van de opdracht. Wijzigingen mogen worden meegedeeld tot 12 uren voor de toepassing.
Artikel 15.
De werkgever moet deze kennisgeving bewaren gedurende een termijn van drie jaar te rekenen vanaf het einde van het kalenderjaar gedurende hetwelk dit uurrooster werd toegepast.
HOOFDSTUK VIII. Minimale arbeidsvoorwaarden
Artikel 16.
§ 1.
Tijdens de door de collectieve arbeidsovereenkomst houdende invoering van een nieuw arbeidstijdstelsel vastgelegde referteperiode, werkt de werkman maximum 1976 arbeidsuren, d.w.z. 38 uren x 52 weken = 1976 arbeidsuren.
§ 2.
Indien de werkman onder arbeidsovereenkomst van bepaalde duur is tewerkgesteld, wordt de maximale duur van zijn arbeidsprestaties bepaald door het aantal weken dat door de overeenkomst is gedekt te vermenigvuldigen met 38.
§ 3.
Betreffende het jaar waarin het nieuw arbeidstijdstelsel wordt ingevoerd, wordt het maximum aantal arbeidsuren dat de werkman mag presteren vastgesteld door het aantal overblijvende weken van de referteperiode (= tot 31/3) te vermenigvuldigen met 38 uren.
§ 4.
Voor de toepassing van deze bepaling, bevat de jaarlijkse arbeidsduur niet enkel de effectief gepresteerde arbeidsuren, maar ook de rustdagen bepaald bij de wet van 4/1/1974 betreffende de feestdagen, de door of krachtens een CAO vastgelegde rustdagen, de periodes van schorsing van uitvoering van de arbeidsovereenkomst bepaald in de wet van 3/7/1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijkomende inhaalrustdagen toegekend in plaats van de uitbetaling van een overloontoeslag, zoals bepaald in art. 29 § 4 van de Arbeidswet van 16/3/1971.
§ 5.
Het nieuwe arbeidstijdstelsel moet minstens een prestatie van 4 uren per begonnen werkdag voorzien.
§ 6.
De niet-gepresteerde uren waarvoor wel het loon werd uitbetaald in het kader van de wettelijk gegarandeerde arbeidsduur van 38 u/week , worden in mindering gebracht van de diensttijd boven de 38u/week, maar met behoud van de regeling ter zake (aanwezigheidspremie, flexibiliteitspremie, overloon).
Artikel 17.
Bij ontstentenis van de kennisgeving vermeld in artikel 11 en medegedeeld overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk VII van deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijft het uurrooster vermeld in het arbeidsreglement van toepassing.
Artikel 18.
Tijdens de door de collectieve arbeidsovereenkomst houdende invoering van een nieuw arbeidstijdstelsel vastgelegde referteperiode wordt de maximale diensttijd van de werkman bepaald op 2964 uren, d.w.z. 57 uren x 52 weken = 2964 uren, inclusief de gelijkgestelde dagen (o.a. ziekte, tijdelijke werkloosheid economische oorzaak, jaarlijkse vakantie, verlof om dwingende redenen,…) volgens art. 16 § 4.
Betreffende het jaar gedurende hetwelk het nieuw arbeidstijdstelsel wordt ingevoerd, wordt het maximum aantal diensturen van de werkman vastgesteld het aantal overblijvende weken tot het einde van de referteperiode (= tot 31/3) te vermenigvuldigen met 57 uren.
Artikel 19.
Worden als overuren beschouwd die aanleiding geven tot de betaling van het overloon bepaald bij artikel 29, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, de uren boven de grenzen zoals bepaald in art. 4 a), b), c) en d).
Artikel 20.
De aanvullende vergoeding gelijk aan de vergoeding voor het avondmaal wordt toegekend indien de diensttijd van de dag 12 uren overschrijdt. Deze vergoeding is niet cumuleerbaar met het voordeel voorzien in de CAO van 26-11-2002 betreffende de verwijderings- en verblijfsvergoeding.
Artikel 21.
§ 1.
De in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden genieten van een flexibiliteitspremie onder de voorwaarden vastgesteld door deze bepaling.
§ 2.
De flexibiliteitspremie is verschuldigd voor alle diensturen boven de 38 uur/week die geen aanleiding geven tot uitbetaling van een overloon en die geen aanwezigheidstijd zijn.
§ 3.
De flexibiliteitspremie bedraagt € 2,44 (waarde 1-11-2002) per uur. De flexibiliteitspremie evolueert op dezelfde wijze en op hetzelfde tijdstip als de verwijderingsvergoeding voorzien in artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1998 betreffende de arbeidsduur in de sector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989).
HOOFDSTUK IX. Uitbetaling van het loon
Artikel 22.
Alle gepresteerde uren (arbeidstijd, aanwezigheidstijd, diensttijd) worden getotaliseerd op maandbasis. Op het einde van iedere loonperiode, betaalt de werkgever aan de werkman:
-
a) het loon berekend op basis van de normale wekelijkse arbeidsduur of volgens de voorziene arbeidstijd per werkdag;
-
b) het overloon met betrekking op de overuren zoals bepaald in artikel 19 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
-
c) de flexibilitieitspremie verschuldigd krachtens artikel 21 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
-
d) het loon met betrekking tot de uren van effectieve diensttijd, de zgn. aanwezigheidsuren die geen arbeidstijd zijn en die geen aanleiding geven tot overloon bij toepassing van artikel 19 van deze arbeidsovereenkomst;
Artikel 23.
Tijdens de periode dat een alternatieve uurregeling wordt toegepast, blijft de werknemer betaald op basis van de gewone uurregeling. Alle uitbetaalde, maar niet gepresteerde uren, worden in mindering gebracht van het totaal aantal uren van de volgende maand die boven de gemiddelde maandbasis van 38 u/week werden gepresteerd, onafgezien de bepalingen van art. 19 en art. 21 onder Hoofdstuk VIII.
HOOFDSTUK X. Geldigheidsduur
Artikel 24.
Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Lonen garagepersoneel
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juli 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vaststelling van de lonen van het garagepersoneel in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Overeenkomst geregistreerd onder het nummer 28577 en algemeen verbindend verklaard bij K.B. 6 december 1991 (B.S., 24 januari 1992).
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
1) de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, die zijn tewerkgesteld in de garages van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
2) de werkgevers die de in 1) bedoelde werklieden tewerkstellen.
Art. 2
Voor een gelijke wekelijkse arbeidsduur zijn de minimumuurlonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, overeenkomstig de van toepassing zijnde functieclassificatie, dezelfde als die van de werklieden die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Art. 3
Elke conventionele loonsverhoging die in het Paritair Comité voor het garagebedrijf wordt toegekend, zal vanaf dezelfde datum van toepassing zijn op de lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden.
Art. 4
De werkelijk uitbetaalde lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, zijn gekoppeld aan hetzelfde referentie-indexcijfer dat voor het Paritair Comité voor het garagebedrijf in aanmerking wordt genomen.
Art. 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 29 december 1975, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1976 (B.S. 1 oktober 1976).
Art. 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk der contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen.
Functieclassificatie & minimumuurlonen
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juli 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vaststelling van de lonen van het garagepersoneel in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Overeenkomst geregistreerd onder het nummer 28577 en algemeen verbindend verklaard bij K.B. 6 december 1991 (B.S., 24 januari 1992).
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
1) de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, die zijn tewerkgesteld in de garages van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
2) de werkgevers die de in 1) bedoelde werklieden tewerkstellen.
Art. 2
Voor een gelijke wekelijkse arbeidsduur zijn de minimumuurlonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, overeenkomstig de van toepassing zijnde functieclassificatie, dezelfde als die van de werklieden die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Art. 3
Elke conventionele loonsverhoging die in het Paritair Comité voor het garagebedrijf wordt toegekend, zal vanaf dezelfde datum van toepassing zijn op de lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden.
Art. 4
De werkelijk uitbetaalde lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, zijn gekoppeld aan hetzelfde referentie-indexcijfer dat voor het Paritair Comité voor het garagebedrijf in aanmerking wordt genomen.
Art. 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 29 december 1975, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1976 (B.S. 1 oktober 1976).
Art. 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk der contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen.
Nieuw arbeidstijdstelsel
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juli 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vaststelling van de lonen van het garagepersoneel in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Overeenkomst geregistreerd onder het nummer 28577 en algemeen verbindend verklaard bij K.B. 6 december 1991 (B.S., 24 januari 1992).
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
1) de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, die zijn tewerkgesteld in de garages van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
2) de werkgevers die de in 1) bedoelde werklieden tewerkstellen.
Art. 2
Voor een gelijke wekelijkse arbeidsduur zijn de minimumuurlonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, overeenkomstig de van toepassing zijnde functieclassificatie, dezelfde als die van de werklieden die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Art. 3
Elke conventionele loonsverhoging die in het Paritair Comité voor het garagebedrijf wordt toegekend, zal vanaf dezelfde datum van toepassing zijn op de lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden.
Art. 4
De werkelijk uitbetaalde lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, zijn gekoppeld aan hetzelfde referentie-indexcijfer dat voor het Paritair Comité voor het garagebedrijf in aanmerking wordt genomen.
Art. 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 29 december 1975, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1976 (B.S. 1 oktober 1976).
Art. 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk der contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen.
Medische schifting
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de kosten van medische schifting in de subsector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
57779 |
21.05.2001 |
|
|
|
K.B. |
|
|
17.05.2002 |
B.S. |
02.08.2002 |
33892 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Hoofdstuk II : Medische schifting
Hoofdstuk III : Geldigheidsduur
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Par.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
Par.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz… met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen.
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz…”.
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz…
Par.3
Onder “werklieden” wordt bedoeld: de werklieden en werksters.
Hoofdstuk II : Medische schifting
Art.2
De medische kosten die rechtstreeks in verband staan met het behalen of het vernieuwen van het nieuw Europees rijbewijs, worden door de werkgever gedragen.
Art.3
Deze kosten worden terugbetaald door het Sociaal Fonds van de sector. De werkgever die om terugbetaling verzoekt, legt een voldoende bewijsstuk voor.
Art.4
De praktische modaliteiten voor de uitvoering van deze collectieve overeenkomst zullen uitgewerkt worden door de Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector.
Art.5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999 betreffende de kosten van medische schifting.
Hoofdstuk III : Geldigheidsduur
Art.6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001. Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Protocol akkoord 2019-2020
- Juridisch kader
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2019-2020.
Art. 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
1)
op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Subcomité voor de verhuizing;
2)
op de werklieden en werksters die worden tewerkgesteld door de in 1) bedoelde werkgevers.
- Bepalingen
Art. 3
Invulling van de marge van 1,1% op de brutolonen vanaf 1/9/2019.
Art. 4
Verhoging van de syndicale premie in twee stappen, nl.:
-
- 135 € in 2019
- 140 € in 2020
Betaling door het Sociaal Fonds volgens de geldende afspraken.
Art. 5
Afsluiten van een C.A.O. met betrekking tot de vakbondsafvaardiging in de verhuisondernemingen vanaf 1/7/2020, zijnde:
-
- 2 mandaten vanaf 30 arbeiders;
- 4 mandaten vanaf 75 arbeiders.
Syndicaal verlof van 2 dagen per mandaat en per jaar (effectief & plaatsvervanger), terugbetaling van de loonkost aan de werkgever onder de vorm van een forfaitair bedrag nog te bepalen door het SF.
Art. 6
Aanpassing van de C.A.O. met betrekking tot een verplaatsingsvergoeding voor woon-werkverkeer met volgende punten:
-
- Verhoging van de tussenkomst in het sociaal abonnement tot 70 % vanaf 1/7/2019
- Een tussenkomst in het privé-vervoer vanaf de eerste kilometer, dat vanaf 1/7/2020 (cf. artikel 4 van de C.A.O. 20 juni 2001)
- Verhoging van de fietsvergoeding tot 0,24 €/km in twee stappen:
0,20 €/km vanaf 1/7/2019
0,24 €/km vanaf 1/7/2020
Art. 7
Afsluiting van C.A.O.’ s betreffende het SWT en tijdskrediet/landingsbanen voor onbepaalde duur, met ingang van 1/6/2019 en met volledige invulling van de wettelijke mogelijkheden.
Engagement van de sociale partners om bij wetswijziging deze C.A.O. aan te passen.
Art. 8
Afsluiten van een C.A.O. tot invoering van anciënniteitsverlof vanaf 1/1/2020, nl.: 1 betaalde dag per 5 jaar tewerkstelling in de onderneming, met een maximum van 5 dagen.
Art. 9
Opvanging van de toenemende veroudering in de sector door het ondernemen van concrete acties te inzake gendergelijkheid, werkbaar werk voor 45-plussers en instroom van jongeren.
Specifiek voor vrouwen een campagne voor gendergelijkheid: streven naar gendergelijkheid en verbeteren van instroom van vrouwen.
Art. 10
Wie wil overschakelen van zwaar werk naar lichter werk moet daartoe de kans krijgen, indien nodig met bijkomende opleiding.
Art. 11
Waar nachtwerk van toepassing is, moet terugkeer naar dagwerk gefaciliteerd worden.
Art. 12
Inzake fraude en sociale dumping willen wij intensiever samen werken.
Een specifieke werkingstoelage uit het Sociaal Fonds voor de sociale partners zal voor 1/1/2020 bepaald worden.
- Geldigheid
Art. 13
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 13 juni 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2020.
Zij kan worden opgezegd door elk van de contracterende partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Oprichting van een Beperkt Comité
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende oprichting van een Beperkt Comité voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
40988 |
31.01.1996 |
|
|
|
K.B. |
|
|
10.05.2001 |
B.S. |
14.08.2001 |
27580 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het Vervoer ressorteren alsook op hun werklieden.
Onder werklieden wordt verstaan de werklieden en de werksters.
Hoofdstuk II : Oprichting van een Beperkt Comité
Art.2
In de schoot van het Paritair Comité voor het Vervoer, wordt een beperkt comité opgericht dat voor de sector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten bevoegd is.
Art.3
Dit Beperkt Comité is samengesteld uit :
- a) de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer;
- b) twee vertegenwoordigers van de voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten representatieve werkgeversorganisatie die in de schoot van het Paritair Comité voor het Vervoer zetelt;
- c) twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties die in de schoot van het Paritair Comité voor het Vervoer zetelen en die voor de onder artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden representatief zijn.
Ieder effectief lid heeft een plaatsvervanger.
De plaatsvervanger neemt aan de beraadslaging van het Beperkt Comité deel enkel indien het effectief lid afwezig is.
De effectieve en plaatsvervangende leden van het Beperkt Comité worden door het Paritair Comité voor het Vervoer aangeduid op voorstel van de in dit artikel bedoelde organisaties.
Deze effectieve en plaatsvervangende leden worden gekozen onder de effectieve en plaatsvervangende leden van het Paritair Comité voor het Vervoer.
Art.4
Het Beperkt Comité komt op uitnodiging en onder het voorzitterschap van de voorzitter van het paritair comité bijeen.
Art.5
Het Beperkt Comité beraadslaagt enkel geldig indien alle organisaties die er in zetelen vertegenwoordigd zijn.
Hoofdstuk III : Opdrachten van het Beperkt Comité
Art.6
Het Beperkt Comité is belast met alle opdrachten die het zijn toevertrouwd door de collectieve arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn op de in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werkgevers.
Hoofdstuk IV : Geldigheidsduur
Art.7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 31 januari 1996 en is voor onbepaalde duur gesloten.
Ze kan opgezegd worden door iedere partij mits betekening, per aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer, van een opzeggingstermijn van drie maanden.
De partij die het initiatief neemt deze overeenkomst op te zeggen is ertoe gehouden de redenen ervan mede te delen.
Vrijwillig deeltijdse arbeid
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26.06.1997 betreffende de vrijwillig deeltijdse arbeid in de sector “Verhuisondernemingen, meubelbewaring en de aanverwante activiteiten ervan”
rechtsbron
|
nummer
|
reg.nr
|
rechtsbrondatum
|
gepubliceerd in
|
publicatiedatum
|
pagina
|
|||
C.A.O.
|
|
46357
|
27.06.1997
|
|
|
|
|||
K.B.
|
|
|
25.01.2000
|
B.S.
|
06.04.2000
|
10853
|
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
§.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
- “verhuizing” : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz… met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring” : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen.
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen” : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz.
§.3
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
Hoofdstuk II : Juridisch kader
Art.2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van hoofdstuk IV van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, par. 2, 30, par. 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Deze overeenkomst is een aanvulling op het tewerkstellingsakkoord vervat in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 houdende een tewerkstellingsakkoord in de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
Hoofdstuk III : Algemene bepalingen
Art.3
§.1
Elke werkman tewerkgesteld onder arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur heeft de mogelijkheid mits toestemming van zijn werkgever vrijwillig van een voltijdse arbeidsregeling over te stappen naar een deeltijds arbeidsregime dat aan de bepalingen van artikel 4 van deze overeenkomst beantwoordt.
§.2
De in par. 1 van dit artikel bedoelde mogelijkheid is aan geen enkele beperking onderworpen indien het ingeroepen wordt wegens één der redenen opgesomd in artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst.
De verlenging van de periode van vermindering van de arbeidsduur is aan geen enkele beperking onderworpen.
§.3
Indien het overstappen naar deeltijdse arbeid aangevraagd wordt om een reden niet opgenomen in artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst is de mogelijkheid, behalve mits toestemming van de werkgever, beperkt tot:
- in de ondernemingen die minder dan 20 werklieden tewerkstellen : het equivalent van één voltijdse werkman;
- in de ondernemingen die ten minste 20 werklieden tewerkstellen en ten hoogste 50 : het equivalent van twee voltijds tewerkgestelde werklieden;
- in de andere ondernemingen : het equivalent van 5 pct. van de voltijds tewerkgestelde werklieden.
Voor de toepassing van deze overeenkomst neemt men het aantal werklieden in aanmerking die tewerkgesteld waren in het kalenderjaar voorafgaand aan het verzoek van de werkman om van het recht op vrijwillig deeltijdse arbeid te genieten.
Art.4
Het deeltijds arbeidsregime zal ten minste de helft van het aantal arbeidsuren van een voltijds arbeidsregime bevatten.
Binnen het wettelijk kader, kan de arbeidstijd van de deeltijdse werkman op jaarbasis worden berekend.
Overeenkomstig de bedrijfsorganisatorische mogelijkheden zal de keuze van het uurrooster vastgesteld worden tussen werkgever en werkman.
Art.5
§.1
De vermindering van de arbeidsduur kan aangevraagd worden voor een welbepaalde periode of voor een onbepaalde periode.
§.2
Indien de in artikel 3 bedoelde mogelijkheid voor een welbepaalde periode aangevraagd wordt moet deze periode, onder voorbehoud van toepassing van de bepalingen van par. 3 van dit artikel, een duur van ten minste drie maanden en van ten hoogste 12 maanden bedragen.
De periode is hernieuwbaar.
§.3
Indien de mogelijkheid voorzien in artikel 3 ingeroepen wordt voor het verlenen van palliatieve zorg aan personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte of voor het verlenen van bijstand of verzorging van een gezinslid of familielid dat lijdt aan een zware ziekte, bij afwijking op de bepalingen van par. 2 van dit artikel, kan het overstappen naar deeltijdse arbeid aangevraagd worden voor een periode van ten minste één maand.
Het bewijs van de in deze paragraaf omschreven redenen wordt geleverd overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.
De periode van overstap van deeltijdse arbeid is hernieuwbaar zolang de reden die er aan de basis van ligt blijft bestaan.
Hoofdstuk IV : Procedure
Art.6
De werkman die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid bedoeld in artikel 3 zal de werkgever hiervan op de hoogte brengen ten minste twee maanden VOOR de aanvang van de gewenste periode van vermindering van de arbeidsduur.
De in het vorig lid vastgestelde termijn wordt tot 15 dagen herleid in geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst.
De aanvraag zal vermelden:
- de aanvangsdatum van de gewenste periode van vermindering van de arbeidsduur;
- de periode tijdens dewelke de werkman de arbeidsduur wenst te verminderen, namelijk voor een onbepaalde duur of voor een welbepaalde periode en, in dit laatste geval, de concrete periode;
- het uurrooster dat de voorkeur van de werkman heeft binnen de uurroosters voor een deeltijdse tewerkstelling die in het arbeidsreglement van de onderneming opgenomen zijn.
Bovendien indien de werkman artikel 5, par. 3 inroept, moet hij aan de aanvraag een medisch attest toevoegen dat de gehechtheid van de ingeroepen reden bevestigt.
Art.7
Binnen de maand te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, moet de werkgever aan de werkman schriftelijk mededelen:
- zijn beslissing betreffende de toepassing van het overstappen naar deeltijdse arbeid;
- zijn eventueel akkoord betreffende het uurrooster gevraagd door de werkman of een voorstel van ander uurrooster.
In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de door dit artikel vastgestelde termijn herleid tot 15 dagen.
Art.8
Indien de werkgever zijn toestemming heeft gegeven betreffende het overstappen naar deeltijdse arbeid, uiterlijk 15 dagen VOOR de aanvang van de periode van vermindering van arbeidsduur moeten de partijen tot een vergelijk komen betreffende het uurrooster. In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de termijn van 15 dagen tot 8 dagen herleid.
Bij gebrek aan akkoord, moet de werkgever het geschil voorleggen aan het beperkt comité bevoegd voor de subsector en opgericht in de schoot van het Paritair Comité voor het vervoer.
De werkgever deelt het geschil bij telecopij mede aan de voorzitter uiterlijk veertien dagen VOOR de aanvang van de vermindering van de arbeidsduur. In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de termijn van 14 dagen herleid tot 7 dagen.
Het beperkt comité moet zich binnen de acht dagen te rekenen vanaf de mededeling van het geschil aan de voorzitter uitspreken. In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de termijn van 8 dagen herleid tot 3 dagen.
Art.9
De werkman die de periode van vermindering van de arbeidsduur wenst te verlengen moet er de aanvraag van indienen uiterlijk 15 dagen VOOR het einde van de lopende periode.
Art.10
De individuele arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk gewijzigd en de wettelijke regels inzake deeltijdse arbeid zijn toepasselijk.
Art.11
Indien het arbeidsreglement toepasselijk op de onderneming geen uurroosters voor deeltijdse arbeid vervat is de werkgever ertoe gehouden een wijziging van het arbeidsreglement voor te stellen die uurroosters voor deeltijdse arbeid inlast.
In het geval bedoeld in het vorige lid, deelt de werkgever, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, zijn voorstel mede VOOR 1 september 1997.
Hoofdstuk V : Compenserende aanwerving
Art.12
De werkgever heeft de verplichting een vervanger aan te werven van zodra een voltijds arbeidsregime wegvalt tengevolge deze overeenkomst.
Art.13
Bij aanwerving van de vervanger, voor zover artikel 16 niet van toepassing is, zal de werkgever voorrang geven aan werklieden die deeltijds tewerkgesteld zijn en die wensen naar een voltijdse tewerkstelling over te stappen en aan niet tewerkgestelde werkzoekenden.
Art.14
De werkgever heeft de volledige vrijheid betreffende het type arbeidsovereenkomst die hij met de vervanger sluit.
Hoofdstuk VI : Terugkeer naar een voltijds arbeidsregime
Art.15
Indien het overstappen naar een deeltijds arbeidsregime voor een welbepaalde periode werd overeengekomen, na afloop van deze periode, keert de werkman naar een voltijds uurrooster terug.
Art.16
Indien het overstappen naar een deeltijds arbeidsregime voor een onbepaalde duur werd overeengekomen kan de werkman het terugkeren naar een voltijdse tewerkstelling bij zijn werkgever aanvragen.
Hoofdstuk VII : Aanbeveling
Art.17
De ondertekenende partijen bevelen aan de werkgevers aan:
- een gunstig gevolg te geven aan de aanvragen van overstappen naar een deeltijdse arbeid zelfs indien het percentage vastgesteld door deze overeenkomst is overschreden;
- een gunstig gevolg te geven aan aanvragen van deeltijdse tewerkstelling in een ander arbeidstijdstelsel dan het halftijds arbeidsregime;
- over te gaan tot vervanging van het in het kader van deze overeenkomst vrijgekomen arbeidsregime zelfs indien een equivalent voltijds arbeidsregime niet vrijgekomen is;
- over te gaan tot vervanging in het kader van arbeidsovereenkomsten met deeltijdse tewerkstelling om een maximaal effect op tewerkstellingsvlak te bekomen.
Hoofdstuk VIII : Verbintenissen
Art.18
De representatieve werknemersorganisaties nemen de verbintenis aan mede te werken om de aanpassing van de arbeidsreglementen in het kader van deze overeenkomst door te voeren.
De representatieve werknemersorganisaties nemen de verbintenis aan hun vertegenwoordigers in de schoot van de Ondernemingsraden in te lichten betreffende deze overeenkomst.
Art.19
De ondertekenende partijen nemen de verbintenis aan de door deze overeenkomst uitgewerkte maatregel te promoten.
Zij nemen de verbintenis aan elke partij op ondernemingsvlak volledig in te lichten betreffende de voordelen verbonden aan deze overeenkomst.
Hoofdstuk IX : Geldigheidsduur
Art.20
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997 en is voor onbepaalde duur gesloten.
Zij kan door iedere ondertekenende partij opgezegd worden mits betekening bij aangetekende brief gericht tot de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer van een opzeggingstermijn van drie maanden.
%MCEPASTEBIN%
Oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
|
25.01.1985 |
|
|
|
K.B. |
|
|
22.04.1985 |
B.S. |
30.05.1985 |
8104 |
C.A.O. | 57077 | 21.03.2001 | ||||
K.B. | 25.04.2002 | B.S. | 02.08.2002 | 33887 | ||
C.A.O. |
|
69293 |
26.11.2003 |
|
|
|
K.B. |
|
|
15.07.2004 |
B.S. |
20.08.2004 |
62378 |
Oprichting
Art.1
Het Paritair Comité voor het vervoer heeft, bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid waarvan de statuten hieronder zijn vastgesteld.
Art.2
Dit Fonds neemt de rechten en plichten over, alsmede het actief en het passief zoals zij bestonden op 31 december 1984 van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971.
Art.3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1985 voor de duur van één jaar. De duur ervan wordt telkens met één jaar verlengd, behalve bij opzegging door een der partijen, zes maanden voor de vervaldag. Deze opzegging moet bij een ter post aangetekende brief worden betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Statuten
Hoofdstuk I : Benaming, zetel, doel
Artikel 1
Vanaf 1 januari 1985 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.
Art.2
De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te Brussel. Hij kan, naar elke andere plaats in Belgie worden overgebracht bij beslissing van de raad van beheer.
Art.3
Het Fonds heeft tot doel het regelen en verzekeren van :
- de toekenning en de uitbetaling van aanvullende sociale voordelen aan de werklieden en werksters bedoeld in artikel 4, punt 1, dragers van een verhuizerskaart P waarvan sprake is in artikel 16 van deze statuten;
- de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de werkgevers bedoeld bij artikel 4, punt 2, overeenkomstig de bepalingen van de artikel 24 en 25 van deze statuten.
Het Fonds kan zich eveneens inlaten met elke kwestie welke verband houdt met de beroeps- en sociale vorming van de autovoerders, inpakkers en verhuizers.
Hoofdstuk II : Toepassingsgebied
Art.4
Deze statuten zijn van toepassing :
1° op de deeltijds en voltijds tewerkgestelde werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee ze gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst;
2° op de werkgevers die de werklieden en werksters bedoeld onder 1°, in dienst hebben. »
(gewijzigd bij C.A.O. 21.11.2019)
Hoofdstuk III : Rechthebbenden en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten
A. Bijkomende toelage voor werkloosheid :
Art.5
De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hebben, vanaf 1 januari 1985, voor elke werkloosheidsdag welke voortspruit uit de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, recht op een bijkomende toelage voor werkloosheid voor zover ze aan de volgende voorwaarden beantwoorden :
- genieten van de werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;
- op het ogenblik der werkloosheid, in dienst zijn van de werkgever.
Art.6
Het bedrag van de bijkomende toelage van de werkloosheid voorzien in het artikel 5 wordt vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
B. Bijkomende toelage voor ziekte:
Art.7
De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hebben, na de periode van het wekelijks gewaarborgd loon voor ononderbroken arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, of ongevallen op de weg van en naar het werk recht op een bijkomende toelage welke de uitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanvult, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen :
- genieten van de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van het maandelijks gewaarborgd loon of van de ziekte- en invaliditeitsverzekering in toepassing van de wetgeving ter zake;
- op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 4, punt 2 bedoelde werkgever.
Art.8
Het bedrag van de in artikel 7 bedoelde toelage alsmede zijn verdeling worden vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds. Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Welke ook de duur ervan weze, een ziekte kan slechts aanleiding geven tot de uitkering van een toelage voor een ononderbroken periode van zes maanden; het hervallen in dezelfde ziekte moet beschouwd worden als integraal deel uitmakend van de vorige arbeidsongeschiktheid indien de hervalling zich voordoet binnen de eerste twaalf werkdagen volgend op het einde van deze periode van arbeidsongeschiktheid.
C. Toelage van vertrek wegens op pensioen-, brugpensioen of brugrust stelling
Art.9
[De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, die de wettelijke pensioen- of brugpensioenouderdom bereikt hebben, de onderneming verlaten, hebben recht op een toelage van vertrek voor zover zij gedurende de vijf laatste jaren van hun beroepsactiviteit ononderbroken in één of meer ondernemingen van de sector verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten in dienst zijn geweest.] (gewijzigd bij C.A.O. 26.11.2003)Art.10
Het bedrag van de toelage in artikel 9 bedoeld, wordt door de raad van beheer van het Fonds vastgesteld.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
D. Tegemoetkoming bij overlijden
Art.11
In geval van overlijden van een in artikel 4, punt 1 bedoelde werkman of werkster die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, dragers van een verhuizenskaart P:
- tengevolge van een ziekte of een ongeval, verschillend van een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk is, heeft de persoon welke de begrafeniskosten draagt recht op een vergoeding vastgesteld bij artikel 12;
- ten gevolge van een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk is, heeft/hebben de persoon en/of personen die de vergoedingen ontvangen van de verzekeringsmaatschappij die de werkgever van de overledene dekt, recht op een vergoeding vastgesteld bij artikel 12.
Art.12
De bedragen van de vergoedingen waarvan sprake in artikel 11, a en b worden vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
E. Aanvullende sociale toelage:
Art.13
De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die sedert minstens 1 jaar lid zijn van 1 van de representatieve interprofessionele, werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden, hebben recht op een jaarlijkse aanvullende sociale toelage, voor zover zij op 30 september van het lopende jaar zijn ingeschreven op de personeelslijsten van de werkgevers.
Art.14
Het bedrag van de in artikel 13 bedoelde toelage wordt vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
F. Gemeenschappelijke bepalingen :
Art.15
De in de artikel 5 tot en met 11 a bedoelde toelagen worden rechtstreeks door de werkgevers aan hun werklieden en werksters betaald per maand en bij de eerste loonsuitbetaling volgende op de maand in de loop waarvan de werklieden en werksters op deze uitkeringen recht hebben.
Voor zover zij deelgenomen hebben en/of deelnemen aan de financiering van het Fonds, kunnen de in artikel 4, punt 2, bedoelde werkgevers de terugbetaling bij het Fonds bekomen :
- van de bijkomende toelagen voor ziekte betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 7 en 8 hierboven;
- [van 100 pct. van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 pct. van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen] (gewijzigd bij C.A.O. 26.11.2003);
- van de toelagen van vertrek bij de op pensioen-, brugpensioen- of brugrustpensioenstelling, betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 9 en 10 hierboven;
- van de tegemoetkomingen bij overlijden, betaald in uitvoering van de bepalingen van het artikel 11, a hierboven.
De in artikel 11, b hierboven bedoelde tegemoetkoming is betaalbaar door de verzekeringsmaatschappijen die dit risiko dekken.
De in artikelen 13 en 14 bedoelde aanvullende sociale toelage wordt betaald door de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden. Zij kunnen de terugbetaling bekomen bij het Fonds voor zover de werkgevers die aangeslotenen in dienst hebben, deze aan het Fonds gedurende betreffend dienstjaar onderworpen hebben.
Binnen de door de wet toegestane grenzen gelast het Fonds zich met de terugvordering van de toelagen betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 13 en 14, bij de werkgevers die hadden moeten bijdragen tot de financiering van het Fonds en die om welke reden ook het niet gedaan hebben.
De inningskosten worden ten laste van deze werkgevers.
Voor wat betreft de in de artikelen 9 en 10 voorziene toelage, gelast de werkgever welke de werknemer verlaat op de wettelijke pensioen-, brugpensioen- of brugrustpensioenouderdom, en die niet tot de financiering van het Fonds heeft bijgedragen, zich met het overeenstemmend deel met de jaar(en) gedurende dewelke hij deze in dienst heeft gehad.
Het saldo wordt ten laste van de voorgaande werkgevers prorata temporis.
Art.16
Om de controle mogelijk te maken zowel van het innen van de bijdragen als van de uitkering van de in deze statuten voorziene toelagen, moeten de werklieden en werksters tewerkgesteld door de in artikel 4, punt 2, bedoelde werkgevers in het bezit zijn, gedurende gans de duur van hun werk, van een verhuizerskaart naar een van de twee als bijlage overgenomen modellen naargelang zij zijn aangeworven voor onbepaalde tijd of voor een bepaald werk of een bepaalde tijd. (P of S).
Enkel de houders van een verhuizerskaart P hebben recht op de voordelen die voorzien zijn in deze statuten.
Deze kaart wordt hen door hun werkgever bij hun indiensttreding overhandigd, na hun inschrijving in het register van het personeel. Zij moeten de kaart bij hun vertrek teruggeven. In geval van verlies of bij niet teruggave wordt de kaart waardeloos verklaard.
De verhuizerskaarten worden door de Belgische Kamer der Verhuisondernemers aan de werkgevers uitgereikt.
De kaarten P moeten elk jaar worden vernieuwd, de kaarten S elke maand
Art.17
De raad van beheer van het Fonds bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het Fonds toegekende toelagen; in geen enkel geval mag de betaling van de toelagen afhankelijk zijn van de stortingen van de bijdragen verschuldigd door de aan het Fonds onderworpen werkgevers.
De voorwaarden van toekenning en uitkering van de toelagen toegekend door het Fonds, evenals het bedrag ervan, kunnen worden gewijzigd op voorstel van de raad van beheer van het Fonds en na raadpleging van het “Subcomité voor de verhuisondernemingen” bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor het vervoer, algemeen ver bindend verklaard bij koninklijk besluit.
Art.18
De werknemer wordt als meerderjarige beschouwd vanaf de 1e januari volgend op de verjaringsdatum van zijn eenentwintigste jaar.
Hoofdstuk IV : Beheer
Art.19
Het Fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de meest representatieve interprofessionele werknemersorganisaties in de sektor “verhuizingen” en van de Belgische Kamer der Verhuisondernemers.
De raad van beheer bestaat uit twaalf leden, hetzij zes vertegenwoordigers van de werkgevers en zes vertegenwoordigers van de werknemers.
[De leden van de raad van beheer worden door het paritair comité voor het vervoer benoemd voor een periode van 4 jaar op voorstel van de representatieve werknemersorganisaties in de sector “verhuizingen” en de Belgische Kamer der Verhuizers.] (gewijzigd bij C.A.O. 21.03.2001)Art.20
[De raad van beheer benoemt onder zijn leden en voor een periode van 4 jaar, een voorzitter, drie ondervoorzitters en een secretaris.] (gewijzigd bij C.A.O. 21.03.2001)De voorzitter, een ondervoorzitter en de sekretaris behoren tot de groep der werkgevers, twee ondervoorzitters tot de groep der werknemers.
Art.21
De raad van beheer wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad tenminste eenmaal per kwartaal bijeen te roepen en telkens wanneer tenminste twee leden van de raad erom verzoeken.
De uitnodiging vermeldt de agenda.
De notulen van de vergadering worden door de sekretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering en een der ondervoorzitters, behorend tot de groep der werknemers, ondertekend.
De uittreksels uit de notulen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders.
Wanneer tot stemming moet worden overgegaan, moet een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deelnemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt zich het jongste lid.
De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda voorkomende kwesties en in aanwezigheid van tenminste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en tenminste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.
De beslissingen worden met een meerderheid van 2/3 van de stemmen genomen.
Art.22
De raad van beheer heeft tot taak het Fonds te beheren en alle maatregelen te nemen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het Fonds.
De raad van beheer treedt in rechte op in naam van het Fonds, op vervolging en uitdrukkelijk verzoek van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde-beheerder.
De raad van beheer kan zijn bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden, en zelfs aan een advocaat.
Voor alle handelingen, andere dan deze waarvoor de raad van beheer één speciale volmacht heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van vier beheerders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde).
De door de raad van beheer toegestane betalingen moeten slechts door de twee beheerders ondertekend worden :
- de voorzitter of de ondervoorzitter van het Fonds, lid van de patronale afvaardiging;
- een van de twee ondervoorzitters van het Fonds, lid van de syndikale afvaardiging.
Zij kunnen dit recht afstaan aan de secretaris-generaal van de patronale afvaardiging, welke beheerder is, onder bepaalde voorwaarden. De verantwoordelijkheid van de beheerders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het Fonds.
Hoofdstuk V : Financiering
Art.23
Om de financiering van de toelagen, voorzien in de artikelen 5 tot en met 14, te verzekeren, beschikt het Fonds over de bijdragen welke door de in artikel 4, punt 2 bedoelde werkgevers zijn verschuldigd.
Art.24
De bijdrage van de werkgevers wordt vastgesteld door de raad van beheer van het Fonds en maakt het voorwerp uit van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Art.25
De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid verzekerd in toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid.
Van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestorte bedragen aan het Fonds worden de kosten, vastgesteld door de raad van beheer van het Fonds, vooraf afgehouden. Het saldo is bestemd voor de uitkering van de toelagen bedoeld in de artikelen 5 tot en met 14, evenals voor het dekken van de daarop betrekking hebbende kosten.
De niet uitgekeerde bedragen worden door het Paritair Comité voor het vervoer, op voorstel van de raad van beheer van het Fonds, aangewend voor de beroeps- en sociale vorming van de werklieden en werksters in dienst van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, welke bijdragen tot financiering van hun Fonds. Een gedeelte mag worden aangewend voor de samenstelling van een reserve.
Hoofdstuk VI : Begroting, rekeningen
Art.26
Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december van elk jaar.
Art.27
Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgend jaar aan de goedkeuring van het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer onderworpen.
Art.28
De rekeningen van het afgelopen jaar worden afgesloten, na de betaling van de hieraan behorende toelagen en de ontvangst van de definitieve betaling van de bijdragen betreffende het laatste kwartaal van het jaar.
De raad van beheer, alsmede de revisor of accountant aangesteld door het Paritair Comité voor het vervoer bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarlijkse verslagen moeten uiterlijk ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor het vervoer voorgelegd worden na afsluiting van de rekeningen en nazicht door de revisor.
Hoofdstuk VII : Ontbinding, vereffening
Art.29
Het Fonds kan worden ontbonden zoals voorzien in artikel 3 van de bepalingen betreffende de oprichting van het Fonds. Het Paritair Comité voor het vervoer duidt de vereffenaars aan en bepaalt hun bevoegdheid en hun bezoldiging, alsmede de bestemming van het patrimonium.
Hoofdstuk VIII : Speciale bepaling
Art.30
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970, gesloten in het Nataionaal Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid genoemd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 ( Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971 ) gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 december 1972 19 juli 1973, 12 december 1974, 6 oktober 1975, 10 augustus 1977, 22 december 1977, 27 april 1978, 12 januari 1979, 30 april 1979, 4 januari 1980, 30 december 1980 en 22 januari 1982, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 13 maart 1973, 22 november 1973, 30 oktober 1975, 17 februari 1976, 19 juli 1978, 17 mei 1979, 27 augustus 1979, 17 juli 1980, 3 april 1981 en 2 juni 1982.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 69293 | 26.11.2003 | ||||
K.B. | 15.07.2004 | B.S. | 20.08.2004 | 62378 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer op datum van 25 januari 1985 welke de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” herneemt..
HOOFDSTUK III. Statuten
Artikel 3.
Artkel 4 van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:
“Artikel 4. Deze statuten zijn van toepassing:
1° op de deeltijds en voltijds tewerkgestelde werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee ze gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en houders van een verhuizerskaart P;
2° op de werkgevers die de werklieden en werksters bedoeld onder 1°, in dienst hebben.”
Artikel 4.
Artikel 9 van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:
“Artkel 9. De in artikel 4, 1° bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur die de wettelijke pensioen- of brugpensioenouderdom bereikt hebben, de onderneming verlaten, hebben recht op een toelage van vertrek voor zover zij gedurende de vijf laatste jaren van hun beroepsactiviteit ononderbroken in één of meer ondernemingen van de sector verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten in dienst zijn geweest.”
Artikel 5.
Artikel 15, b) van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:
“Artikel 15. b) van 100 % van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 % van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen;”
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Rijbewijs C-CE
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst 20 September 2018
Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van arbeiders in dienst van ondernemingen behorend tot de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | ||||||
K.B. |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair subcomité voor de verhuizing.
- 2Het paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen : specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het paritair subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
HOOFDSTUK II. Sociaal Fonds
Art. 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder “sociaal fonds” : het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2001, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2002) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2004).
HOOFDSTUK III. Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE
Art. 3. Binnen het kader van het budget zoals bepaald in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werkgevers, bedoeld in artikel 1, § 1, recht op een tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van hun werklieden en werksters.
HOOFDSTUK IV. Bedrag van de tussenkomst
Art. 4. Het sociaal fonds vergoedt aan de werkgever de gemaakte kosten van het behaalde rijbewijs met een maximum van 750 EUR voor een rijbewijs C en van 900 EUR voor een rijbewijs CE.
HOOFDSTUK V. Betaling van de tussenkomst
Art. 5. De raad van beheer van het sociaal fonds is belast met :
1° het vaststellen van de procedure tot indiening van de uitbetalingsaanvragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst;
2° het bepalen van de uitbetalingsmodaliteiten van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst.
Art. 6. Het sociaal fonds neemt de bedragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst ten laste.
Het sociaal fonds kan hiervoor beschikken over een maximumbudget van 75 pct. van de beschikbare middelen voor de permanente vorming voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 2009 betreffende de bijdrage bestemd voor de permanente vorming van de arbeiders door de ondernemingen in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK VI. Geldigheidsduur
Art. 7. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2019 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2020.
- 2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst 21 September 2017
Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van arbeiders in dienst van ondernemingen behorend tot de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2017-2018.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | ||||||
K.B. |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair subcomité voor de verhuizing.
- 2Het paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen : specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het paritair subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
HOOFDSTUK II. Sociaal Fonds
Art. 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder “sociaal fonds” : het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2001, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2002) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2004).
HOOFDSTUK III. Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE
Art. 3. Binnen het kader van het budget zoals bepaald in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werkgevers, bedoeld in artikel 1, § 1, recht op een tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van hun werklieden en werksters.
HOOFDSTUK IV. Bedrag van de tussenkomst
Art. 4. Het sociaal fonds vergoedt aan de werkgever de gemaakte kosten van het behaalde rijbewijs met een maximum van 750 EUR voor een rijbewijs C en van 900 EUR voor een rijbewijs CE.
HOOFDSTUK V. Betaling van de tussenkomst
Art. 5. De raad van beheer van het sociaal fonds is belast met :
1° het vaststellen van de procedure tot indiening van de uitbetalingsaanvragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst;
2° het bepalen van de uitbetalingsmodaliteiten van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst.
Art. 6. Het sociaal fonds neemt de bedragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst ten laste.
Het sociaal fonds kan hiervoor beschikken over een maximumbudget van 75 pct. van de beschikbare middelen voor de permanente vorming voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 2009 betreffende de bijdrage bestemd voor de permanente vorming van de arbeiders door de ondernemingen in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK VI. Geldigheidsduur
Art. 7. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2018.
- 2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Risicogroepen
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2018
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Sub comité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair sub comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Sub comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezicht diensten.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader.
Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van Titel XII, Hoofdstuk VII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) en het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 8 april 2013) zoals gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 (B.S. 6 mei 2014).
HOOFDSTUK III. Risicogroepen
Artikel 3. Onder risicogroepen wordt verstaan: de personen behorend tot één van de volgende categorieën:
- de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werklozen;
- de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werknemer;
- de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde jongeren;
- de langdurig werklozen;
- de werklozen ouder dan 45 jaar;
- de werknemers van de sector die minstens 50 jaar oud zijn;
- de personen die een leefloon genieten;
- de arbeiders van de sector wiens beroepskwalificatie aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast is of die het risico lopen aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast te zijn;
- de allochtonen.
Artikel 4. §1. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn voor de jaren 2019-2020 een bijzondere bijdrage verschuldigd van 0,15 % van de loonmassa, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werklieden.
Van de bijdrage voorzien in de voorgaande alinea zal 0,05% (1/3) worden voorbehouden voor de niet-werkende -26 jarige jongeren, die opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, zoals bedoeld in het K.B. van 19 februari 2013.
§2. De in artikel 4 §1 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, ten bate van het Sociaal Fonds van de sector.
De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden voor de opleiding en de tewerkstelling van personen behorende tot de risicogroepen.
§3. De Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector zal nadere regelen bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2020 .
———————————————————————————————————————
Paritair comité voor het vervoer en de Logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2016
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Sub comité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair sub comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Sub comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezicht diensten.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader.
Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van Titel XII, Hoofdstuk VII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) en het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 8 april 2013) zoals gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 (B.S. 6 mei 2014).
HOOFDSTUK III. Risicogroepen
Artikel 3. Onder risicogroepen wordt verstaan: de personen behorend tot één van de volgende categorieën:
1. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werklozen;
2. de werkzoekenden;
3. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde jongeren;
4. de werknemers van de sector die minstens 50 jaar oud zijn;
5. de arbeiders van de sector wiens beroepskwalificatie aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast is of die het risico lopen aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast te zijn;
6. de allochtonen.
Artikel 4. §1. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn voor de jaren 2016-2018 een bijzondere bijdrage verschuldigd van 0,15 % van de loonmassa, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werklieden.
Van de bijdrage voorzien in de voorgaande alinea zal 0,05% (1/3) worden voorbehouden voor de niet-werkende -26 jarige jongeren, die opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, zoals bedoeld in het K.B. van 19 februari 2013.
§2. De in artikel 4 §1 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, ten bate van het Sociaal Fonds van de sector.
De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden voor de opleiding en de tewerkstelling van personen behorende tot de risicogroepen.
§3. De Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector zal nadere regelen bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2017 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2018 .
Deze cao risicogroepen 2015-2016 werd op 17/9/2015, afgesloten in het PC 140.00, ten behoeve van deelsector verhuisondernemingen (140.05)
Paritair comité voor het vervoer en de Logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 september 2015
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Sub comité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair sub comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Sub comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezicht diensten.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader.
Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van Titel XII, Hoofdstuk VII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) en het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 8 april 2013) zoals gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 (B.S. 6 mei 2014).
HOOFDSTUK III. Risicogroepen
Artikel 3. Onder risicogroepen wordt verstaan: de personen behorend tot één van de volgende categorieën:
1. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werklozen;
2. de werkzoekenden;
3. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde jongeren;
4. de werknemers van de sector die minstens 50 jaar oud zijn;
5. de arbeiders van de sector wiens beroepskwalificatie aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast is of die het risico lopen aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast te zijn;
6. de allochtonen.
Artikel 4. §1. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn voor de jaren 2015-2016 een bijzondere bijdrage verschuldigd van 0,15 % van de loonmassa, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werklieden.
Van de bijdrage voorzien in de voorgaande alinea zal 0,05% (1/3) worden voorbehouden voor de niet-werkende -26 jarige jongeren, die opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, zoals bedoeld in het K.B. van 19 februari 2013.
§2. De in artikel 4 §1 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, ten bate van het Sociaal Fonds van de sector.
De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden voor de opleiding en de tewerkstelling van personen behorende tot de risicogroepen.
§3. De Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector zal nadere regelen bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 5.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 18 december 2014, “houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (n° 125.641).
§2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2016 .
Studenten
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de lonen van de studenten in de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
59025 |
12.06.2001 |
|
|
|
K.B. |
|
|
04.09.2002 |
B.S. |
18.10.2002 |
47684 |
Hoofdstuk I: Toepassingsgebied
Hoofdstuk II: Juridisch Kader
Hoofdstuk III: Lonen
Hoofdstuk IV: Geldigheidsduur
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Par.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
Par.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
- “verhuizing” : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring” : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen” : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz.
Par.3
Onder “werklieden” wordt verstaan de werklieden en werksters.
Par.4
Onder “studenten” wordt bedoeld : elk persoon van minstens 15 jaar met volledig leerplan die enkel werkt gedurende de perioden van de schoolvakanties en die tewerkgesteld zijn in het raam van een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten waarop Titel VI van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) van toepassing is.
Hoofdstuk II : Juridisch kader
Art.2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord 2001-2002.
Hoofdstuk III : Lonen
Art.3
Vanaf 1 juli 2001, wordt het minimumuurloon van de studenten, bedoeld in artikel 1, par. 4, vastgesteld op 85 % van het minimumuurloon van de drager-beginneling.
Hoofdstuk IV : Geldigheidsduur
Art.4
Deze arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2001 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door elke van de contracterende partijen, met een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer.
Syndicale premie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2019 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, tot vaststelling van de bedragen van de aanvullende sociale toelage, syndicale premie genaamd, voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”. |
HOOFDSTUK I. Juridisch kader |
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2019-2020. |
HOOFDSTUK II. Toepassingsgebied |
Artikel 2
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair sub-comité voor de verhuizing. §2. Het paritair sub-comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen. Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden. Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei Het paritair sub-comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten. |
Hoofdstuk III. Aanvullende sociale toelage, syndicale premie genaamd |
Artikel 3
De aanvullende sociale toelage, zoals bedoeld in de artikelen 13 en 14 van de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten”, vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 (KB van 24 juni 1971), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 (KB van 22 april 1985), laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 (KB 12.07.2011 – BS 09.09.2011), bedraagt :
De aanpassing van deze bedragen vereist de aanpassing van het protocol “Werking Gemeenschappelijk Vormingsfonds” tussen het Sociaal Fonds Verhuizingen en het Gemeenschappelijke Vormingsfonds Wegvervoer van de erkende syndicale organisaties. |
Hoofdstuk IV – Opheffingsbepalingen |
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2011 (KB 21.01.2013 – BS 18.04.2013 – nr 107045/CO/140) tot vaststelling van de bedragen van de aanvullende sociale toelage, syndicale premie genaamd, voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”. |
Hoofdstuk V – Geldigheidsduur |
Artikel 5
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Tijdelijke werkloosheid
K.B. betreffende de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken, de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst .
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
K.B. K.B. |
|
|
29.09.1971 30.10.2003 |
B.S. B.S. |
28.12.1971 18.11.2003 |
15357 55488 |
Gelet op de wet van 10 maart 1900 op de arbeidsovereenkomst, inzonderheid op artikel 28 quater, par.1, gewijzigd bij de wet van 10 december 1962.
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing :
- op de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
- op de werkgevers die de sub punt 1 vermelde werknemers tewerkstellen.
Art.2
Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag alleen een regeling van gedeeltelijke arbeid worden ingevoerd vanaf de eerste werkdag volgend op die van de mededeling.
Art.3
De in artikel 2 bedoelde mededeling mag geschieden : hetzij door aanplakking van een bericht op een zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming; hetzij door overhandiging aan de werkloos gestelde werklieden en werksters van een door hen medeondertekend individueel geschrift.
Wanneer de werkman of in de werkster niet verplicht is terug te keren in de lokalen van de onderneming tijdens de dag van de aanplakking, neemt de regeling van gedeeltelijke arbeid slechts een aanvang op de eerste werkdag volgend op de dag dat hij (zij) kennis heeft kunnen nemen van die aanplakking. Voor de werkman of werkster die in hetzelfde geval verkeren in een onderneming waar de kennisgeving geschiedt door overhandiging van een individueel geschrift, neemt de regeling van gedeeltelijke arbeid slechts een aanvang op de werkdag volgend op de dag waarop de kennisgeving werd overhandigd.
Art.4
De mededeling moet vermelden :
- de naam, voornaam en gemeente van de woonplaats van de werkloos gestelde werklieden of werksters;
- het getal werkloosheidsdagen;
- de duur van de nieuwe arbeidsregeling.
Art.5 (werd opgeheven bij K.B. van 30.10.2003)
Een afschrift van de in artikel 3 bedoelde mededeling moet door de werkgever aan het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening per aangetekende brief medegedeeld worden of door hem afgegeven worden ten laatste de eerste werkdag volgend op de dag van de aanplakking of van de overhandiging van de individuele kennisgeving.
Art.6
Tijdens de periode van 1 januari tot 31 maart mag het aantal arbeidsdagen teruggebracht worden op 2 dagen per week of één week op drie. Tijdens de periode van 1 april tot 31 december mag het aantal arbeidsdagen teruggebracht worden op drie dagen per week of op één week op twee.
Art.7
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.8
Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de aanwervingen in de verhuisondernemingen tijdens periodes van werkloosheid wegens gebrek aan werk voortvloeiend uit economische oorzaken
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
|
16.03.1972 |
|
|
|
K.B. |
|
|
17.04.1972 |
B.S. |
08.09.1972 |
09715 |
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de verhuisondernemingen welke ressorteren onder het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer.
Art.2
Geen enkele werkman mag, hetzij in loondienst, hetzij als zelfstandige, hetzij als gepensioneerde, worden aangeworven in een onderneming van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, gedurende de periode dat één van de werknemers aangeworven voor een onbepaalde duur, werkloos is wegens gebrek aan werk voortvloeiend uit economische oorzaken.
Art.3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1972 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door elke van de contracterende partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer.
Tijdelijke Werkloosheid (Bijkomende toelage)
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 94385 | 15/06/2009 | ||||
K.B. | 21/02/2010 | B.S. | 14/04/2010 |
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot de subsector voor de verhuis-ondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2009-2010.
Artikel 3.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de collectieve arbeids-overeenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer op datum van 25 januari 1985 (KB van 22 april 1985) welke de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaarneming en hun aanverwante activiteiten” herneemt.
Artikel 4.
“ In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij CAO van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij KB van 22 april 1985 (BS van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen:
- 6,00 EUR in een vijfdagenweek regime
-
5,00 EUR in een zesdagenweek regime.
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij KB van 10 oktober 1986 (BS van 5 november 1986); gewijzigd bij CAO van 8 juli 1993, algemeen verbindend verklaard bij KB van 31 mei 1994 (BS van 23 augustus 1994); gewijzigd bij CAO van 12 juni 2001, algemeen verbindend verklaard bij KB van 5 november 2002 (BS van 15 januari 2003); gewijzigd bij CAO van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij KB van 12 mei 2004 (BS van 23 juni 2004), gewijzigd bij CAO van 19 december 2005, algemeen verbindend verklaard bij KB van 22 maart 2006 (BS 23.05.2006)
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
Artikel 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2009 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Verblijfs- en verwijderingsvergoeding
|
Bijdrage in de vervoerskosten
|
Permanente beroepsopleiding in het kader van de wet wendbaar en werkbaar werk
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20/09/2018 houdende de opleiding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. (P.C. 140.05)
Rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | ||||||
K.B. |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
- 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair subcomité voor de verhuizing.
- 2. Het paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
- 3. Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
- 4. Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
- 5. Het paritair subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtwerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten .
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van afdeling 1, hoofdstuk 2 van de wet van 5 Maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk (B.S. 15 Maart 2017, p. 35718) en het Koninklijk Besluit van 5 December 2017, houdende de uitvoering ervan (B.S. 18 December 2017, p. 112781).
HOOFDSTUK III. Permanente beroepsopleiding in het kader van de wet wendbaar en werkbaar werk
Art. 3. Voor de toepassing van deze CAO wordt verstaan onder:
- a)formele opleiding: door lesgevers of sprekers ontwikkelde cursussen en stages. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie van de opleider of opleidingsinstelling. Ze gaan door op een plaats die duidelijk van de werkplek gescheiden is. Ze richten zich tot een groep cursisten en vaak wordt een attest verstrekt dat de opleiding gevolgd werd.
- b)informele opleiding: de opleidingsactiviteiten, andere dan deze bedoeld onder a) die rechtstreeks betrekking hebben op het werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van zelforganisatie door de individuele leerling of door een groep leerlingen met betrekking tot de tijd, de plaats en de inhoud, een inhoud die gekozen wordt volgens de individuele behoeften van de cursist op de werkplek en met een rechtstreeks verband met het werk en de werkplek, met inbegrip van deelname aan conferenties of beurzen voor leerdoeleinden.
- c)individuele opleidingsrekening: een individuele rekening die het opleidingskrediet bevat waarover de werknemer beschikt.
- d)opleidingsdag: de duur van een volledige arbeidsdag of het equivalent van minimum 7 uren.
Art. 4. De opleidingen die in aanmerking komen om te worden meegeteld voor de vaststelling van de inspanningen voor formele opleidingen zijn:
- 1Voor de permanente vorming :
- Ladderliftoperator
- Inpaktechnieken
- Verhuistechnieken
- Simulatie Verhuis
- Schadevrij verhuis
- Hef- en tiltechnieken
- Coach op de werkvloer
- Attitude en klantgerichtheid
- EHBO voor verhuizers
- Veilig werken in de verhuis (hoe veilig omgaan met het heffen en tillen en de ladderlift)
- Bedienen van machines in het kader van industriële verhuizingen (zware motorische heftrucks en kranen)
- Heftruckopleidingen
- Alle door de bevoegde overheden erkende opleidingsmodules in het kader van de vakbekwaamheid chauffeurs C/CE die in aanmerking komen voor de code 95, inclusief de praktijkgerichte opleidingen
- Elke andere formele opleiding die uitdrukkelijk door het sociaal fonds van de sector erkend werd.
- 2Die opleidingen kunnen uitsluitend ontwikkeld en beheerd worden door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
- 3Zij worden gestaafd door een attest van vakbekwaamheid of deelname dat wordt afgeleverd door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
Art. 5.
- 1De opleidingen die in aanmerking komen om te worden meegeteld voor de vaststelling van de inspanningen voorinformele opleidingen zijn
- Inzichten in een projectverhuis; kunnen lezen van inplanting schema’s
- Omgaan met gps en digitale registratietechnieken van inboedels
- Monteren van specifieke meubels en goederen die gelinkt zijn aan een bepaalde werf of vraag
- Archiveringstechnieken en verhuis van archieven en bibliotheken
- Kunstwerkverhuis
- Verhuis en installatie van hoogtechnologische materiaal
- Specifieke stockagesystemen van magazijnen
- Duurzaam inpakken
- Recyclage verhuismaterialen
- Interne opleidingen van werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt: zoals o.a. taalopleidingen op de werkvloer, integratie van werknemers uit de sociale economie
- Interne opleidingen die tot een omscholing van een werknemer binnen dezelfde bedrijf, leiden
- Interne opleidingen die oudere werknemers herplaatsen in het bedrijf en dit in het kader van werkbaarder werk
- Interne opleidingen van nieuwe procedures in functie van nieuwe klanten of werven
- Elke andere interne opleiding die uitdrukkelijk door het sociaal fonds van de sector erkend werd
- 2Deze opleidingen kunnen ontwikkeld en beheerd worden door de onderneming zelf of door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
- 3Zij worden gestaafd door een attest van vakbekwaamheid of deelname dat wordt afgeleverd door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
Art. 6.
- 1De individuele opleidingsrekening wordt geconcretiseerd door middel van een formulier dat de volgende minimumvermeldingen bevat :
1° de identiteit van de werknemer, te weten: naam, voornaam, datum en plaats van geboorte, adres, rijksregisternummer;
2° het arbeidsregime waarin de werknemer wordt tewerkgesteld;
3° het of de bevoegde paritaire comité(s) of paritaire subcomité(s);
4° het opleidingskrediet, te weten het aantal opleidingsdagen waarover de werknemer gedurende het kalenderjaar beschikt;
5° het aantal gevolgde opleidingsdagen en het aantal overblijvende dagen of het aantal over te dragen dagen naar het volgende jaar;
6° het groeipad, zoals bedoeld in artikel 14, vierde lid van de wet van 5 Maart 2017.
- 2Voor de toepassing van de vorige alinea wordt het aantal tewerkgestelde werknemers berekend in voltijdse equivalenten op basis van de gemiddelde tewerkstelling van het jaar voorafgaand aan de tweejaarlijkse periode die voor de eerste keer op 1 januari 2017 is begonnen.
- 3Het formulier wordt bewaard in het persoonlijk dossier van de werknemer, bijgehouden door de personeelsdienst van de werkgever en maakt er integraal deel van uit.
- 4Het kan bijgehouden worden, hetzij onder papieren vorm, hetzij onder elektronische vorm.
- 5Wanneer de individuele opleidingsrekening, voor de eerste keer, wordt ingevoerd, stelt de werkgever alle betrokken werknemers daarvan in kennis.
- 6De werkgever stelt elke nieuwe betrokken werknemer in kennis van het bestaan van een individuele opleidingsrekening binnen het bedrijf.
Art. 7. Het opleidingskrediet waarover een voltijdse werknemer beschikt die het ganse jaar in dienst is bij een werkgever die nul tot minder dan 20 werknemers tewerkstelt op jaarbasis, kan in ieder geval niet lager zijn dan het equivalent van 2 dagen op jaarbasis.
Art. 8. Voor een werkgever die meer dan negentien werknemers tewerkstelt op jaarbasis, moet de individuele opleidingsrekening voorzien in het sectorale groeipad waarin het aantal opleidingsdagen wordt verhoogd om de interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 opleidingsdagen per jaar per voltijds equivalent te bereiken, zijnde:
- 2 dagen in 2018;
- 3 dagen in 2019;
- 4 dagen in 2020;
- 5 dagen vanaf 2021.
De werkgever stelt de werknemer in kennis van dit groeipad.
Art. 9. Het aantal opleidingsdagen voor de werknemer die niet voltijds werkt en/of wiens arbeidsovereenkomst niet het volledige kalenderjaar dekt, rekening houdende met de arbeidsovereenkomst van de werknemer, wordt bepaald op basis van de volgende formule: A x B x C waarbij:
“A” staat voor het aantal opleidingsdagen toegekend op het niveau van de onderneming voor een voltijds tewerkgestelde werknemer;
“B” staat voor het arbeidsregime van de werknemer in vergelijking met een voltijds regime;
“C” staat voor het aantal maanden gedeeld door twaalf gedurende dewelke de werknemer werd tewerkgesteld in de schoot van de onderneming.
Art. 10.
- 1Telkenmale de werknemer een opleiding volgt, wordt het aantal gevolgde opleidingsdagen zo snel mogelijk in de individuele opleidingsrekening vermeld.
- 2De werknemer heeft het recht om, op eenvoudige aanvraag, zijn opleidingsrekening op elk ogenblik te raadplegen en daarin wijzigingen aan te brengen, mits het akkoord van zijn werkgever.
- 3Minstens één keer per jaar brengt de werkgever de betrokken werknemer op de hoogte van het saldo van het opleidingskrediet en herinnert hem aan zijn recht tot raadpleging van zijn individuele opleidingsrekening en zijn recht tot correctie van fouten.
- 4Het saldo van het niet-opgebruikte opleidingskrediet wordt op het einde van het jaar overgedragen naar het daaropvolgende jaar, zonder dat dit saldo in mindering mag gebracht worden van het opleidingskrediet van de werknemer in dat volgende jaar.
Art. 11.
- 1Indien aan de werknemer geen opleidingsdagen of opleidingskrediet worden toegekend en de werknemer niet over een in artikel 6°, bedoelde individuele opleidingsrekening beschikt, geldt er in de onderneming een recht op opleiding van gemiddeld 2 dagen per jaar, per voltijds equivalent, vanaf 1 januari 2017.
- 2De opleiding kan door de werknemer gevolgd worden, hetzij binnen zijn gewone werktijden, hetzij buiten zijn gewone werktijden. De uren die daarmee overeenkomen geven recht op de betaling van het normale loon.
- 3Wanneer de opleiding buiten de gewone werktijden wordt gevolgd, geven de uren die daarmee overeenkomen recht op de betaling van het normale loon, zonder evenwel aanleiding te geven tot de betaling van een eventueel overloon.
HOOFDSTUK IV. Bijdrage van de werkgevers
Art. 12. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn een bijdrage verschuldigd van 1,35 pct. vanaf 1/1/2019, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werknemers.
Artikel 3 van de cao van 19 december 2005 (registratienummer 77979) wordt dan ook aangevuld als volgt:
- vanaf het eerste kwartaal van 2019 : 2,52 %
Art. 13.
- 1De in artikel 12 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ten bate van het sociaal fonds van de sector.
- 2De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden tot bevordering van de beroepsbekwaamheid en de permanente bijscholing van de werknemers tewerkgesteld in de sector.
- 3De cursus- en loonkosten voor de opleidingen bedoeld in artikel 4 en 5 worden gedragen door werkgever.
- 4 Voor de eerste twee dagen opleiding, bedoeld in artikel 4 § 1 (nr. 1 tot 10), wordt geen opleidingskost aangerekend, indien de werknemer in het bezit is van een geldige verhuizerskaart en deze opleiding wordt gegeven in een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
- 5 Voor de nascholing vakbekwaamheid chauffeurs (code 95), door de werkgever aan te bieden aan de werknemers die effectief het beroep van chauffeur C/CE uitoefenen voor het einde van de vervaldag ervan, wordt door het sociaal fonds van de sector aan de werkgever volgende tussenkomst gegeven:
- een tussenkomst van 50 € (per werknemer en per dag) voor een theoretische opleiding in het kader van nascholing vakbekwaamheid chauffeurs C/CE;
- een tussenkomst van 150 € (per werknemer en per dag) voor een praktijkgerichte opleiding in het kader van de nascholing vakbekwaamheid chauffeurs C/CE
Dit alles op voorwaarde dat de werknemer in het bezit is van een geldige verhuizerskaart (P-kaart) en deze opleidingen gegeven en geattesteerd worden door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
HOOFDSTUK V. Basisopleiding bij intrede in de sector
Art. 14. § 1 Er worden, los van de beroepsopleiding voorzien in hoofdstuk III, volgende opleidingen verplicht ingevoerd:
- Eén dag initiële basisopleiding bij intrede in de sector, te volgen binnen een periode van uiterlijk twee maanden na indiensttreding (de cursus- en loonkosten voor deze dag worden gedragen door het sociaal fonds van de sector)
- Eén dag initiële veiligheidsopleiding bij intrede van een interim werkkracht in de sector en te volgen vóór de indiensttreding (de cursus- en loonkosten voor deze dag worden gedragen door het interimkantoor of enige andere instelling).
- 2Die opleidingen kunnen uitsluitend ontwikkeld en beheerd worden door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentru .
- 3Zij worden gestaafd door een attest van vakbekwaamheid of deelname dat wordt afgeleverd door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
Art. 15. De raad van beheer van het sociaal fonds van de sector zal nadere regels bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 16. Vragen en klachten in verband met de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen worden behandeld door het beperkt comité opgericht door de CAO van 31.01.1996 (registratienummer 40988).
HOOFDSTUK VI. Geldigheidsduur
Art. 17.
- 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 01/01/2019 en is geldig voor onbepaalde duur.
- 2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair comité voor het Wegvervoer en de Logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
- 3.Deze CAO vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 betreffende de beroepsopleiding (registratienummer 2012/207076), alsmede de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2017 betreffende de permanente vorming (registratienummer 141950).
Verlies medische schifting
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de mogelijkheid tot behoud van tewerkstelling bij verlies van medische schifting chauffeur in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. §2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
§3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. Juridisch kader Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 2003-2004. HOOFDSTUK III. Verlies van medische schifting chauffeur Artikel 3. Iedere bestuurder die om medische redenen zijn professioneel C- of CE- rijbewijs verliest, dient zijn werkgever hiervan te verwittigen en hem binnen de twee werkdagen een medisch attest te bezorgen. Artikel 4. De bestuurder krijgt de mogelijkheid om bij definitief verlies van zijn rijbewijs C of CE tengevolge het oogonderzoek, in het bedrijf tewerkgesteld te blijven in een andere functie met een loonaanpassing volgens de functie-classificatie hernomen in de CAO van 12-06-2001. Een medisch dossier van betrokkene moet worden opgemaakt. HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur Artikel 5. Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Verhoging van het quotum overuren
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. | 123035 | 30.06.2014 | ||||
C.A.O. |
|
77064 |
30.09.2005 |
|
|
|
K.B. |
|
|
22.03.2006 |
B.S. |
11.05.2006 |
24210 |
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2014
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de verhoging van het quotum overuren voor de werknemers en werkneemsters tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Subcomité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen : specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. »
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de Wet van 17 augustus 2013 en artikel 6 en 7 van het Koninklijk Besluit van 11 september 2013 (B.S. van 19 september 2013) dat de onderhandelingsprocedure vastlegt voor het verhogen van de interne grens van de arbeidsduur die in de loop van de referteperiode moet worden nageleefd en van het quorum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis,§1bis en §2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Artikel 3.
Dit hoofdstuk betreft de overuren die het gevolg zijn van een buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of arbeid vereist wegens een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26bis,§1bis en §2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971)
Het aantal uren inhaalrust waarvoor de werknemer kan kiezen om ze niet in te halen maar te laten uitbetalen, wordt verhoogd van 130 naar 143 uren per kalenderjaar.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 4.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en vervangt CAO nr.77064 dd. 30/09/2005 algemeen verbindend verklaard bij KB dd. 22/03/2006 (BS 11/05/2006 – 24210). Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Syndicale Vorming
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffen-de de syndicale vorming in de sub-sector voor verhuisondernemingen, meubel-bewaring en hun aanverwante activiteiten. HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. §2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder: “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen; “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…; “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. … §3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. Sociaal fonds Artikel 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder “Sociaal Fonds”: het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 tot oprichting van een fonds van bestaanszekerheid, genaamd ”Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst 21 maart 2001, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2002), en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst 26 november 2003, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2004). HOOFDSTUK III Syndicale vorming Artikel 3 Elk effectief en plaatsvervangend lid van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de vakbondsafvaardigingen heeft in principe jaarlijks per mandaat recht op twee dagen door zijn werkgever betaalde afwezigheid, om deel te nemen aan de vormingscursussen die worden ingericht door de vakbonden. Het aantal dagen afwezigheid voor syndicale vorming, waarop de effectieve en plaatsvervangende leden van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de vakbondsafvaardigingen per mandaat recht hebben, wordt getotaliseerd op sectorniveau en dit per syndicale organisatie. In functie van dit getotaliseerd aantal kunnen bijkomende dagen toegekend worden aan effectieve en plaatsvervangen-de leden, die nood hebben aan meer dan 2 dagen syndicale vorming per mandaat. Dit tot uitputting van het getotaliseerde aantal afwezigheidsdagen voor syndicale vorming per organisatie. Artikel 4. De aanvragen zullen door de vakorganisatie worden ingediend bij de werkgever, tenminste 2 weken vóór het begin van de geplande afwezigheid. Artikel 5. Het loon per dag gevolgde syndicale vorming wordt als volgt bepaald : – voor de voltijds tewerkgestelde werklieden: 7 of 8 uren arbeidstijd afhankelijk van de voorziene uurrooster – voor de deeltijds tewerkgestelde werklieden gebeurt de berekening van het loon per dag gevolgde syndicale vorming op dezelfde wijze als voor de voltijdse werklieden, maar proportioneel aan de wekelijkse duur van hun arbeidsprestaties . Artikel 6. De werkgevers kunnen de loonkosten van hun werknemers die afwezig zijn wegens syndicale vorming, terugvorderen bij het sociaal fonds. De praktische modaliteiten voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zullen uitgewerkt worden door de Raad van Beheer van het sociaal fonds van de sector HOOFDSTUK VI – Geldigheidsduur Artikel 7. §1. Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Sectoraal pensioenplan
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
|
|
|
|
|
K.B. |
|
B.S. |
|
Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 januari 2016 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende het bijdragepercentage voor de financiering van een aanvullend pensioen – wijziging van bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2013 (Overeenkomst geregistreerd op 17 maart 2014 onder het nummer 120164/CO/140).
- Juridisch kader
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2015-2016.
- Toepassingsgebied
Art. 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
1)
op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Subcomité voor de verhuizing;
2)
op de werklieden en werksters die worden tewerkgesteld door de in 1) bedoelde werkgevers.
- Aanpassing van het bijdrage percentage
Art. 3
Het bijdragepercentage voorzien in artikel 4 van bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2013 bedraagt 1,10 % in het tweede kwartaal 2016 en 0,85 % vanaf het derde kwartaal 2016 (exclusief de toepasselijke sociale lasten)
- Geldigheid
Art. 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 01 januari 2016 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door elk van de contracterende partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
|
|
|
|
|
K.B. |
2012/200857 2013/201573 |
|
|
B.S. |
05.09.2013 07.05.2013 |
61223 26614 |
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
[2013/201573]
3 APRIL 2013. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2012, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 betreffende de invoering van een pensioenfonds voor de arbeiders/arbeidsters van de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer en de
logistiek;
Op de voordracht van de Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2012, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 betreffende de invoering van een pensioenfonds voor de arbeiders/arbeidsters van de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2012
Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 betreffende de invoering van een pensioenfonds voor de arbeiders/ arbeidsters van de subsector voor de verhuisondernemingen,
meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (Overeenkomst geregistreerd op 19 juli 2012 onder het nummer 110236/CO/140)
HOOFDSTUK I. — Voorwerp
Artikel 1. Huidige collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 (registratienummer 102472), de welke werd gesloten in toepassing van artikel 10 van
de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna WAP genoemd), evenals in
uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties in het Paritair Comité vervoer en logistiek om voor de arbeiders/arbeidsters van de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten een sociaal sectoraal pensioenstel in te voeren, zoals voorzien in het protocolakkoord van 6 mei 2009 voor de jaren 2010 en 2011.
HOOFDSTUK II. — Toepassingsgebied
Art. 2. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen,
de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun arbeiders/arbeidsters.
- 2.Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
– ″verhuizing″ : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz., met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
– ″meubelbewaring″ : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
– ″aanverwante activiteiten″ : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.;
– ″voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen″ : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnen in voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk
ander soortgelijk materieel, enz.
HOOFDSTUK III. — Doelstelling
Art. 3. Dit sociaal sectoraal pensioenstelsel, bestaande uit een pensioentoezegging en een solidariteitstoezegging werd ingevoerd ten bate van de aangesloten arbeiders en arbeidsters zoals bepaald in het pensioenreglement en het solidariteitsreglement, die tewerkgesteld zijn door de werkgevers bedoeld in artikel 2.
Het beheer van het pensioenstelsel heeft uitsluitend de rechtmatige belangen van de aangeslotenen als doel, met uitsluiting van enig ander doel en rekening houdend met de principes van deugdelijk bestuur.
HOOFDSTUK IV. — De inrichter
Art. 4. De inrichter zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 5o, a) van de WAP is het ″Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten″ dat opgericht werd bij koninklijk besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971. De inrichter is conform artikel 5, § 1
van de WAP als enige bevoegd voor de beslissing tot invoering, wijziging of opheffing van het pensioenstelsel.
HOOFDSTUK V. — Aanduiding van de pensioeninstelling en van de solidariteitsinstelling
Art. 5. Als pensioeninstelling die de pensioentoezegging uitvoert duidt de inrichter een verzekeraar aan die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en die de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning. Deze aanduiding gebeurt op objectieve wijze aan de hand van de uitgeschreven offerte met referentie PC140.05/off20091231. De specifieke taakomschrijving van deze verzekeraar wordt vastgelegd in een beheersovereenkomst tussen de inrichter en aangeduide verzekeraar.
De uitvoerder van de solidariteitstoezegging werd op dezelfde wijze aangeduid als de uitvoerder van de pensioentoezegging.
HOOFDSTUK VI. — Pensioenreglement en solidariteitsreglement
Art. 6. Het pensioenreglement met betrekking tot de pensioentoezegging werd toegevoegd als bijlage 1 aan de in artikel 1 vermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 (registratienummer 102472).
Art. 7. Het solidariteitsreglement met betrekking tot de solidariteitstoezegging werd toegevoegd als bijlage 2 aan dezelfde in artikel 1 vermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010.
HOOFDSTUK VII. — Opting out en mogelijkheid van vrijstelling van de sectorale pensioentoezegging
Art. 8. § 1. Opting out zoals bedoeld door artikel 9 van de WAP is niet toegestaan vanaf de invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
- 2.Werkgevers die vóór de datum van 6 mei 2009 reeds een aanvullend pensioenstelsel op het vlak van de onderneming zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 6o van de WAP hebben ingevoerd voor hun arbeiders (m/v), kunnen vrijgesteld worden van deelname aan de sectorale pensioentoezegging indien zij vóór 5 juli 2010 hebben
aangetoond dat de pensioentoezegging op ondernemingsvlak de aangesloten arbeiders (m/v) minstens dezelfde rechten verleent zoals bedoeld in artikel 9, alinea 2 van de WAP als de sectorale pensioentoezegging
door middel van het betrokken pensioenreglement of door middel van een attest van de aangeduide actuaris van de betrokken verzekeringsonderneming.
Deze werkgevers kunnen vrijgesteld blijven, indien zij jaarlijks op datum van 1 april een attest opgemaakt door de aangeduide actuaris van de betrokken verzekeringsonderneming kunnen voorleggen als bewijs van het nog in stand houden van dit ondernemingsplan en als bewijs dat het plan in minimum gelijke rechten voorziet.
De betrokken werkgevers kunnen slechts vrijgesteld worden van de sectorale pensioentoezegging, maar niet van de solidariteitstoezegging.
HOOFDSTUK VIII. — Financiering
Art. 9. § 1. De jaarlijkse bijdrage voor de financiering van de sociale sectorale pensioenregeling bedraagt vanaf het jaar 2013 0,60 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarlonen aan 108 pct. van de arbeiders (m/v), te verhogen met een bijdrage voor de financiering van de solidariteitsregeling ten beloop van 0,03 pct. en met de toepasselijke RSZ-afhoudingen.
Elke werkgever die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt en niet is vrijgesteld van deelname aan de sectorale pensioentoezegging, moet deze bijdrage voldoen via RSZinning en dit volgens de bepalingen van het pensioenreglement en van het solidariteitsreglement bedoeld in de artikelen 6 en 7 van deze
collectieve arbeidsovereenkomst.
- 2. Voor de werkgevers die conform artikel 8, § 2 vrijgesteld zijn van deelname aan de sectorale pensioentoezegging maar niet van deelname aan de solidariteitstoezegging bedraagt de bijdrage 0,03 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarlonen aan 108 pct. van de arbeiders (m/v). De betrokken werkgevers moeten deze bijdrage voldoen via RSZ-inning en dit volgens de bepalingen van het
solidariteitsreglement bedoeld in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IX. — Duur
Art. 10. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking vanaf 1 januari 2013. De Koning zal verzocht worden deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen
verbindend te verklaren.
Zij kan slechts opgezegd worden mits aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek mits respect van een opzegtermijn van één jaar.
Voorafgaandelijk aan de opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair comité conform artikel 10, § 1, 3o van de WAP de beslissing nemen om het sociaal sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij 80 pct. van de stemmen van de, in het paritair comité benoemde, gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en 80 pct. van de stemmen van de in het paritair comité benoemde, gewone of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen,
heeft bekomen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 april 2013.
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2012
Cao tot wijziging van de cao van 10 november 2010 betreffende de invoering
van een pensioenfonds voor de arbeiders van de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. – Voorwerp
Artikel 1.
Huidige cao wijzigt de cao van 10 november 2010 (registratienummer 102.472), dewelke werd afgesloten in toepassing van artikel 10 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna WAP genoemd), evenals in uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties in het paritair comité vervoer en logistiek om voor de arbeiders van de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten een sociaal sectoraal pensioenstel in te voeren, zoals voorzien in het protocolakkoord van 6 mei 2009 voor de jaren 2010 en 2011.
HOOFDSTUK II. – Toepassingsgebied
Artikel 2.
- 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgeversdie ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun arbeiders.
- 2.Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnen in voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz…
HOOFDSTUK II. – Doelstelling
Artikel 3.
Dit sociaal sectoraal pensioenstelsel, bestaande uit een pensioentoezegging en een solidariteitstoezegging wordt ingevoerd ten bate van de aangesloten arbeiders en arbeidsters zoals bepaald in het pensioenreglement en het solidariteitsreglement, die tewerkgesteld zijn door de werkgevers bedoeld in art. 2.
Het beheer van het pensioenstelsel heeft uitsluitend de rechtmatige belangen van de aangeslotenen als doel, met uitsluiting van enig ander doel en rekening houdend met de principes van deugdelijk bestuur.
HOOFDSTUK III. – De inrichter
Artikel 4.
De inrichter zoals bedoeld in art.3, §1, 5° a) van de WAP is het Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten dat opgericht werd bij Koninklijk Besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971. De inrichter is conform art 5, §1 van de WAP als enige bevoegd voor de beslissing tot invoering, wijziging of opheffing van het pensioenstelsel.
HOOFDSTUK IV. – Aanduiding van de pensioeninstelling en van de solidariteitsinstelling
Artikel 5.
Als pensioeninstelling die de pensioentoezegging uitvoert duidt de inrichter een verzekeraar aan die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en die de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning. Deze aanduiding gebeurt op objectieve wijze aan de hand van de uitgeschreven offerte met referentie PC140.05/off20091231. De specifieke taakomschrijving van deze verzekeraar wordt vastgelegd in een beheersovereenkomst tussen de inrichter en aangeduide verzekeraar.
De uitvoerder van de solidariteitstoezegging wordt op dezelfde wijze aangeduid als de uitvoerder van de pensioentoezegging.
HOOFDSTUK V. – Pensioenreglement en Solidariteitsreglement
Artikel 6
Het pensioenreglement met betrekking tot de pensioentoezegging werd toegevoegd als aanhangsel 1 aan de in artikel 1 vermelde cao van 10 november 2010 (registratienummer
102.472).
Artikel 7
Het solidariteitsreglement met betrekking tot de solidariteitstoezegging werd toegevoegd
als aanhangsel 2 aan dezelfde in artikel 1 vermelde cao van 10 november 2010.
HOOFDSTUK VI – Opting out en mogelijkheid van vrijstelling van de sectorale pensioentoezegging.
Artikel 8
- 1. Opting out zoals bedoeld door artikel 9 van de WAP is niet toegestaan vanaf de invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.
- 2. Werkgevers die voor de datum van 6 mei 2009 reeds een aanvullend pensioenstelselop het vlak van de onderneming zoals bedoeld in art 3, §1, 6° van de WAP hebben ingevoerd voor hun arbeiders (M/V), kunnen vrijgesteld worden van deelname aan de sectorale pensioentoezegging indien zij voor 5 juli 2010 hebben aangetoond dat de pensioentoezegging op ondernemingsvlak de aangesloten arbeiders (MN) minstens dezelfde rechten verleent zoals bedoeld in art. 9, alinea 2 van de WAP als de sectorale pensioentoezegging door middel van het
betrokken pensioenreglement of door middel van een attest van de aangeduide actuaris van de betrokken verzekeringsonderneming.
Deze werkgevers kunnen vrijgesteld blijven, indien zij jaarlijks op datum van 1 april een attest opgemaakt door de aangeduide actuaris van de betrokken verzekeringsonderneming kunnen voorleggen als bewijs van het nog in stand houden van dit ondernemingsplan en als bewijs dat het plan in minimum gelijke rechten voorziet.
De betrokken werkgevers kunnen slechts vrijgesteld worden van de sectorale pensioentoezegging, maar niet van de
solidariteitstoezegging.
HOOFDSTUK VII – Financiering
Artikel 9.
- 1. De jaarlijkse bijdrage voor de financieringvan de sociale sectorale pensioenregeling bedraagt vanaf het jaar 2013 0,60 % van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarlonen aan 108 % van de arbeiders (MN), te verhogen met een bijdrage voor de financiering van de solidariteitsregeling ten beloop van 0,03 % en met de toepasselijke RSZ-afhoudingen.
Elke werkgever die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt en niet is vrijgesteld van deelname aan de sectorale pensioentoezegging, moet deze bijdrage voldoen via RSZ-inning en dit volgens de
bepalingen van het pensioenreglement en van het solidariteitsreglement bedoeld in artikel 6 en 7 van deze cao.
- 2. Voor de werkgevers die conform artikel8, §2 vrijgesteld zijn van deelname aan desectorale pensioentoezegging maar niet van deelname aan de solidariteitstoezegging bedraagt de bijdrage 0,03 % van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarlonen aan 108 % van de arbeiders (MN). De betrokken werkgevers moeten deze bijdrage voldoen via RSZ-inning en dit volgens de bepalingen van het solidariteitsreglement bedoeld in artikel 7 van deze cao.
HOOFDSTUK VIII. – Duur
Artikel 10.
Zij kan slechts opgezegd worden mits aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek mits respect van een opzegtermijn van één jaar.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking vanaf 1 januari 2013. De Koning zal verzocht worden deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen bindend te verklaren.
Voorafgaandelijk aan de opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet het Paritair Comité conform art. 10, §1, 3° van de WAP de beslissing nemen om het sociaal sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij 80 pct. van de stemmen van de, in het Paritair Comité benoemde, gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en 80 pct. van de stemmen van de in het Paritair Comité benoemde, gewone of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, heeft bekomen.
Bijlage 1 Pensioenreglement PC 140.05
Het pensioenreglement bevat de modaliteiten van de pensioentoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010, hierna “CAO van 10 november 2010” genoemd.
Het pensioenreglement regelt de onderlinge rechten en plichten met betrekking tot de pensioentoezegging tussen de inrichter, de werkgevers, de werknemers, de aangeslotenen, de begunstigden en de pensioeninstelling.
Het is onderworpen aan alle bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingsstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en diens uitvoeringsbesluiten (hierna WAP genoemd) die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het pensioenreglement, los van het feit of er al dan niet expliciet in het pensioenreglement naar deze bepalingen wordt verwezen.
Het pensioenreglement zal door de inrichter op eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld aan de aangeslotenen.
Definities en begripsbepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° Pensioentoezegging
De toezegging van een aanvullend pensioen, gedaan door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de CAO van 10 november 2010 waar dit reglement deel van uitmaakt.
2° Inrichter
De inrichter is het Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, dat opgericht werd bij Koninklijk Besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971.
3° Aangeslotene
De arbeider (M/V) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter onderhavig pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement.
4° Uittreding
De beëindiging van de arbeidsovereenkomst (of arbeidsovereenkomsten, indien de aangeslotene bij meer dan een werkgever tewerkgesteld is zoals bedoeld in art 1, 11°) anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer binnen de vier kwartalen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst(en) geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever zoals bedoeld in art 1, 11°.
5° Pensioeninstelling
De door de inrichter aangeduide verzekeringsmaatschappij die voldoet aan de voorwaarden gesteld door art 10, §1, 4° van de WAP en aan dewelke de uitvoering van de pensioentoezegging is toevertrouwd.
6° Verworven prestaties
De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken in overeenstemming met dit pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat.
7° Verworven reserves
De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft in overeenstemming met dit pensioenreglement.
8° Pensioenleeftijd
Met de pensioenleeftijd wordt de leeftijd bedoeld vanaf dewelke de aangeslotene van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen geniet. De normale pensioenleeftijd is 65 jaar.
9° Einddatum
De einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene, op voorwaarde dat de begunstigde op dat ogenblik minstens de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. De normale einddatum valt op de eerste dag van de maand volgend op de normale pensioenleeftijd van de aangeslotene, namelijk 65 jaar. Op zijn vraag kan de aangeslotene die geniet van het statuut van voltijds bruggepensioneerde de uitbetaling van zijn prestaties verkrijgen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.
10° Wettelijk samenwonende
De persoon die samen met zijn of haar samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.
11° Werkgevers
De werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten voor zover deze werkgevers niet vrijgesteld zijn van deelname aan de sectorale pensioentoezegging conform art. 8, §2 van de CAO van 10 november 2010.
12° Financieringsfonds
Het fonds, beheerd door de pensioeninstelling en waarvan de werking wordt bepaald in artikel 19.
Gezien deze pensioentoezegging deel uitmaakt van een sociaal sectoraal pensioenstelsel, dienen in het pensioenreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in de betekenis die de WAP hen toekent.
Type van de pensioentoezegging
Art. 2. De pensioentoezegging bestaat in het storten van vooraf vastgestelde pensioenbijdragen zonder rendementsgarantie andere dan deze bepaald door art 24, §2 van de WAP. Deze bijdragen zijn exclusief ten laste van de werkgevers.
Aansluitingsvoorwaarden
Art. 3. Alle arbeiders zowel deeltijds als voltijds tewerkgesteld via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van hun arbeidsovereenkomst) met een werkgever zoals bedoeld in art 1, 11°.
De toetreding gebeurt onmiddellijk ongeacht de leeftijd en zonder geneeskundig onderzoek.
Worden evenwel niet aangesloten:
– Studenten-arbeiders die conform het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders niet onderworpen zijn aan de gewone sociale bijdragen maar alleen aan de solidariteitsbijdrage;
– Arbeiders tewerkgesteld met IBO contracten, leerlingen en leercontracten;
– Leerlingen –werknemersgetal “035” – en leerlingen die vanaf 1 januari van het jaar waarin ze 19 jaar oud worden aangegeven onder het werknemersgetal “015”;
– Deeltijds leerplichtigen – werknemerskengetal “027”.
Onder “arbeiders” wordt bedoeld de arbeiders en arbeidsters.
Bijdragen
Art. 4. Voor alle aangesloten arbeiders bedoeld in artikel 3 wordt ten laste van de betrokken werkgever elke trimester een individuele pensioenbijdrage gestort voor de financiering van een aanvullend pensioen. Deze bijdrage wordt bepaald per CAO en wordt conform de CAO van 10 november 2010 voor het jaar 2011 vastgesteld op 0,94 % (exclusief de toepasselijke sociale lasten)van het brutoloon, berekend aan 108 % en waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan. Vanaf 2012 bedraagt het bijdragepercentage 0,50 % (exclusief de toepasselijke sociale lasten). De werkgever staat in voor de toepasselijke sociale lasten op de pensioenbijdragen. Deze bijdragen worden geïnd via de RSZ die ze overmaakt, na afhouding van de toepasselijke sociale lasten aan de inrichter.
Pensioeninstelling en verandering van pensioeninstelling
Art. 5. De inrichter duidt voor de uitvoering van de pensioentoezegging een pensioeninstelling aan onder de erkende verzekeraars die voldoen aan de voorwaarden opgelegd door artikel 10, §1, 4° van de WAP. Per 1 januari 2011 is de aangeduide pensioeninstelling Integrale, Gemeenschappelijke Verzekeringskas, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, Place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530 om levensverzekeringen te beheren (Koninklijk Besluit van 10 november 1997).
Een verandering van pensioeninstelling en de eventueel hiermee verbonden overdracht van verworven reserves, winstdelingen en financieringsfonds is onderworpen aan de voorwaarden bepaald door artikels 34 tot en met 37 van de WAP. In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de CBFA in over de wijziging van pensioeninstelling. Conform artikel 38 van de WAP kan 10 % van de aangesloten werkgevers of aangesloten werknemers vragen dat de Raad voor Aanvullende Pensioenen het stelsel onderzoekt. In geval het rendement ondermaats is, kan de Raad voor Aanvullende Pensioenen aanbevelen om van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders.
Verplichtingen van de inrichter
Art. 6.
- 1. De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de CAO van 10 november 2010 vereist is. Hij zal alle geïnde pensioenbijdragen zo spoedig mogelijk aan de pensioeninstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de pensioeninstelling nodige of gewenste inlichtingen zo spoedig mogelijk bezorgen.
Indien de inrichter nalaat de bijdragen voor de financiering te storten aan de pensioeninstelling, brengt deze de aangeslotenen op de hoogte conform de bepalingen van art 14-4 van het uitvoeringsKB van de WAP van 14 november 2003, en haar wijzigingen.
- 2. In afwijking van § 1 wordt de volgende procedure toegepast indien de pensioeninstelling op de hoogte gesteld wordt van één van de hierna genoemde situaties:
1° Faillissement, ontbinding of concordaat van een werkgever :
De procedure beschreven onder § 1 wordt stopgezet voor zover zij nog lopende is.
De reserves opgebouwd na de betaling van de laatste premie worden aangepast op basis van de werkelijk betaalde patronale bijdragen binnen de 3 weken na kennisname van het faillissement, de ontbinding of het concordaat.
De laatst gekende premie wordt uit het financieringsfonds geheven en als definitief verworven premie op de contracten aangewend zonder afbreuk te doen aan de rechten van de aangeslotenen die uit dienst traden binnen het jaar van hun aansluiting.
De pensioeninstelling geeft de nodige informatie door aan de inrichter zodat deze laatste een schuldvordering introduceert aan de vereffenaar of de liquidator.
De betrokken aangeslotenen worden van deze procedure op de hoogte gebracht.
Op het moment van betaling van achterstallen worden deze in verhouding tot de verworven reserves verdeeld en aangewend op de datum van de storting op de contracten van de aangeslotenen die actief waren op datum van het faillissement, de beslissing tot ontbinding of concordaat.
De aangeslotenen worden ingelicht over de betaling van de achterstallen.2° Gerechtelijke reorganisatie van een werkgever:
De procedure beschreven onder § 1 wordt stopgezet voor zover zij nog lopende is.
De reserves opgebouwd na de betaling van de laatste premie worden aangepast op basis van de werkelijk betaalde patronale bijdragen binnen de 3 weken na kennisname van de gerechtelijke reorganisatie.
Hoewel er schorsing is van bestaande schuldvorderingen, blijft onderhavig reglement ongewijzigd voortbestaan tijdens deze periode van schorsing.
Indien de gerechtelijke reorganisatie stopgezet wordt door een faillissement, is de procedure beschreven onder punt 1° hiervoor van toepassing.
De geheel of gedeeltelijk betaalde achterstallige premies in uitvoering van een minnelijk akkoord, worden in verhouding tot de verworven reserves verdeeld en onmiddellijk toegekend op de contracten.
In beide gevallen kan de pensioeninstelling verwijlinteresten ten bedrage van 7% aanrekenen om de gemiste interesten en de gemaakte kosten te vergoeden.
Verplichtingen van de aangeslotene en zijn rechthebbende(n).
Art. 7. De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de CAO van 10 november 2010. Hij machtigt de inrichter de nodige verzekeringen op zijn leven af te sluiten. De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel bij het aangaan van de verzekeringscontracten als tijdens de duur daarvan, aan de pensioeninstelling alle inlichtingen te verschaffen die voor het opmaken en voor de uitvoering van het contract vereist zijn.
Om de uitkering te bekomen van de pensioentoezegging in geval van pensionering of overlijden maakt de aangeslotene of in voorkomend geval zijn rechthebbende(n) aan de pensioeninstelling een aanvraagformulier over met alle nodige inlichtingen, samen met de bewijsstukken die nodig zijn om de contractuele verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen. De pensioeninstelling stelt dit formulier op eenvoudige aanvraag ter beschikking van de aangeslotene of zijn rechthebbende(n)
Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) een van de opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate als de pensioeninstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) in verband met de bij dit pensioenreglement geregelde prestaties.
De aangeslotene, en namens de aangeslotene, zijn begunstigden en rechthebbenden, verlenen de toestemming aan de pensioeninstelling om behoudens andersluidende wettelijke bepalingen de gekapitaliseerde waarde van niet-opgevraagde en wettelijk vervallen en verjaarde overlijdenskapitalen en pensioenkapitalen zoals bedoeld in artikel 8 in het financieringsfonds te storten, en zien af van enig verder verhaal tegen de inrichter en de pensioeninstelling.
Verzekerde bedragen
Art. 8.
- 1. Het huidig pensioenstelsel heeft, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen, tot doel:
– een kapitaal of rente uit te keren aan de aangeslotene indien hij in leven is op de einddatum.
– bij overlijden van de aangeslotene vóór de einddatum, een kapitaal of rente uit te keren aan de in dit reglement bepaalde begunstigden.
- 2. De arbeiders die worden aangesloten op 1 januari 2011 en op 1 januari 2010 reeds tewerkgesteld waren bij een werkgever zoals bedoeld in art 1, 11° en voor zover zij aan de aansluitingsvoorwaarden van art 3 voldeden gedurende vier opeenvolgende kwartalen te rekenen vanaf 1 januari 2010, kunnen onmiddellijk aanspraak maken op verworven reserves en prestaties zoals bedoeld door artikel 17 van de WAP.
- 3. De arbeiders die worden aangesloten vanaf 1 januari 2011 en zich niet in de voorwaarden bevinden bepaald in §2 moeten gedurende minstens vier opeenvolgende kwartalen, te rekenen vanaf eerste dag van het kwartaal tijdens hetwelke zij worden aangesloten, voldaan hebben aan de aansluitingsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 3 alvorens zij aanspraak kunnen maken op verworven reserves en prestaties zoals bedoeld door artikel 17 van de WAP.
- 4. Voor een aangeslotene die tijdens zijn vorige beroepsloopbaan bij een of meerdere werkgevers zoals bedoeld in art 1, 11° was tewerkgesteld en aan de voorwaarde van §3 niet heeft voldaan, en later terug bij een werkgever zoals bedoeld in art 1, 11° tewerkgesteld wordt, is de voorwaarde van §3 van kracht met dien verstande datde datum waarop de betrokkenevoor het eerst aan deze aansluitingsvoorwaarden heeft voldaan dient verstaan als de datum waarop de arbeider opnieuw tewerkgesteld werd bij een werkgever zoals bedoeld in art 1, 11° en terug aan de aansluitingsvoorwaarden van art 3 voldeed.
- 5. De prestaties, zowel bij leven op de einddatum als bij overlijden voor die datum, worden opgebouwd door middel van een levensverzekering, afgesloten door de inrichter op het leven van de aangeslotene, van het type “uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve”, welke een kapitaal waarborgt dat hetzij op de einddatum hetzij bij vooroverlijden van de aangeslotene onmiddellijk betaalbaar is of kan worden omgezet in een lijfrente volgens de modaliteiten bepaald in artikel 10.
Het voorziene kapitaal bij einddatum is gelijk aan de som van de betaalde bijdragen verhoogd met door de pensioeninstelling gewaarborgde intrestopbrengsten en verminderd met de tariefopslagen voor beheer. Het voorziene kapitaal bij overlijden is gelijk aan hetzelfde bedrag, zoals bestaande op het ogenblik van vroegtijdig overlijden. Beide bedragen worden desgevallend verhoogd met de winstdeling toegekend door de pensioeninstelling. De winstdeling wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een reserveverhoging en is definitief verworven door de aangeslotenen.
Eventuele tekorten ten opzichte van de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, zijn ten laste van de inrichter die hiervoor het financieringsfonds kan aanwenden.
Uitbetaling van de prestaties
Art.9. Naargelang van het geval bestaat de prestatie uit de uitkering van een kapitaal of een rente, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 10. De uitbetalingmodaliteiten van de kapitalen of renten zijn als volgt:
1° Indien de aangeslotene in leven is (of was) op de einddatum, dient hij of zijn rechthebbende(n) onverwijld het formulier bedoeld in artikel 7 bij de pensioeninstelling op te vragen en na invulling en toevoeging van de gevraagde bewijsstukken aan de pensioeninstelling terug te bezorgen.
2° Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum, wordt de prestatie die voorzien wordt ingeval van overlijden voor de einddatum behoudens andersluidende wettelijke bepalingen vereffend als volgt:
1) ten bate van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner op voorwaarde dat de betrokkenen:
– niet uit de echt gescheiden zijn;
– niet van tafel en bed gescheiden zijn;
– niet feitelijk gescheiden zijn;
– niet verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten;
– zich niet bevinden in de proeftijd die een echtscheiding door onderlinge toestemming voorafgaat.
2) bij ontstentenis, ten bate van zijn kinderen of van hun rechtverkrijgenden, bij plaatsvervulling; voor gelijke delen;
3) bij ontstentenis, ten bate van (een) andere natuurlijke perso(o)n(en) die door de aangeslotene door middel van een aangetekend schrijven kenbaar werd(en) gemaakt aan de pensioeninstelling. Het aangetekend schrijven dient zowel voor de pensioeninstelling als voor de aangeslotene als bewijs van de aanduiding. De aangeslotene kan op elk moment deze aanduiding herroepen door middel van een nieuw aangetekend schrijven. Indien de aangeslotene na deze aanduiding zou huwen of hij samen met zijn partner een wettelijk samenlevingscontract zou onderschrijven, en er dus een persoon is zoals beschreven in punt 1) hiervoor, wordt deze aanduiding geacht definitief herroepen te zijn;
4) bij ontstentenis, ten bate van zijn ascendenten, voor gelijke delen;
5) bij ontstentenis, ten bate van zijn broers en zusters, voor gelijke delen;
6) bij ontstentenis, aan de andere wettelijke erfgena(a)m(en) met uitzondering van de Staat;
7) bij ontstentenis, aan het financieringsfonds bedoeld in art 1, 12°.
Om de prestatie voorzien in geval van overlijden te kunnen ontvangen dient/dienen de begunstigde(n) onverwijld het formulier bedoeld in artikel 7 bij de pensioeninstelling op te vragen en na invulling en toevoeging van de gevraagde bewijsstukken aan de pensioeninstelling terug te bezorgen.
3° Uitkeringen gebeuren rekening houdend met de wettelijke afhoudingen voor sociale lasten, belastingen en taksen.
4° De prestaties worden ten vroegste effectief uitgekeerd door de pensioeninstelling vanaf 1 oktober 2012 zonder rendementsverlies voor de begunstigde(n).
5° Indien de aangeslotenen of hun begunstigden of rechthebbenden zich niet spontaan en binnen een redelijke termijn aanmelden zal de pensioeninstelling zich van al haar wettelijke verplichtingen tot opzoeking van de aangeslotenen en hun begunstigden of rechthebbenden kwijten. De pensioeninstelling noch de inrichter kunnen aansprakelijk gesteld worden indien deze opzoekingen zonder gevolg blijven.
Omzetting van kapitalen in renten
Art. 10. De aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn begunstigde(n) of rechthebbende(n) heeft (hebben) het recht om de omvorming te vragen van het uit te keren kapitaal in een rente onder de voorwaarden bepaald in artikel 28 van de WAP.
De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diens begunstigde(n) of rechthebbende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de einddatum volgend uit de normale pensioenleeftijd of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde pensionering of van het overlijden op de hoogte is gebracht.
Indien binnen de maand te rekenen vanaf de hiervoor vermelde kennisgeving, geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene, de begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) aan de pensioeninstelling wordt betekend, wordt verondersteld dat hij, zijn begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) geopteerd heeft (hebben) voor de eenmalige kapitaalsuitkering.
Ontbrekende loongegevens
Art. 11. Om de berekening en de uitkering van de verschuldigde prestaties te bespoedigen zal de pensioeninstelling de loongegevens die op het ogenblik van de opname van het pensioenkapitaal of van het overlijden van de aangeslotenen ontbreken bepalen op basis van de volgende regel:
– loonbedrag betreffende de ontbrekende periode = (n/365) x het meest recente volledige jaarloon meegedeeld door de inrichter
waarbij
n = het aantal dagen tussen het einde van de laatste periode waarvoor loongegevens werden meegedeeld en de datum van het overlijden of de opname van het pensioenkapitaal.
De premie die op de individuele rekening moet worden gestort, wordt berekend conform artikel 4.
Verworven reserves en prestaties
Art. 12. De verworven reserves en prestaties worden berekend door de pensioeninstelling uitgaande van de bijdragen die voor rekening van de aangeslotene gestort zijn sinds zijn aansluiting. De aangeslotene moet voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties.
Uittreding
Art. 13. Wanneer een aangeslotene de pensioeninstelling inlicht over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst(en) zoals bedoeld in art. 1, 4°, of indien de pensioeninstelling vaststelt dat een aangeslotene gedurende meer dan vier opeenvolgende kwartalen niet meer voorkomt op de DMFA aangifte, en indien de betrokken aangeslotene aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties, deelt de pensioeninstelling hem uiterlijk 30 dagen na deze kennisgeving of vaststelling schriftelijk, met kopie aan de inrichter, het bedrag van de verworven reserves mede, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, en rekening houdend met de op dat moment bekende gegevens aangaande brutoloon en aansluitingsperiode van de uittreder, het bedrag van de verworven prestaties met behoud van de overlijdensdekking alsook de hierna opgesomde keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt conform artikel 32 van de WAP.
De aangeslotene dient binnen de 30 dagen de pensioeninstelling te informeren voor welke van de volgende mogelijkheden hij opteert:
1° de verworven reserves desgevallend aangevuld tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van art 24, § 2 van de WAP overdragen naar de pensioeninstelling van :
- a) ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die werkgever;
- b) ofwel de inrichter van een sectoraal pensioenstelsel waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die inrichter;
2° de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, overdragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;
3° de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, §2 van de WAP, bij de pensioeninstelling laten zonder wijziging van de pensioentoezegging, met dit verschil dat er verder geen bijdragen meer worden gestort voor de aangeslotene.
Wanneer de aangeslotene de voormelde termijn van 30 dagen laat verstrijken, wordt hij verondersteld te hebben gekozen voor de mogelijkheid bedoeld in 3°. Na het verstrijken van deze termijn kan de aangeslotene evenwel ten allen tijde vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in 1° of 2° hiervoor.
De pensioeninstelling zal er voor zorgen dat de gemaakte keuze binnen de 30 daaropvolgende dagen gerealiseerd wordt. Indien nodig worden na ontvangst van de definitieve gegevens met betrekking tot het brutoloon en aansluitingsperiode van de aangeslotene de eventuele voorlopige bedragen aan verworven reserves en verworven prestaties aangepast. De over te dragen verworven reserve in geval gekozen wordt voor 1° of 2° zal geactualiseerd worden tot op de datum van de effectieve overdracht.
Toezichtscomité en transparantieverslag
Art. 14. Indien de pensioeninstelling niet op paritaire wijze wordt beheerd, wordt een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die de werknemers vertegenwoordigen aan wie de onderhavige pensioentoezegging wordt gedaan, aangeduid overeenkomstig artikel 41, §2 van de WAP.
Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt jaarlijks in het bezit gesteld van het transparantieverslag bedoeld in artikel 15 alvorens de pensioeninstelling dit ter beschikking stelt van de inrichter.
In geval de bijdragen gestort worden in een afgezonderd fonds van de pensioeninstelling, beslist het toezichtscomité jaarlijks welk percentage van de winst gerealiseerd in het afgezonderd fonds aan de aangeslotenen zal toegekend worden als winstdeelname.
Art. 15. Onder de naam “transparantieverslag” zal de pensioeninstelling jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de pensioentoezegging en dit – na raadpleging van het eventuele toezichtscomité – ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen.
Het verslag betreft de volgende elementen:
1° de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering;
2° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;
3° het rendement van de beleggingen;
4° de kostenstructuur;
5° in voorkomend geval, de winstdeling.
Reserves afkomstig uit een vroegere tewerkstelling
Art. 16. Indien een aangeslotene bij zijn toetreding zijn verworven reserves met betrekking tot een vroegere tewerkstelling, voor zover deze reserves onder het toepassingsgebied van de WAP vallen, wenst over te dragen naar het huidige sociaal sectoraal pensioenstelsel zal hij de pensioeninstelling hierover inlichten en haar deze reserves overmaken. De pensioeninstelling zal deze reserves beheren conform de bepalingen van de WAP.
Jaarlijkse informatie aan de aangeslotenen
Art. 17. De pensioeninstelling zal ten minste één maal per jaar, en voor het eerst op 1 oktober 2012 aan de aangeslotenen, met uitzondering van de rentegenieters, een pensioenfiche bezorgen op basis van de gegevens ter beschikking van de pensioeninstelling, waarop de elementen vermeld worden voorzien door artikel 26, §1 van de WAP, en onder meer:
– het bedrag van de verworven reserves, desgevallend met vermelding van het bedrag van de waarborgen vermeld in artikel 24, § 2 van de WAP;
– het bedrag van de verworven prestaties en de datum waarop deze opeisbaar zijn.
Op eenvoudig verzoek van de aangeslotene deelt de pensioeninstelling een historisch overzicht mee van de voormelde gegevens met betrekking tot de periode van aansluiting bij de pensioeninstelling.
Voor alle aangeslotenen vanaf de leeftijd van 45 jaar deelt de pensioeninstelling, conform artikel 26 §3 van de WAP, ten minste om de vijf jaar het bedrag mee van het bij pensionering te verwachten kapitaal op de normale einddatum of, indien het kapitaal kan worden omgezet in rente volgens de bepalingen van artikel 10, de te verwachten rente op de normale einddatum.
Bescherming van de persoonlijke levenssfeer
Art. 18. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.
Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.
Werking van het financieringsfonds
Art. 19. De inrichter stort de bijdragen bepaald in artikel 4 in afwachting van de regularisatie van de contracten van de aangeslotenen op basis van de definitieve loongegevens in het financieringsfonds waaruit de pensioeninstelling de nodige bedragen put om de contracten van de aangeslotenen te spijzen. Het financieringsfonds kan ook andere inkomsten innen, onder meer beleggingsopbrengsten, niet-opgevraagde en verjaarde kapitalen, niet-verworven reserves en overlijdenskapitalen, zoals bedoeld in artikels 7, 8, 9 en 13. Het financieringsfonds kan eveneens gecrediteerd of gedebiteerd worden met het eventuele verschil tussen de door de inrichter geïnde bijdragen en de bijdragen die effectief op de rekeningen van de aangeslotenen worden gestort, onder meer als gevolg van de toepassing van artikel 11.
Op beslissing van de inrichter kan het financieringsfonds worden gedebiteerd met de sommen die nodig zijn om eventuele tekorten ten opzichte van de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, te financieren.
Een eventueel negatief saldo van het financieringsfonds dient zonder verwijl worden aangezuiverd door de inrichter. In geen geval kan het financieringsfonds terug aan de inrichter worden gestort.
Aanvang
Art. 20. Dit pensioenreglement vangt aan op 1 januari 2011 en wordt aangegaan voor onbepaalde duur.
Wijziging en opheffing van het pensioenreglement
Art. 21. Een wijziging of opheffing van het pensioenreglement kan in geen geval leiden tot een vermindering van de verworven reserves, desgevallend aangevuld met de waarborgen van artikel 24, § 2 van de WAP, van de aangeslotenen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 8. Indien bij de opheffing van het pensioenstelsel de bij de pensioeninstelling aanwezige reserves met inbegrip van het saldo van het financieringsfonds de som van alle verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, overtreffen, verwerven de aangeslotenen, die bij de opheffing van het pensioenreglement voldeden aan de voorwaarden bepaald in artikel 8, een aandeel in het overschot aan aanwezige reserves dat in verhouding staat tot de door hen verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP. Dezelfde regels worden gevolgd bij verdwijning van de inrichter.
Bijlage 2 Solidariteitsreglement PC 140.05
Het solidariteitsreglement bevat de modaliteiten van de solidariteitstoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 (hierna CAO van 10 november 2010 genoemd).
Het is voor zover toepasselijk onderworpen aan de bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingsstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en diens uitvoeringsbesluiten (hierna WAP genoemd).
Het solidariteitsreglement dient in samenhang met het pensioenreglement gelezen te worden.
Het solidariteitsreglement zal door de inrichter op eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld van de aangeslotenen.
Definities en begripsomschrijvingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° Solidariteitstoezegging
De toezegging van de in dit solidariteitsreglement bepaalde prestaties door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden conform de CAO van 10 november 2010 waar dit reglement deel van uitmaakt. De solidariteitstoezegging dient beschouwd te worden als een aanvulling op de pensioentoezegging behalve met betrekking tot de arbeiders (M/V) die tewerkgesteld zijn door werkgevers die vrijgesteld zijn van de pensioentoezegging conform art. 8 §2 van de voormelde CAO en die derhalve alleen bij de solidariteitstoezegging zijn aangesloten.
2° Inrichter
De inrichter is het Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, dat opgericht werd bij Koninklijk Besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971.
3° Aangeslotene
De arbeider (M/V) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter het sociaal sectoraal pensioenplan en dus onderhavige solidariteitstoezegging heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het solidariteitsreglement voldoet.
4° Solidariteitsbesluit
Koninklijk Besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels.
5° Financieringsbesluit
Koninklijk Besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging.
6° Pensioenreglement
Het pensioenreglement dat deel uitmaakt van de CAO van 10 november 2010.
Gezien deze solidariteitstoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, dienen in het solidariteitsreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in hun betekenis in het licht van de WAP of van de in artikel 1 van het pensioenreglement opgenomen begrippenlijst.
Aansluitingsvoorwaarden
Art .2. Alle arbeiders bedoeld in artikel 3 van het pensioenreglement worden verplicht aangesloten bij de solidariteitstoezegging, inclusief de arbeiders die tewerkgesteld zijn bij een werkgever die conform art 8, §2 van de CAO van 10 november 2010 vrijgesteld is van deelname aan de pensioentoezegging.
Bijdragen en financiering van de solidariteitsprestaties
Art. 3. Voor alle arbeiders bedoeld in artikel 2 zal ten laste van de werkgever elke trimester een bijdrage worden gestort voor de financiering van de solidariteitstoezegging. De bijdrage wordt per CAO vastgesteld. Conform de CAO van 10 november 2010 is de bijdrage voor 2011 0,041 % van het brutoloon, berekend aan 108 % en waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan. Vanaf 2012 is de bijdragevoet 0,022 %. Voor werkgevers die conform art 8, §2 van de CAO van 10 november 2010 zijn vrijgesteld van deelname aan de pensioentoezegging gelden dezelfde bijdragepercentages.
De bijdragen worden geïnd via de RSZ die ze overmaakt aan de inrichter.
De bijdragen worden vervolgens door de inrichter aan de solidariteitsinstelling overgemaakt voor het beheer en de financiering van de solidariteitsprestaties. De solidariteitsinstelling onderschrijft ter zake een middelenverbintenis. De solidariteitstoezegging wordt gefinancierd rekening houdende met de verplichtingen voorzien in het financieringsbesluit. In geval van tekorten, zoals bedoeld in art 6 van het financieringsbesluit, legt het solidariteitsfonds bedoeld in art.5, binnen de drie maanden aan de CBFA een plan voor om die toestand te verhelpen. Indien dit plan mislukt zal het Paritair Comité voor de arbeiders van het vervoer en de logistiek, en meer bepaald behorende tot de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten beslissen hetzij over een wijziging van de solidariteitsprestaties en/of over een verhoging van de bijdragen, hetzij over de vereffening van het fonds. De vereffeningsmodaliteiten zijn deze voorzien in geval van opheffing.
Solidariteitsinstelling
Art. 4. De inrichter wijst de rechtspersoon aan die de solidariteitstoezegging uitvoert, hierna de solidariteitsinstelling genoemd, op dezelfde wijze aan als de pensioeninstelling.
Per 1 januari 2011 is de aangeduide solidariteitsinstelling Integrale, Gemeenschappelijke Verzekeringskas, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, Place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530 om levensverzekeringen te beheren (Koninklijk Besluit van 10 november 1997).
Indien de solidariteitsinstelling niet op paritaire wijze wordt beheerd, wordt een toezichtscomité opgericht conform art 47, 2e alinea van de WAP die haar samenstelling en opdrachten bepaalt.
Solidariteitsfonds
Art. 5. Het financieringsfonds bedoeld in art. 19 van het pensioenreglement wordt vanaf 1 januari 2011 en tot een door de inrichter nader te bepalen datum gecrediteerd met de bijdragen voor de solidariteitstoezegging en de beleggingsopbrengsten, en gedebiteerd met de beheerskosten van de solidariteitsregeling en de solidariteitsprestaties en/of verzekeringskosten. Aldus vervult het financieringsfonds tijdelijk de functie van solidariteitsfonds. De inrichter kan beslissen om over te gaan tot de oprichting van een afzonderlijk beheerd solidariteitsfonds binnen de schoot van de solidariteitsinstelling van zodra de voorwaarden om het afzonderlijk beheer ervan toe te laten vervuld zijn.
Verplichtingen van de inrichter
Art. 6. De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de CAO van 10 november 2010 en van het solidariteitsreglement vereist is. Hij zal alle bijdragen bestemd voor de financiering van de solidariteitstoezegging zo spoedig mogelijk aan de solidariteitsinstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties nodige of gewenste inlichtingen tijdig aan de solidariteitsinstelling bezorgen.
Verplichtingen van de aangeslotene en zijn rechthebbende(n)
Art 7. De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de CAO van 10 november 2010. De aangeslotene machtigt de inrichter alle inlichtingen op te vragen die voor de uitvoering van de solidariteitstoezegging vereist zijn. De aangeslotene of zijn rechthebbende(n) maakt(en) in voorkomend geval aan de solidariteitsinstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over die nodig zijn om haar verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen.
Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) een van de opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate als de solidariteitsinstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) in verband met de bij dit solidariteitsreglement geregelde prestaties.
Solidariteitsprestaties
Art. 8. In navolging van artikel 43, § 1 van de WAP, zoals uitgevoerd door het solidariteitsbesluit, heeft onderhavig solidariteitsreglement tot doel de hierna volgende solidariteitsprestaties toe te kennen:
1°. in geval van overlijden vanaf de inwerkingtreding van het solidariteitsreglement van een aangeslotene tijdens de beroepsloopbaan, en behalve wettelijk voorziene uitsluitingen, een aanvullende uitkering in rente. Deze rente is gelijk aan het bedrag dat bekomen wordt door de omzetting van een kapitaal van 1.239 € of 2.478 € ingeval het overlijden te wijten is aan een ongeval, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 28 van de WAP. Indien de aldus bekomen rente echter lager is dan 300 €, geïndexeerd conform de modaliteiten beschreven in artikel 28, §2 van de WAP, wordt in plaats van de rente het kapitaal van 1.239 € of 2.478 € eenmalig uitbetaald.
2°. Voor een aangeslotene van de solidariteitsregeling die eveneens aangesloten is bij het sectorale pensioenstelsel, de voortzetting van de werkgeversbijdragen voor onderhavig pensioenstelsel op basis van een fictief dagloon berekend uitgaande van het bruto-uurloon van de functiecategorie “drager-beginneling” tijdens periodes van tijdelijke werkloosheid of tijdens vergoede periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van arbeidsongeval of beroepsziekte, beginnend vanaf de inwerkingtreding van het solidariteitsreglement.
3°. Voor een aangeslotene van de solidariteitsregeling die niet aangesloten is bij het sectorale pensioenstelsel, het spijzen van een levensverzekeringscontract afgesloten door de inrichter bij de pensioeninstelling, met bijdragen berekend op basis van een fictief dagloon berekend uitgaande van het bruto-uurloon van de functiecategorie “drager-beginneling” tijdens periodes van tijdelijke werkloosheid of tijdens vergoede periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van arbeidsongeval of beroepsziekte, beginnend vanaf de inwerkingtreding van het solidariteitsreglement, en bijdragevoeten van 0,94 % in 2011 en 0,5% vanaf 2012.
Dit levensverzekeringscontract is onderworpen aan art. 7, 8 §5, 9, 10 en 21 van het pensioenreglement. Indien betrokken aangeslotene tengevolge van een latere tewerkstelling bij een werkgever zoals bedoeld door art 1, 11° van het pensioenreglement, vooralsnog wordt aangesloten bij het pensioenstelsel, wordt de theoretische afkoopwaarde van dit contract als koopsom gestort op zijn pensioencontract.
Art. 9. De modaliteiten voor de toekenning van de solidariteitsprestaties zijn als volgt:
1°. voor de prestatie vermeld onder artikel 8, §1, 1° is (zijn) de begunstigde(n), behalve andersluidende wettelijke bepalingen, diegene(n) die aangeduid is (zijn) in artikel 10, 2° van het pensioenreglement. Om de solidariteitsuitkering voorzien in geval van overlijden te ontvangen dienen geen andere formaliteiten vervuld dan deze voorzien in artikel 7 van het pensioenreglement.
Aanvragen die meer dan vijf jaar na de datum van het overlijden van de betrokkene worden ingediend komen niet meer in aanmerking voor de bedoelde solidariteitsprestatie. Uitkeringen zijn onderworpen aan de wettelijke afhoudingen voor sociale lasten, belastingen en taksen.
2°. de prestaties vermeld onder artikel 8, §1, 2° en 3° worden vereffend zonder dat de aangeslotene hiertoe een aanvraag moet indienen.
Wijzigingsrecht
Art. 10. Dit solidariteitsreglement kan worden gewijzigd en zelfs worden opgeheven door de inrichter.
De solidariteitstoezegging geeft geen aanleiding tot de vestiging van verworven rechten noch in geval van uittreding, zoals bedoeld in artikel 13 van het pensioenreglement, noch in geval van wijziging of opheffing van het solidariteitsreglement.
De bescherming van de persoonlijke levenssfeer
Art. 11. De inrichter en de solidariteitsinstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige solidariteitsregeling slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze regeling. De inrichter en de solidariteitsinstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.
Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.
Wijzigingen van solidariteitsinstelling en overdrachten
Art.12. Een wijziging van de solidariteitsinstelling en de eventueel hiermee verbonden overdracht van reserves zijn onderworpen aan de voorwaarden bepaald door artikels 34 tot en met 37 van de WAP. In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de CBFA in over de wijziging van solidariteitsinstelling.
Opheffing
Art. 13. Ingeval van opheffing van het sociaal sectoraal pensioenstelsel of van het solidariteitstelsel zullen de overblijvende middelen van het solidariteitsfonds, of naargelang, de overblijvende middelen die het financieringsfonds bevat met betrekking tot het solidariteitsstelsel, na aftrek van de provisies voor lopende solidariteitsprestaties en voor te voorziene kosten in verband met de opheffing van het solidariteitsstelsel, in geen geval worden teruggestort aan de inrichter. Zij zullen worden toegekend onder vorm van een uitzonderlijke bijdrage aan de pensioenregeling ten bate van alle aangeslotenen die bij de opheffing van het sociaal sectoraal pensioenstelsel of van het solidariteitsstelsel voldeden aan de voorwaarden bepaald in art. 8 van het pensioenreglement. Deze uitzonderlijke bijdrage wordt voor elke aangeslotene berekend in verhouding tot de verworven reserve waarover hij beschikt in het kader van het pensioenstelsel, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP. Indien er geen overschot is, maar er voldoende middelen overblijven voor de lopende prestaties, zullen deze worden uitgevoerd ongeacht of er voldoende activa overblijven om de te voorziene kosten te dekken. Indien er onvoldoende middelen overblijven om de hangende prestaties volledig uit te keren worden zij pro rata verminderd en eventueel geannuleerd. In beide laatste gevallen neemt de oprichter hetzij het saldo van de kosten hetzij het geheel van de kosten in verband met de opheffing van het solidariteitsfonds te zijnen laste.
Aanvang
Art. 14. Dit solidariteitsreglement vangt aan op 1 januari 2011 en wordt aangegaan voor onbepaalde duur.
Ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers van de verhuisondernemingen
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
46485 |
20.12.1996 |
|
|
|
K.B. |
|
|
25.01.2000 |
B.S. |
26.02.2000 |
5819 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Hoofdstuk II : Doelstelling
Hoofdstuk III : Algemene bepalingen
Hoofdstuk IV : Ondernemingen die deel uitmaken van eenzelfde economische en financiele entiteit
Hoofdstuk V : Terbeschikkingstelling buiten de ondernemingen behorend tot dezelfde economische en financiele entiteit
Hoofdstuk VI : Opdrachten van het beperkt comité
Hoofdstuk VII : Schadeloosstellende bijdrage
Hoofdstuk VIII : Opdrachten van de voorzitter
Hoofdstuk IX : Evaluatie
Hoofdstuk X : Geldigheidsduur
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren alsook op hun werklieden.
Onder werklieden, wordt bedoeld de werklieden en de werksters.
Hoofdstuk II : Doelstelling
Art.2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in het kader van artikel 32, par. 1 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
Deze overeenkomst houdt rekening met het feit dat de meeste beroepskwalificaties die door de in artikel 1 bedoelde ondernemingen geeist worden een bijzondere beroepskwalificatie vereisen.
Art.3
Het hoofdstuk III bepaalt de basisvoorwaarden die door de werkgevers moeten vervuld zijn die beroep willen doen op de bepalingen van deze overeenkomst.
Art.4
Het hoofdstuk IV heeft betrekking op de ondernemingen die deel uitmaken van eenzelfde economische en financiele entiteit.
Art.5
Het hoofdstuk V heeft betrekking op de ondernemingen die geen beroep kunnen doen op de bepalingen van het hoofdstuk IV.
Hoofdstuk III : Algemene bepalingen
Art.6
Zowel de werkgever die bepaalde van zijn werknemers ter beschikking stelt als degene die van het ter beschikking stellen geniet moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden :
- ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid in hoedanigheid van verhuisonderneming; Deze voorwaarde is niet vereist in hoofde van de werkgever die bepaalde van zijn werknemers ter beschikking stelt in het kader van hoofdstuk IV.
- de bepalingen naleven van artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978 tot wijziging van de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978);
- minstens één arbeider tewerkstellen die houder is van de verhuizerskaart P vastgesteld in de bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978.
Art.7
De werkgever bij dewelke een arbeider ter beschikking wordt gesteld mag, in de schoot van de technische bedrijfseenheid binnen dewelke de werknemer ter beschikking is gesteld, geen beroep doen op de tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen tijdens de periode van het ter beschikking stellen.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de duur van de terbeschikkingstelling één arbeidsdag per week niet overschrijdt. Deze afwijking kan enkel ten uitzonderlijke titel gebruikt worden.
Voor de toepassing van dit artikel, onder “technische bedrijfseenheid” wordt bedoeld de exploitatiezetel.
Art.8
De werkman die in het kader van deze overeenkomst ter beschikking wordt gesteld moet houder zijn van ofwel de verhuizerskaart P ofwel de verhuizerskaart S vastgesteld in de voorvermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978.
Indien de werkman die ter beschikking wordt gesteld geen houder is van een verhuizerskaart P of S, is de werkgever die hem ter beschikking stelt er toe gehouden hem een verhuizerskaart S af te leveren VOOR de effectieve aanvang van de terbeschikkingstelling.
Hoofdstuk IV : Ondernemingen die deel uitmaken van eenzelfde economische en financiele entiteit
Art.9
De ondernemingen die op de bepalingen van dit hoofdstuk beroep willen doen moeten, per aangetekende brief, aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer de in artikel 10 bedoelde inlichtingen medegedeeld hebben.
Art.10
De in artikel 9 bedoelde inlichting moet de lijst bevatten van de ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde economische en financiele entiteit in de zin van artikel 32, par. 1 van de bovenvermelde wet van 24 juli 1987.
Zij moet voor iedere betrokken werkgever het inschrijvingsnummer vermelden bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid alsook het adres.
Art.11
Par.1
De in de artikelen 9 en 10 bedoelde inlichtingen moeten om het jaar in de loop van de maand januari aan de voorzitter van het Paritair Comité medegedeeld worden. Deze mededeling blijft geldig tot 31 december van het jaar van de mededeling.
Par.2
Indien de werkgever van de in artikel 15, par. 1 voorziene procedure wenst gebruik te maken, moet hij aan de mededeling de lijst toevoegen van de arbeiders die ter beschikking zouden gesteld worden en, per werkman, het nummer van de verhuizerskaart P waarvan hij houder is.
Indien één of meerdere werkgevers behorend tot dezelfde economische en financiele entiteit ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid terzelfdertijd als verhuisonderneming en als onderneming voor het goederenvervoer voor rekening van derden over de weg, kan de werkgever die de mededeling stuurt arbeiders melden die geen houders zijn van de verhuizerskaart op voorwaarde dat hij de verbintenis aangaat de bepalingen van artikel 8, tweede lid van deze collectieve arbeidsovereenkomst na te leven.
Art.12
In geval van wijziging in de samenstelling van de economische en financiele entiteit, moet deze wijziging per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer worden medegedeeld en dit binnen de 14 dagen te rekenen vanaf de wijziging.
Art.13
De voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer overhandigt afschrift van de inlichtingen die hij krijgt bij toepassing van de artikelen 9 tot 12 aan de Administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art.14
Het in dit hoofdstuk bedoelde ter beschikking stellen is enkel onderworpen aan de beperkingen die volgen uit de bepalingen van hoofdstuk III.
Art.15
Par.1
De werkgever die werklieden ter beschikking stelt in het kader van dit hoofdstuk is vrijgesteld van de procedure vastgelegd in paragraaf 2 indien de volgende voorwaarden vervuld zijn :
- de terbeschikkingstelling heeft betrekking op arbeiders wiens identiteit aan de voorzitter van het Paritair Comité werd medegedeeld in uitvoering van artikel 11;
- hij deelt aan de voorzitter van het Paritair Comité ten laatste op de vijftiende van de maand volgend op het einde van het kwartaal waarin de terbeschikkingstelling plaatsvond, per betrokken werkman, het aantal dagen van terbeschikkingstelling alsook de werkgever(s) bij dewelke arbeiders ter beschikking werden gesteld.
Indien onder de ter beschikking gestelde arbeiders bepaalde arbeiders geen houders waren van de verhuizerskaart op het ogenblik van de mededeling voorzien in artikel 11, moet de werkgever het nummer van de verhuizerskaart vermelden die afgeleverd werd.
Par.2
Indien de werkgever aan de voorzitter van het Paritair Comité de inlichting voorzien in artikel 11, par. 2 van deze overeenkomst niet heeft medegedeeld, voordat de terbeschikkingstelling een aanvang neemt moet de werkgever die ter beschikking stelt de voorzitter van het Paritair Comité per fax verwittigen.
Indien de in de vorige alinea bedoelde werkgever geen gebruik maakt van de fax moet hij de inlichting per aangetekende brief doorsturen. De aangetekende brief moet verstuurd worden ten laatste de werkdag die de eerste dag van het ter beschikking stellen voorafgaat.
De door dit artikel beheerste mededeling moet minstens de volgende inlichtingen bevatten :
- naam van de werkgever bij dewelke de terbeschikkingstelling plaatsvindt;
- naam van de ter beschikking gestelde werknemers alsook het nummer van de verhuizerskaart waarvan ieder der betrokken werknemers houder is;
- de periode van het ter beschikking stellen.
Hoofdstuk V : Terbeschikkingstelling buiten de ondernemingen behorend tot dezelfde economische en financiele entiteit
Art.16
Indien de terbeschikkingstelling niet door de bepalingen van hoofdstuk IV is geregeld moeten de door dit hoofdstuk vastgestelde regels nageleefd worden.
Art.17
De werkgever bij dewelke werklieden ter beschikking worden gesteld mag, tijdens de in het derde lid bepaalde referteperiode, er gebruik van maken a rato van maximum 50 pct. van de aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven arbeidsdagen voor zijn eigen werklieden.
Indien, bij de werkgever bij dewelke de terbeschikkingstelling plaatsvindt, één of meerdere werkende vennoten aanwezig zijn, wordt voor de toepassing van dit artikel, forfaitair 200 dagen per werkende vennoot toegevoegd aan het aantal arbeidsdagen aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid voor zijn eigen werklieden.
De in het eerste lid van dit artikel bedoelde referteperiode is het kalenderjaar.
Art.18
Voordat het ter beschikking stellen een aanvang neemt moet de werkgever die dit ter beschikking stelt, de voorzitter van het Paritair Comité verwittigen per fax.
Indien de in het vorige lid bedoelde werkgever geen gebruik maakt van de fax moet hij de inlichting per aangetekende brief doorsturen. De aangetekende brief moet verstuurd worden ten laatste de werkdag die de eerste dag van het ter beschikking stellen voorafgaat.
De door dit artikel beheerste mededeling moet minstens de volgende inlichtingen bevatten :
- naam van de werkgever bij dewelke de terbeschikkingstelling plaatsvindt;
- naam van de ter beschikking gestelde werklieden alsook het nummer van de verhuizerskaart waarvan ieder der betrokken werklieden houder is;
- de periode van het ter beschikking stellen.
Art.19
Par.1
Bovendien, is de werkgever die werklieden in het kader van dit hoofdstuk ter beschikking heeft gesteld er toe gehouden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, VOOR 15 maart van ieder jaar, de in het tweede lid bedoelde inlichtingen mede te delen.
Par.2
De werkgever die aan de bepalingen van dit artikel onderworpen is moet het aantal arbeidsdagen voortkomende uit de terbeschikkingstelling, mededelen en dit onderverdeeld per werkgever die van de terbeschikkingstelling heeft genoten.
De in het vorig lid bedoelde inlichtingen hebben betrekking op het afgelopen kalenderjaar.
Art.20
VOOR 15 maart, moet de werkgever bij dewelke werklieden werden ter beschikking gesteld in het kader van dit hoofdstuk aan de voorzitter van het Paritair Comité de volgende inlichtingen mededelen met betrekking tot het afgelopen kalenderjaar :
- het aantal arbeidsdagen aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid voor zijn werknemers; Indien de werkgever de bepalingen van artikel 17, alinea 2 inroept moet hij de identiteit van de werkende vennoten vermelden.
- het aantal arbeidsdagen gepresteerd door werknemers die tot zijner beschikking werden gesteld in toepassing van dit hoofdstuk. Deze inlichtingen moeten onderverdeeld zijn per werkgever die werklieden tot zijner beschikking heeft gesteld.
Hoofdstuk VI : Opdrachten van het beperkt comité
Art.21
Het beperkt comité voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 1996 is belast met het opvolgen van de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Deze bevoegdheid heeft ook betrekking op de schadeloosstellende bijdrage verschuldigd krachtens hoofdstuk VII van deze overeenkomst.
Art.22
De voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer deelt, om het jaar, aan de leden van het beperkt comité de inlichtingen mede die hij ontvangen heeft in uitvoering van deze overeenkomst.
Art.23
Op vraag van een in de schoot van het beperkt comité vertegenwoordigde organisatie, deelt de voorzitter van het paritair comité een tussentijds verslag mede.
Art.24
Het beperkt comité kan aan het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” alle inlichtingen vragen die nuttig zijn voor de goede toepassing van deze overeenkomst.
Hoofdstuk VII : Schadeloosstellende bijdrage
Art.25
Is er toe gehouden aan het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” de schadeloosstellende bijdrage voorzien door de bepalingen van dit hoofdstuk te betalen de werkgever die :
- de bepalingen van artikel 7 van deze overeenkomst niet naleeft (tijdelijke werkloosheid om economische redenen tijdens de periode van terbeschikkingstelling);
- een werkman ter beschikking stelt alhoewel hij geen houder is van een verhuizerskaart;
- binnen de in artikel 15 vastgestelde termijnen aan de voorzitter van het Paritair Comité de inlichtingen niet mededeelt betreffende de werklieden die hij ter beschikking heeft gesteld;
- de grens vastgesteld door artikel 17 van deze overeenkomst niet naleeft;
- de bepalingen van artikel 18 niet naleeft (voorafgaandelijke inlichting gericht tot de voorzitter van het Paritair Comité);
- de bepalingen van artikel 19 niet naleeft (jaarlijkse inlichtingen die de werkgever die arbeiders ter beschikking stelt);
- de bepalingen van artikel 20 niet naleeft (jaarlijkse inlichtingen mede te delen door de werkgever die van de terbeschikkingstelling heeft genoten).
Art.26
Het maximumbedrag van de schadeloosstellende bijdrage die het beperkt comité vaststelt, bedraagt 5.000 F per werknemer betrokken in de overtreding.
Art.27
Par.1
De verschuldigde schadeloosstellende bijdrage wordt door het beperkt comité vastgesteld.
Par.2
Vooraleer het bedrag van de schadeloosstellende bijdrage vast te stellen, nodigt het beperkt comité de werkgever uit zijn verdedigingsmiddelen te laten gelden.
Tenslotte, richt de voorzitter van het beperkt comité aan de werkgever een aangetekende brief waarin hij de feiten vermeldt die hem verweten worden.
De werkgever beschikt over een termijn van één maand om zich te verantwoorden.
Par.3
Na ontvangst van het antwoord van de werkgever, kan het beperkt comité beslissen de schadeloosstellende bijdrage niet toe te passen.
Par.4
Bij ontstentenis van antwoord van de werkgever of indien het beperkt comité beslist de procedure voort te zetten, wordt de werkgever, per aangetekende brief, uitgenodigd aan de vergadering van het beperkt comité deel te nemen om zijn stelling mondeling uit te leggen.
Par.5
Iedere beslissing van het beperkt comité is gemotiveerd.
Par.6
De beslissing van het beperkt comité wordt aan de werkgever per aangetekende brief verstuurd.
Hoofdstuk VIII : Opdrachten van de voorzitter
Art.28
Buiten de inlichtingen die hij bij toepassing van hoofdstuk VI van deze overeenkomst aan het beperkt comité moet mededelen is de voorzitter van het Paritair Comité ertoe gehouden aan de Administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering een afschrift door te sturen van alle inlichtingen die de werkgevers in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst hem richten.
Hoofdstuk IX : Evaluatie
Art.29
Ieder jaar, in de loop van de maand april, wordt een evaluatie van de toepassing van deze overeenkomst gedaan.
De evaluatie wordt gemaakt in de schoot van het beperkt comité met de medewerking van de Administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering.
Hoofdstuk X : Geldigheidsduur
Art.30
Par.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang op 1 januari 1997 en is voor onbepaalde duur gesloten.
Par.2
Zij kan door iedere ondertekenende partij opgezegd worden mits betekening van een opzeggingstermijn van zes maanden.
De opzeggingstermijn wordt per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer gericht.
De opzeggingstermijn moet eindigen op 31 december.
Par.3
Iedere ondertekenende partij kan ook de herziening van deze overeenkomst vragen.
De partij die deze bepalingen inroept moet aan de voorzitter van het Paritair Comité de redenen ervan mededelen alsook de voorstellen tot herziening.
De andere partijen nemen de verbintenis aan de aanvraag tot herziening te onderzoeken binnen de twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag.
Hospitalisatieverzekering
Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2017 betreffende invoering van een sectoraal Medisch Plan voor de subsector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en zijn arbeiders.
Vanaf 1 januari 2017 is in de DmfA aangifte de prestatiecode 50 opgesplitst. Er werd een nieuwe prestatiecode 53 toegevoegd.
Het gaat over het profylactisch verlof dat opgelegd wordt aan het personeelslid dat weliswaar niet ziek is maar met de bedoeling te voorkomen dat het een besmettelijke ziekte, die thuis of in de werkkring werd vastgesteld, zou overbrengen.
Deze dagen profylactisch verlof werden vroeger onder de prestatiecode 50 aangegeven en moeten vanaf 1 januari 2017 in de DmfA onder prestatiecode 53 komen.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | ||||||
K.B. | B.S. |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Art. 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
Onder “werklieden” wordt bedoeld : de werklieden en werksters.
§2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
“verhuizing” : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz., met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
“meubelbewaring” : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
“aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.;
“voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen” : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz.;
“fonds voor bestaanszekerheid” : het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, dat opgericht werd bij koninklijk besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971;
“beheerder van het Medisch Plan” : de verzekeringsmaatschappij waarbij het fonds voor bestaanszekerheid het sectoraal Medisch Plan afsluit.
§3. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder :
“arbeiders” : de arbeiders en arbeidsters aangegeven in de DmfA in de RSZ-categorie 084 met werknemerscode 015 en met andere arbeidstijdgegevens dan deze aangegeven onder de codes 030, 050, 053 en 060.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is evenwel niet van toepassing op :
a) de arbeiders tewerkgesteld met een overeenkomst van studentenarbeid, aangegeven in de DmfA met werknemerscode 840 ;
b) de arbeiders aangegeven in de DmfA met werknemerscode 024, 035, 027 ;
c) leerlingen – werknemersgetal 035 en leerlingen die vanaf 1 januari van het jaar waarin ze 19 jaar oud worden aangegeven onder het werknemersgetal 015.
De in deze collectieve arbeidsovereenkomst vermelde kengetallen en codes voor het aanduiden van de werkgevers- en werknemerscategorieën en de arbeidstijdgegevens zijn deze te gebruiken in de multifunctionele kwartaalaangifte (DmfA) aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid overeenkomstig de instructies van deze dienst.
HOOFDSTUK II. – Aard van het voordeel en financiering
Art. 2. Het fonds voor bestaanszekerheid sluit een sectoraal Medisch Plan af ten gunste van de arbeiders bedoeld in artikel 1 die aan de hierna bepaalde voorwaarden voldoen.
De jaarlijkse vaste bijdrage voor de financiering van het sectoraal Medisch Plan bedraagt vanaf: 100 EUR per arbeider. De inning zal gebeuren op kwartaalbasis.
Elke werkgever die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt moet deze bijdrage voldoen via RSZ inning.
HOOFDSTUK III. – Aansluiting bij het Medisch Plan
Art. 3. Voor de aansluiting en het openen van het recht op tussenkomsten van het Medisch Plan na de opstart is cumulatief vereist dat de arbeider gedurende twee opeenvolgende kwartalen is aangegeven:
– onder werkgeverskengetal 08;
– met werknemerskengetal 015 (zonder code leerling);
– en met andere arbeidstijdgegevens dan deze aangegeven onder de codes 030, 050 en 053.
Art. 4. De aansluiting en de opening van het recht op tussenkomsten gebeuren op de eerste dag van het kwartaal waarin de vaststelling van de opening van het recht wordt gedaan.
Het fonds voor bestaanszekerheid informeert de aangesloten arbeider over de mogelijkheid om individueel een bijkomende premie te betalen, waardoor hij, bij eventuele voortzetting van het Medisch Plan, zoals voorzien in artikel 5, lid 4, een tarief zal krijgen dat rekening houdt met de leeftijd waarop hij de bijkomende premie is beginnen te betalen.
HOOFDSTUK IV – Beëindiging van de aansluiting bij het Medisch Plan
Art. 5. De aansluiting bij het Medisch Plan en het recht op tussenkomsten worden beëindigd indien de arbeider gedurende twee opeenvolgende kwartalen niet meer voldoet aan de aangiftevereisten bepaald in artikel 3.
In afwijking op de eerste alinea wordt de aansluiting niet beëindigd wanneer bij faillissement van een in artikel 1 bedoelde onderneming wordt vastgesteld dat de aangiftevereisten bepaald in artikel 3 niet langer voldaan zijn wegens het ontbreken van de Dmfa-gegevens voor het kwartaal waarin het faillissement wordt uitgesproken en voor het daaraan voorafgaand kwartaal.
De aansluiting en het recht op tussenkomsten wordt beëindigd op de eerste dag van het kwartaal waarin de beëindiging van de aansluiting en het recht op tussenkomsten wordt vastgesteld.
Het Medisch Plan voorziet de mogelijkheid tot individuele voortzetting in geval van beëindiging van de aansluiting bij het Medisch Plan, onder dezelfde voorwaarden ais deze bepaald in artikel 138bis-8 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.
HOOFDSTUK V – Derde betalersysteem
Art. 6. Van zodra de beheerder van het Medisch Plan kan beschikken over de gegevens van de aangesloten arbeiders door de mededeling van het bestand van aangeslotenen door het fonds voor bestaanszekerheid, zal een derde betalersysteem van toepassing zijn.
De aangesloten arbeiders zullen beschikken over een kaart van de beheerder van het Medisch Plan. De ziekenhuisfacturen zullen dankzij dit derde betalersysteem rechtstreeks door deze beheerder aan het ziekenhuis betaald worden.
HOOFDSTUK VI – Geldigheidsduur
Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking vanaf 1 januari 2017. De Koning zal verzocht worden deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen bindend te verklaren. Ze vervangt vanaf 1 januari 2017 de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2011 (nr. 108086).
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor vervoer en de logistiek, en meer bepaald behorende tot de subsector voor de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Tijdskrediet met motief en landingsbanen
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2019 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende het recht op tijdskrediet, de invoering van het recht op een landingsbaan en complementaire uitbreiding van het tijdskrediet met motief voor de werknemers tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen |
|
HOOFDSTUK I : Juridisch kader |
|
Artikel 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2019-2020. |
|
HOOFDSTUK II : Toepassingsgebied |
|
Artikel 2 §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair sub-comité voor de verhuizing.
§2. Het paritair sub-comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei
Het paritair sub-comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten. |
|
HOOFDSTUK III : omkadering en begrippen |
|
Artikel 3 Deze CAO wordt afgesloten in toepassing van :
Met arbeiders wordt bedoeld : de arbeiders en arbeidsters van de in artikel 1 genoemde ondernemingen. |
|
HOOFDSTUK IV : Tijdskrediet met motief
|
Artikel 4 §1. De arbeiders hebben een bijkomend recht op voltijds of halftijds tijdskrediet of 1/5de loopbaanvermindering tot maximaal 36 maanden voor het volgen van een opleiding zoals voorzien in de bovengenoemde CAO 103 artikel 4 §2.
§2. De arbeiders hebben een bijkomend recht op voltijds of halftijds tijdskrediet of 1/5de loopbaanvermindering tot maximaal 51 maanden voor het verlenen van zorgen, zoals voorzien in de bovengenoemde CAO 103 artikel 4, §1, met name :
|
|
Artikel 5 De perioden van voltijds tijdskrediet, halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering met motief, mogen samen niet meer dan 51 maanden bedragen. |
|
HOOFDSTUK V : Landingsbanen |
|
Artikel 6 Leeftijdsgrenzen voor een landingsbaan lange loopbaan en zwaar beroep met uitkering
In toepassing van de CAO nr. 137 van de NAR, wordt voor de periode 2019 – 2020 het recht op uitkering geopend :
– vanaf 57 jaar voor de arbeiders die in toepassing van artikel 8, §1 van voornoemde CAO 103, hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking en die voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5, 2° en 3° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014
– vanaf 55 jaar voor de arbeiders die in toepassing van artikel 8, §1 van voornoemde CAO 103, hun arbeidsprestaties verminderen met een vijfde en die voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6, §5 2° en 3° van het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door artikel 4 van het KB van 30 december 2014
Dit uitsluitend indien deze arbeiders op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving van de loopbaanvermindering aan de werkgever :
– Ofwel 35 jaar beroepsverleden als loontrekkenden kunnen rechtvaardigen in de zin van artikel 3, §3 van het KB van 03.05.2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
– ofwel voorafgaand aan de landingsbaan gedurende minstens 5 jaar (gerekend van datum tot datum) tijdens de laatste 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar (gerekend van datum tot datum) tijdens de laatste 15 jaar, actief zijn geweest in een zwaar beroep in de zin van artikel 3, §1 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
– ofwel minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime met nachtprestaties (zoals bedoeld in artikel 1 van de CAO nr. 46 van 23 maart 1990) en dit eveneens in de zin van artikel 3 §1 van het KB van 03.05.2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag |
|
Artikel 7 Leeftijdsgrenzen voor het recht op een landingsbaan vanaf 50 jaar omwille van lange loopbaan (28 jaar beroepsverleden) en zware arbeidsregelingen
Voor de voltijdse arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen ten belope van een dag of twee halve dagen per week, wordt de leeftijd voor het recht op de landingsbaan op 50 jaar gebracht :
– indien zij een beroepsloopbaan van tenminste 28jaar kunnen bewijzen (artikel 8 §3 van de CAO 103 van de NAR).
– Of indien zij voorafgaand aan de landingsbaan actief zijn geweest in een zwaar beroep gedurende minstens 5 jaar in de voorafgaande 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar in de voorafgaande 15 jaar (artikel 8 §3 en §4 van de CAO 103 van de NAR).
Voor de arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking, wordt de leeftijd voor het recht op de landingsbaan op 50 jaar gebracht, indien zij voorafgaand aan de landingsbaan actief zijn geweest in een zwaar beroep gedurende minstens 5 jaar in de voorafgaande 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar in de voorafgaande 15 jaar. Dit zwaar beroep moet voorkomen op de lijst van de beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat. De Minister van Werk bepaalt deze lijst, na unaniem advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. (artikel 8 §2 en §4 van de CAO 103 van de NAR). |
|
Artikel 9 De drempel waarvan sprake in artikel 16 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, wordt vastgesteld op 5% van het aantal werknemers die hoofdzakelijke handenarbeid verrichten, uitsluitend door deze op te nemen. |
|
HOOFDSTUK VI – Vlaamse aanmoedigingspremies |
|
Artikel 10 In uitvoering van artikel 3 van het Besluit van 1 maart 2002 (BS 20 maart 2002) van de Vlaamse Regering houdende hervorming van het stelsel van de aanmoedigingspremies in de privésector – zoals gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juni 2003 (BS 24.07.2003), 25 maart 2005 (BS 03.05.2005), 19 december 2008 (BS 06.03.2009), 20 maart 2009 (BS 31.03. 2009) en 5 juli 2013 (BS 06.08.2013) – voorzien de ondertekenende partijen de toepassing van de maatregelen bedoeld in de volgende artikelen van het voornoemd besluit:
|
|
Artikel 11 Voor alles wat in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk geregeld wordt, zijn de CAO 103 en de hiermee samenhangende vigerende reglementeringen van toepassing. |
|
HOOFDSTUK VII : Geldigheidsduur |
|
Artikel 12 §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2019 en werd afgesloten voor onbepaalde duur. |
|
§2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair comité voor het Wegvervoer en de Logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
|
§3. Deze CAO vervangt de cao van 16 november 2017 betreffende het tijdskrediet, de invoering van het recht op een landingsbaan en complementaire uitbreiding van het tijdskrediet met motief voor de werknemers tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen (registratienummer 143329/CO/140) |
Indexering lonen en aanvullende vergoedingen
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 15/02/2018
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende koppeling van de lonen en van de aanvullende vergoedingen die onderhevig zijn aan indexering, aan het rekenkundig gemiddelde van het gezondheidsindexcijfer in de sub sector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Sub comité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair sub comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkelogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Sub comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
HOOFDSTUK II. Vaststelling van de minimumlonen
Artikel 2.
Minimum uurlonen van toepassing sinds 01/12/2017 (38u/week) :
Drager beginneling € 11,3903
Drager (+1 jaar) € 11,4887
Chauffeur € 11,7075
Liftbestuurder € 11,7075
Inpakker € 11,7075
Kistenmaker € 11,7075
Chauffeur rijbewijs C of CE met min. 2 jaar dienst in de sector € 11,8323
Ploegbaas € 11,8323
Deze lonen gelden voor een wekelijkse arbeidsduur van 38 uren.
HOOFDSTUK III. Vaststelling van de aanvullende vergoedingen
Artikel 3. Verwijderingsvergoeding
De verwijderingsvergoeding die in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsduur in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten verschuldigd is vanaf 1 november 2017 vastgesteld op € 3,1897.
De verwijderingsvergoeding is alleen verschuldigd op de aanwezigheidsuren die worden vergoed aan 100 pct.
Artikel 4. Verblijfsvergoeding
De werklieden die wegens dienstnoodzaak gedwongen zijn te overnachten hebben recht op:
1° een vergoeding voor het avondmaal indien de diensttijd van de dag voor de middag (12 uur) aanvangt
2° een vergoeding voor de overnachting en het ontbijt
3° een vergoeding voor het middagmaal indien de terugkomst op de werkplaats na 14 uur plaats heeft.
Artikel 5.
Voor zover zij minstens de in het arbeidsreglement voorziene arbeidsprestaties hebben verricht en voor zover zij wegens dienstnoodzaak gedwongen zijn op de werkplaats terug te komen na 22 uur hebben de arbeiders recht op de vergoeding voor het avondmaal.
Het voordeel voortspruitend uit artikel 5 is niet cumuleerbaar met dit voortspruitend uit artikel 6.
Artikel 6.
§ 1. Een aanvullende vergoeding gelijk aan de vergoeding voor het avondmaal wordt toegekend indien de diensttijd van de dag wordt overschreden.
Het voordeel voortspruitend uit artikel 6 is niet cumuleerbaar met dit voortspruitend uit artikel 5.
§ 2.Voor de toepassing van dit artikel, onder« overschrijding van de diensttijd van de dag » wordt bedoeld de overschrijding van de tijd voor de bedoelde dag vastgesteld ofwel door de CAO van 9/12/’88 betreffende de arbeidsduur in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, algemeen verbindend verklaard bij KB van 14/08/’89 (BS 13/09/1989) ofwel door de collectieve arbeidsovereenkomst van 31/01/’96 of de CAO van 26/11/’03 betreffende de invoering van nieuwe arbeidstijdstelsels in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (geregistreerd onder de nummers 40987/CO/140.05 – 69291/CO/140.05).
De diensttijd van de dag moet minstens 10 uur bedragen.
Artikel 7.
Vanaf 1 december 2017, is het bedrag van de vergoeding voor de overnachting en het ontbijt vastgesteld op € 16,5088.
Artikel 8.
Vanaf 1 december 2017 is het bedrag van de vergoeding voor het middagmaal vastgesteld op € 13,2275.
Artikel 9.
Vanaf 1 december 2017 is het bedrag van de vergoeding voor het avondmaal vastgesteld op € 11,5154.
HOOFDSTUK IV. Koppeling van de lonen en de aanvullende vergoedingen aan het gezondheidsindexcijfer
Artikel 10
De lonen en aanvullende vergoedingen voor het niet-garagepersoneel die onderhevig zijn aan indexering, zullen vanaf 2018 éénmaal per jaar en telkens op 1 december worden aangepast aan de evolutie van de levensduurte.
(gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2017).
Deze aanpassing gebeurt op basis van de reële evolutie van het rekenkundig gemiddelde van het gezondheidsindexcijfer der consumptieprijzen {bedoeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de Wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van’s land concurrentievermogen (B.S. van 31 december 1993)}, maandelijkse vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad – en wordt berekend over de laatste 12 maanden, met als refertecijfers het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindex (afgevlakte index) van de maand november van het lopende jaar en deze van november van het jaar dat de aanpassing voorafgaat.
De indexering gebeurt door de effectief betaalde lonen (en de aanvullende vergoedingen die onderhevig zijn aan indexering) van oktober van het lopende jaar te vermenigvuldigen met de coëfficiënt berekend tot op 5 decimalen, van de deling van het rekenkundig gemiddelde van het gezondheidsindexcijfer der consumptieprijzen van de maand november van het lopende jaar door het rekenkundig gemiddelde van de maand november van het voorgaande jaar.
Artikel 11
De berekening van de coëfficiënt, de minimumlonen, de effectief betaalde lonen en de vergoedingen, voor het niet-garagepersoneel, die onderheving zijn aan indexering gebeurt telkens tot op de 4de decimaal, met dien verstande dat de vierde decimaal ongewijzigd blijft indien de vijfde decimaal kleiner is dan vijf en wordt afgerond naar boven indien de vijfde decimaal gelijk is aan of hoger dan 5.
HOOFDSTUK V – Geldigheidsduur
Artikel 12
Deze CAO treedt in werking op 1 januari 2018 en wordt afgesloten voor een onbepaalde duur.
Zij vervangt per 1 januari 2018 de cao van 18 december 2014 (met registratienummer 125.905) gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek tot vaststelling van de minimum uurlonen en tot koppeling van de lonen aan het indexcijfer in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwanten activiteiten, alsmede de cao van 13 december 2004 (met registratienummer 73.580) gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek betreffende de verwijderings- en verblijfsvergoeding in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwanten activiteiten.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een per post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die zonder verwijl de betrokken partij in kennis zal stellen. De opzeggingstermijn kan enkel uitwerking hebben met ingang op 1 november van een jaar.
Anciënniteitsverlof
|
Anciënniteitspremie
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de toekenning van een anciënniteitspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 107044/CO/140.05 | 07.11.2011 | ||||
K.B. | B.S. | 28.11.2011 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied |
Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comite voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werknemers.
|
§2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
|
“verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: prive, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. .. . met inbegrip van aile begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
|
“meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
|
“aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.….;
|
“voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz …
|
§3. Onder “werknemers” wordt bedoeld de arbeiders en arbeidsters.
|
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
|
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 2009, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 februari 2010 (BS van 14 april2010)en wordt afgesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2011-2012.
|
HOOFDSTUK III. Toekenning van een anciënniteitspremie
|
Artikel 3.
Een brutopremie wordt jaarlijks toegekend aan elke werknemer die hierna bepaalde ononderbroken anciënniteit van minstens 5 jaar bij eenzelfde werkgever kan voorleggen.
|
Artikel 4.
Voor het dienstjaar 2011 (betaalbaar in 2012) wordt een bijkomende categorie gecreëerd en zal aan de werknemers die 3 jaar anciënniteit in de onderneming hebben, een bruto anciënniteitspremie toegekend worden van 25 euro. Vanaf het dienstjaar 2012 wordt de anciënniteitspremie (betaalbaar 2013) als volgt vastgesteld:
Artikel 5.
Jaarlijks in de loop van de maand januari volgend op het betrokken dienstjaar, zal de werkgever de ancienniteitspremie aan de onder artikel 1,§3 bedoelde werknemers betalen.
Artikel 6.
De evaluatie van de dienstjaren gebeurt in de maand januari van het daaropvolgende jaar.
Artikel 7.
Werknemers die het bedrijf verlaten hebben in de loop van het jaar, om andere dan zwaarwichtige redenen, en in aanmerking komen voor de ancienniteitspremie, behouden het recht op deze premie, pro rata.
|
HOOFDSTUK IV. Procedure voor terugbetaling
|
Artikel 8.
De werkgever kan, binnen een periode van 3 maanden na betaling van de ancienniteitspremie, de onder artikel 4 bedoelde bedragen terugvorderen bij het Sociaal Fonds, mits voorlegging van een betalingsbewijs en een kopie van de P verhuizerskaartvan de betrokken werknemer.
|
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
|
Artikel 9.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2012 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorband gescbieden bijeen ter post aangetekende brief gericbt aan de Voorzitter van bet Paritair Comite van bet vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
|
ARAB
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de toekenning van een ARAB-vergoeding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 106715/CO/140.05 | 17.10.2011 | ||||
B.S. | 17.01.2013 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied | ||
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. |
||
§2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder: | ||
“verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; | ||
“meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen; | ||
“aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.….; | ||
“voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. … | ||
§3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters. | ||
HOOFDSTUK II. Juridisch kader | ||
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de CAO van 15 juni 2009, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 februari 2010 (BS van 14 april 2010) en wordt afgesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 27 juni 2011 voor de jaren 2011-2012. |
||
HOOFDSTUK III. ARAB- vergoeding | ||
Artikel 3.
De werkgevers kennen aan hun niet- sedentaire werknemers een vergoeding toe, ARAB-vergoeding genaamd. |
||
Deze ARAB-vergoeding geldt als terugbetaling van de kosten die worden gedaan door het niet-sedentair personeel, buiten de zetel van de onderneming, vermeld in het arbeidsreglement, maar die eigen zijn aan de onderneming. | ||
De ARAB- vergoeding dient vermeld te worden op de fiche 281.10 van de werknemers onder de rubriek “kosten eigen aan de werkgever”. | ||
De ARAB- vergoeding vindt haar oorsprong in de ARAB- voorzieningen die van toepassing zijn voor de sedentaire werknemers, overeenkomstig Titel II, hoofdstuk II, afdeling II van het Algemeen reglement voor de Arbeidsbescherming. | ||
Gelet op het mobiel karakter van het tewerk gesteld personeel, waardoor onmogelijk vanuit de ondernemingen kan gezorgd worden voor een aantal sanitaire voorzieningen (zoals bijvoorbeeld was-plaatsen, refters, toiletten, dranken, enz.,) dient noodgedwongen beroep gedaan te worden op het bestaan de privé- accommodatie. | ||
Artikel 4. Voor elk uur van de diensttijd zoals omschreven in de CAO van 13 juni 2005 betreffende de arbeidsduur en/of de nieuwe arbeidsregeling, wordt aan de werklieden een forfaitaire ARAB- vergoeding toegekend van:
1,10 EUR per uur vanaf 01.09.2011 1,12 EUR per uur vanaf 01.09.2012 |
||
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
|
||
Artikel 5.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 september 2011 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Arbeidsduur
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsduur in de sub-sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
75752 |
13.06.2005 |
||||
K.B. |
05.10.2006 |
B.S. |
09.01.2007 |
485 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing:
op de werkgevers die verhuizingen verrichten, op de uitbaters van de meubelbewaringen en hun aanverwante activiteiten, welke onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
op de werklieden en werksters, die door de onder punt 1 bedoelde werkgevers worden tewerkgesteld.
Onverminderd de internationale akkoorden mag van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet worden afgeweken door de werkgevers, de werklieden en de werksters van vreemde nationaliteit die zelfs tijdelijk hun activiteit in België uitoefenen
Hoofdstuk II: Bepalingen
Artikel 2
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt een onderscheid gemaakt tussen:
2.1. week
2.2. arbeidstijd
2.3. beschikbaarheidtijd
2.4. arbeidstijdonderbreking
2.5. dagelijkse diensttijd
2.6. wekelijkse diensttijd
2.7. rijtijd
2.8. rusttijd
2.1. Week
Het woord “week” beduidt de kalenderweek van maandag 00.00 uur tot zondag 24.00 uur.
2.2. Arbeidstijd
2.2.1. De arbeidstijd is, zoals bepaald in artikel 3, a) van de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, de periode tussen het begin en het einde van het werk, waarin de werknemer op het werk is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn taken of activiteiten uitoefent.
Dit wil zeggen:
* de tijd die wordt besteed aan:
– het rijden, laden en lossen;
– het schoonmaken en het technisch onderhoud van het voertuig;
– alle andere werkzaamheden om de veiligheid van het voertuig of de lading te verzekeren en om te voldoen aan de wettelijke of bestuursrechterlijke verplichtingen die direct met het specifieke vervoer in kwestie verband houden met inbegrip van toezicht op het laden en lossen, afwikkeling van administratieve formaliteiten bij de politie, de douane, enz.
* de periodes waarin de werknemer niet vrijelijk over zijn tijd kan beschikken en op de werkplek moet blijven, gereed om aan het werk te gaan en daarbij belast is met bepaalde aan die dienst verbonden taken, met name de wachttijden bij laden of lossen wanneer de verwachte duur daarvan niet vooraf bekend is;
* de wachttijden bij het laden en/of lossen waarvan de vermoede/verwachte duur overschreden wordt;
* alle overige tijden van fysieke arbeid in het raam van de arbeidsopdracht van de werknemer worden ook als arbeidstijd beschouwd ingevolge de algemene arbeidswetgeving.
2.2.2. Om de gemiddelde arbeidsduur te berekenen, waarvan sprake in de Arbeidswet en de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, wordt enkel de arbeidstijd zoals hierboven bepaald in aanmerking genomen.
2.3. Beschikbaarheidtijd
2.3.1. De beschikbaarheidtijd zoals bepaald in artikel 3, b) van de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, nl.:
* de andere perioden dan pauzes of rusttijden, waarin de werknemer niet op de werkplek behoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan te vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren;
* de perioden waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt;
* de wachttijden aan de grenzen en/of bij laden en/of lossen waarvan de duur wordt vermoed vooraf gekend te zijn zoals hierna bepaald:
– 4 uur per laad- en/of losoperatie
– 2 uur voor de wachttijden aan de grenzen;
tenzij de werkgever vóór het vertrek of net vóór het daadwerkelijk begin van de beschikbaarheidtijd een andere verwachte duur heeft kenbaar gemaakt aan de werknemer.
* de wachttijden ten gevolge van rijverboden;
* de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder of in slaap (slaapcabine);
* de meertijd die de werknemer nodig heeft om de afstand af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien dit niet op de gebruikelijke plaats is gestald;
* de wachttijden die verband houden met de tol-, douane-, quarantaine, medische of technische aangelegenheden;
* de tijd gedurende welke de werknemer aan boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, teneinde de veiligheid van de wagen en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert;
* de tijd gedurende welke geen arbeid wordt verricht, maar tijdens welke aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van de wagen vereist is teneinde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren.
De verwachte duur van de hierboven vermelde twee laatste tijden wordt vermoed maximaal 96 uren per maand te bedragen.
2.3.2. Om de gemiddelde arbeidsduur te berekenen, waarvan sprake in de Arbeidswet en de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002, wordt geen rekening gehouden met de beschikbaarheidtijd en de hierna genoemde arbeidstijdonderbreking en rusttijden.
2.4. Arbeidstijdonderbreking
Worden als arbeidstijdonderbreking en dus niet als beschikbaarheidtijd, noch als arbeidstijd beschouwd:
* de tijd gewijd aan de eetmalen;
* de tijd, die overeenstemt met de onderbreking van de rijtijd bedoeld in art.7 van de Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het vervoer;
* de tijd waarover de werknemer vrij kan beschikken;
* de tijd die de werknemer zichzelf toeeigent.
2.5. De dagelijkse diensttijd
De dagelijkse diensttijd is de periode begrepen tussen twee dagelijkse rusttijden, hierin begrepen de tijden waarmede geen rekening wordt gehouden voor de berekening van de arbeidsduur, maar met uitzondering van de tijden besteed aan de rustperioden, aan de maaltijden en aan de voorziene onderbrekingen van de rijtijd, van maximum één uur per dag en van vijf uren per week.
Wanneer het werk niet aanvangt of eindigt op de exploitatiezetel van de onderneming, wordt als diensttijd beschouwd, het verschil tussen de totaal gemaakte verplaatsingstijd en de duurtijd van de weg naar en van het werk.
2.5.1. De duur van de dagelijkse diensttijd mag twaalf uren niet overschrijden op maandag en dinsdag, elf uren op woensdag, donderdag en vrijdag in het stelsel van de vijfdaagse werkweek en elf uren op maandag en dinsdag, tien uren op woensdag, donderdag en vrijdag en vijf uren op zaterdag in het stelsel van de zesdaagse werkweek.
2.6. De wekelijkse diensttijd
De wekelijkse diensttijd is de som van de diensttijden, gespreid over één week.
2.6.1. De duur van de wekelijkse diensttijd mag zevenenvijftig uren niet overschrijden. Nochtans mag de dagelijkse diensttijd worden verlengd in geval van overmacht, onvoorziene onderweg opgelopen vertraging en toevallige gebeurtenissen, in de mate van het nodige om de veiligheid van het voertuig of de lading ervan te verzekeren, om de bestuurder in de mogelijkheid te stellen een geschikte stopplaats te bereiken of indien de omstandigheden het toelaten, de reis te beëindigen en om een werk volgens het opgemaakte plan of behoeften van de cliënteel te kunnen voltooien.
Deze overschrijding mag zich slechts éénmaal per week voordoen, zonder de ononderbroken rusttijd te verminderen van minimum negen uren tussen twee diensttijden en op voorwaarde dat de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uren over een periode van maximum zes maanden, wordt gerespecteerd.
Deze overschrijding zal moeten worden gecompenseerd in de loop van dezelfde of daaropvolgende week.
2.7. De rijtijd
De rijtijd is de periode gedurende dewelke de werklieden en werksters een voertuig besturen.
2.7.1. Voor de bestuurders volstaat het zich te houden aan de Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard van het vervoer.
2.8. De rusttijd
De dagelijkse rusttijd is de periode gelegen tussen twee dagelijkse diensttijden en waarover de werklieden en werksters mogen beschikken.
Zijn in de dagelijkse rusttijd inbegrepen:
a) de tijd welke nodig voor het kleden en het wassen vóór en na de arbeid, voor de rusttijden en de maaltijden;
b) de tijd nodig voor het afleggen van de afstand van de woonplaats van de werkman of werkster naar de exploitatiezetel van de onderneming waar zij zijn aangesteld en van deze zetel naar hun woonplaats (weg naar en van het werk).
2.8.1. De werklieden en werksters moeten hun rustperioden nemen:
– de werknemers mogen in geen enkel geval langer werken dan zes uren achtereen zonder pauze;
– indien het aantal arbeidsuren zes tot negen uren bedraagt, moet de arbeidstijd worden onderbroken door een pauze van tenminste dertig minuten;
– indien het aantal arbeidsuren meer dan negen uren bedraagt, moet de arbeidstijd worden onderbroken door en pauze van tenminste vijf en veertig minuten.
De onderbrekingen van de rijtijd bepaald bij de van kracht zijnde wetten en reglementen zijn in deze rustperiodes begrepen. Zij moeten ermede samenvallen indien mogelijk.
2.8.2. De duur van de dagelijkse rusttijden bedraagt ten minste twaalf uur, behoudens in het geval voorzien bij artikel 2.6.1., tweede lid.
2.8.3. Buiten de dagelijkse rusttijden hebben de werklieden en werksters recht op een minimum wekelijkse rust van twee dagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek (zaterdag en zondag) of van zaterdag 12.00 uur tot zondag 24.00 uur in het stelsel van de zesdaagse werkweek. Opdat er een rustdag weze, mag er geen enkel werk worden verricht tussen 00.00 en 24.00 uur, of desgevallend van 12.00 tot 24.00 uur op zaterdag.
2.8.4. Het is niet toegelaten op de zondagen te werken. Het Paritair Comité voor het vervoer kan nochtans de uitvoering van sommige werkzaamheden op zondag toestaan wanneer het nodig vindt dat deze absoluut noodzakelijk zijn. De aanvragen om toelating moeten vergezeld zijn van het eventueel advies van de belanghebbende representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van de betrokken sector en van de naamlijst van de bij afwijking belanghebbende werklieden en werksters. De aanvragen, vergezeld van de vereiste adviezen, moeten worden gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Hoofdstuk III. Lonen
Artikel 3
Het Paritair Comité voor het vervoer stelt de minimum uurlonen vast. Deze lonen moeten in aanmerking worden genomen voor de berekening van het eventueel vast te stellen weekloon. Dit weekloon mag niet worden berekend over een periode welke 38 uren arbeidstijd overschrijdt.
Artikel 4
Ongeacht de duur van de dagelijkse diensttijd, hebben de werklieden en werksters recht op een minimum dagelijkse bezoldiging gesteund op de minimumdiensttijd vastgesteld in de artikelen 6 en 7 van dit hoofdstuk. Overeenkomstig artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is elke begonnen dag geheel verschuldigd. Evenwel, indien de arbeider of de arbeidster vrijwillig te laat komt en/of vertrekt vóór het einde van de dag of vóór het einde van het werk waarmede zij zijn gelast, zullen enkel de diensturen worden betaald.
Artikel 5
In geval van vast verblijf of reis in het buitenland, worden de werklieden en werksters geacht forfaitair de minimum dagelijkse diensttijd vastgesteld in het arbeidsreglement te hebben gepresteerd, behoudens wanneer zij tot langer durende werkzaamheden worden verplicht.
Wat de zondagen en wettelijke feestdagen betreft:
a) wanneer geen arbeid wordt uitgevoerd, worden zij betaald tegen acht maal het basisuurloon van de werkman of werkster.
b) wanneer arbeid wordt verricht, worden enkel de gewerkte uren betaald tegen de in a) vermelde voorwaarden met een overloon van 100 pct., dit boven de reeds vergoede acht uur voorzien in sub a).
Artikel 6
Vijfdaagse werkweek: de eerste acht uren van de dagelijkse arbeidstijd op maandag, dinsdag, woensdag en de eerste zeven uren op donderdag en vrijdag worden betaald tegen het basisloon. De bijkomende arbeids- en beschikbaarheidtijden worden betaald tegen de voorwaarden vastgesteld bij het artikel 8, a) en b).
Artikel 7
Zesdaagse werkweek: de eerste zeven uren van de dagelijkse arbeidstijd op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag en de eerste drie uren op zaterdag worden betaald tegen het basisloon. De bijkomende arbeids- en beschikbaarheidtijden worden betaald tegen de voorwaarden vastgesteld bij artikel 8, a) en b).
Artikel 8
De verhoging van het gewoon loon bedraagt bovendien, wanneer de diensttijd zich voordoet op een zondag of gedurende de rustdagen toegestaan volgens de wetgeving op de betaalde feestdagen: 100 pct.
Betaling van de diensttijd in overuren:
a) indien het arbeidstijden zijn:
– na het achtste werkuur van de dag op maandag, dinsdag, woensdag en na het zevende werkuur de donderdag en vrijdag (in de vijfdaagse werkweek);
– na het zevende werkuur van de maandag tot de vrijdag en na het derde werkuur van zaterdag (in de zesdaagse werkweek);
– of voor de twee stelsels: na het 38ste uur van de week,
zal de bezoldiging gelijk zijn aan het basisuurloon verhoogd met 50 pct. (dus aan 150 pct.);
b) indien het beschikbaarheidtijden zijn:
– na het achtste uur van de dag de maandag, dinsdag, woensdag en na het zevende uur van de donderdag en vrijdag (in de vijfdaagse werkweek);
– na het zevende uur van de maandag tot vrijdag en na het derde uur van zaterdag (in de zesdaagse werkweek);
– of, voor de twee stelsels: na het 38ste uur van de week,
zal de vergoeding gelijk zijn aan het werkelijk uitbetaald basisloon voor zover dit ten minste gelijk is aan deze vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer voor de categorie waarvan de werkman of werkster deel uitmaakt – plus een verwijderingsvergoeding, voor elk uur van beschikbaarheid;
c) worden als overuren beschouwd die aanleiding geven tot betaling van het overloon bepaald bij artikel 29 §1 van de Arbeidswet van 16 maart 1971:
– de dagelijkse diensttijd die de vastgestelde dagelijkse diensttijd overschrijdt (zie artikel 2.5.1. van deze CAO);
– de diensttijd die de vastgestelde wekelijkse diensttijd overschrijdt (zie artikel 2.6.1. van deze CAO).
Hoofdstuk IV: Compensatierust
Artikel 9
Enkel de gewerkte overuren geven recht op compensatierust, volgens de noden en mogelijkheden van elke onderneming, dit in een maximum termijn van zes maanden.
Hoofdstuk V: Dagelijks prestatieblad
Artikel 10
Een model van prestatieblad is bij deze CAO gevoegd en bevat tenminste volgende rubrieken:
– identificatie van de werkgever
– de periode met betrekking tot de prestatie
– het arbeidsregime
– naam en voornaam van de werknemer
– functie en het uurloon van de werknemer
– de dag en datum
– de effectief gepresteerde arbeidstijd
– de effectief aanwezige beschikbaarheidtijd
– de diensttijd
– opmerkingen
– de handtekening van de werknemer en van de werkgever
– voor de houders van een verhuizerskaart P draagt het prestatieblad dezelfde nummer als de kaart P
– voor de supplementaire arbeiders, drager van een verhuizerskaart S, wordt het nummer van de kaart op elk prestatieblad vermeld
Voor de berekening van de bezoldiging zijn de contracterende partijen van de arbeidsovereenkomst ertoe gehouden het dagelijks prestatieblad te gebruiken.
Ze bestaan uit twee exemplaren waarvan één exemplaar aan de werknemer gegeven wordt op het einde van de loonperiode.
Dit document wordt door de partijen erkend als het enige instrument naar hetwelk mag teruggegrepen worden ingeval van betwisting van de bezoldiging.
Indien het exemplaar getekend is door beide contracterende partijen van de overeenkomst, is iedere betwisting ervan onontvankelijk. Betwistingen zijn slechts toegelaten ingeval één van de parijen weigert het prestatieblad te ondertekenen. De werkgevers en werknemers mogen zonder wettige en nauwkeurige reden niet weigeren het voorgelegde prestatieblad te ondertekenen.
De bewijslast valt ten laste van de niet ondertekende partij, en in ingeval van betwisting bij de werkgever.
De dagelijkse prestatiebladen dienen bewaard te worden gedurende de periode voorzien in het KB van 8 augustus1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten (momenteel vijf jaar). Met de bedoeling deze CAO te doen toepassen komen de partijen overeen een dagelijkse prestatieblad op te stellen enkel en alleen rechtsgeldig voor de berekening van het loon.
Artikel 11
Bij elke loonsuitbetaling geeft de werkgever een loonfiche aan de werknemer. Ze bestaat uit twee exemplaren waarvan één exemplaar aan de werknemer gegeven wordt. Ze komt overeen met het prestatieblad. De bewijslast rust bij de werkgever.
Hoofdstuk VI: Opheffingsbepaling
Artikel 12
Deze CAO vervangt de CAO van 9 december 1988, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer betreffende de arbeidsduur in de sector “Verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten ervan” algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 14 augustus 1989, bekendgemaakt in het B.S. van 13 september 1989; gewijzigd bij CAO van 17 juli 1991 – algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 10 oktober 1991 en bekendgemaakt in het B.S. van 10 januari 1992; gewijzigd bij CAO van 17 juli 1991 – algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 16 januari 1992 en bekendgemaakt in het B.S. van 20 februari 1992; gewijzigd bij CAO van 21 december 1998 – algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 19 januari 2000 en bekendgemaakt in het B.S. van 6 april 2000.
Hoofdstuk VII: Geldigheidsduur
Artikel 13
Deze CAO treedt in werking op 13 juni 2005. Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.
Deze CAO wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de Koning het K.B. van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten wijzigt conform het advies van de ondertekende partijen, waarvan kopie als bijlage.
model A | |||||
PRESTATIEBLAD | |||||
Firma: …………………………………..………………………………………………………………………. | |||||
Zetel: …………………………………..………………………………………………………………………. | |||||
Prestaties week van ………………….…….. tot ……………………..….. (5 – 6 dagen*) | |||||
Van (Naam en voornaam) …………………..……………………………………………………… | |||||
Verhuizerskaart nr …………….. | |||||
Funktie: |
Drager-beginneling – Drager – Chauffeur – Chauff. int. |
||||
Inpakker – Beroepsinpakker – Ploegbaas* | |||||
Dagen |
Diensttijd |
Werktijd |
Aanwezigheids- |
Overuren |
Opmerkingen |
maandag | |||||
dinsdag | |||||
woensdag | |||||
donderdag | |||||
vrijdag | |||||
zaterdag | |||||
zondag | |||||
(*) Het onnodige schrappen | |||||
Prestatie | W.: gewerkt – Z.: ziek – A.O.: arbeidsongeval | ||||
V.: verlof – F.: feestdag – A.: afwezig | |||||
C.R.: compensatierust – G.W.: gedeeltelijk werkloos | |||||
Handtekening van de werkgever | Handtekening van de arbeider | ||||
of zijn beambte | |||||
model B | ||||
LOONSTROOKJE VAN ………………………………………… | ||||
Naam en voornaam: ………………………………………… | Verhuizerskrt nr ……………. | |||
Funktie: ………………………………………………………. | Uurloon ………………..… € | |||
Periode van ………………………………….. | tot ……………………………………………. | |||
Gewone uren: | Aantal uren |
…….. |
…….. |
|
+ Gewaarborgd weekloon: | Aantal uren |
…….. |
…….. |
|
+ Feestdagen: | Aantal Uren |
…….. |
…….. |
|
+ Overuren | ||||
a) aanwezigheidsuren |
100% |
Aantal Uren |
…….. |
…….. |
b) werkuren |
50% |
Aantal Uren |
…….. |
…….. |
c) |
200% |
Aantal Uren |
…….. |
…….. |
Compenserende rust aan 100% | Aantal Uren |
…….. |
…….. |
|
+ Verwijderingsvergoeding | Uren aan |
…….. € + |
…….. |
|
+ Regelmatige premies |
………….. |
|||
Brutoloon |
…….. |
|||
– RSZ afhouding |
…………. |
|||
Belastbaar loon | ||||
+ Gewaarborgd maandloon: | …….. | Dagen aan |
…….. € + |
…….. |
+ Onregelmatige premies | …….. | Uren aan |
…….. € + |
…….. |
Belastbaar bedrag: |
……… |
|||
– Bedrijfsvoorheffing |
………….. |
|||
Nettoloon |
…….. |
|||
+ Verplaatsingskosten en Diversen: |
…….. |
|||
+ Vervoerkosten: |
…….. |
|||
+ Aanvullende vergoedingen: |
………….. |
|||
– Bijzondere bijdrage RSZ |
………….. |
|||
TOTAAL: |
…….. |
|||
Handtekening van de arbeider | – VOORSCHOT: |
…….. |
||
TE BETALEN: |
………….. |
|||
(*) ziekte – deeltijds werkloosheid – pensioen of brugpensioen |
======== |
|||
Te recuperen uren: ……………. | ||||
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante aktiviteiten.
Dit KB wordt vervangen door het nieuw KB conform de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 (zie verder).
rechtsbron
|
nummer
|
reg.nr.
|
rechtsbrondatum
|
gepubliceerd in
|
publicatiedatum
|
pagina
|
K.B.
|
|
|
12.04.1988
|
B.S.
|
27.04.1988
|
P 05891
|
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, punt 1, op artikel 24, par. 1, punt 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en op artikel 26bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985;
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing :
op de werkgevers die verhuizingen verrichten, op de uitbaters van meubelbewaringen en hun aanverwante aktiviteiten welke onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
op de werklieden die door de onder punt 1 bedoelde werkgevers worden tewerkgesteld.
Art.2
Voor de toepassing van dit besluit :
duidt de term verhuizingen elke overbrenging van installaties aan van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, jaarbeurzen, fabrieken, tentoonstellingen;
duidt de term aanverwante aktiviteiten elk vervoer aan van zaken dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn voor het vervoer van meubelen of om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen of electrische huishoudapparaten;
onder voertuig speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen, verstaat men elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals : dekens, kisten en soortgelijk materieel;
duidt de bewoording meubelbewaring de opslagplaatsen aan voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde speciale bewaringsinstallaties vergen.
Art.3
Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als tijd beschouwd gedurende dewelke de werkman ter beschikking van de werkgever staat :
de wachttijd die verband houdt met de tol-, quarantaine of medische aangelegenheden aan de grens;
de tijd gedurende dewelke de autobestuurder aan boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, ten einde de veiligheid van de wagen en van de lading te verzekeren, maar geen enkel werk verricht;
de tijd doorgebracht in de kabine door werklieden, andere dan de autobestuurder, terwijl deze laatste de wagen bestuurt of de sub b voorziene taak vervult;
voor het rijdend personeel :
de periode tijdens dewelke de werkman niet deelneemt aan de voorbereidende werkzaamheden van het laden, het lossen, het terug ineenzetten en het uitpakken;
de periode tijdens dewelke het voertuig bestuurd wordt door een tweede bestuurder (ploeg van twee autobestuurders);
de tijd die overeenstemt met de onderbrekingen van de rijtijd voorzien door artikel 7 van het EEG-reglement nr. 3820/85 van 20 december 1985, betreffende de harmonisatie van sommige bepalingen op sociaal vlak voor het wegvervoer;
de ganse tijd besteed aan eetmalen en rusttijden.
Art.4
De bij artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen of een lagere grens vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst kunnen overschreden worden, op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van maximum zes maanden, gemiddeld de arbeidsduur vastgesteld bij wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst niet overschrijdt.
Art.5
De tijden bepaald bij artikel 3, a), b), c), d), e), dienen genoteerd op een individueel document afgeleverd door de Belgische Kamer der Verhuisondernemers. Dit document zal ter beschikking van de werknemers moeten gesteld worden. De vorm en de inhoud van dit document worden door het Paritair Comité voor het vervoer erkend.
Art.6
Het koninklijk besluit van 22 april 1985 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten wordt opgeheven.
Art.7
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1987.
Art.8
Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1988, betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten;
Gelet op de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;
Gelet op het advies nr.38416/1 van de Raad van State, gegeven op 26 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij:
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de mobiele werknemers van de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaringen en hun aanverwante activiteiten welke onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
1. “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpakken, uitpakken, monteren, demonteren, zonder dat deze opsomming limitatief is;
2. “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
3. “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn, inzonderheid voor het vervoer van meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven;
4. “voertuigen speciaal uitgerust voor de verhuizing van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein vastzet- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, en soortgelijk materiaal.
Artikel 3
Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als arbeidstijd beschouwd:
1. de beschikbaarheidstijd zoals bepaald in artikel 3, b) van de Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen, dit wil zeggen:
a) andere perioden dan pauzes of rusttijden, waarin de chauffeur niet op zijn werkplek behoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan te vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren;
b) de perioden waarin de werknemer een per veerboot of trein vervoerd voertuig begeleidt;
c) de wachttijden aan de grenzen of bij laden en/of lossen waarvan de duur op voorhand bekend is of waarvan de verwachte duur wordt in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer;
d) de wachttijden tengevolge van rijverboden;
e) de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder of in de slaapcabine.
2. de meertijd die de chauffeur nodig heeft om de afstand af te leggen van en naar de plaats waar het voertuig zich bevindt indien dit niet op de gebruikelijke plaats is gestald;
3. de wachttijden die verband houden met de tol-, quarantaine of medische aangelegenheden;
4. de tijd gedurende dewelke de werknemer aan boord of in de nabijheid van het voertuig verblijft, teneinde de veiligheid van het voertuig en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert. De verwachte duur van deze tijd wordt bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer;
5. de tijd gewijd aan de eetmalen;
6. de tijd, die overeenstemt met de onderbrekingen van de rijtijd bedoeld in artikel 7 van de EEG-Verordening nr. 3820/85 van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer;
7. de tijd gedurende dewelke geen arbeid wordt verricht, maar tijdens dewelke de aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van het voertuig vereist is teneinde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren. De verwachte duur van deze tijd wordt bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer.
Artikel 4
De bij artikelen 19 en 20 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen of een lagere grens vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen worden overschreden, op voorwaarde dat in de loop van één week niet meer dan 50 uur wordt gewerkt en op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald bij de wet of bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gemiddeld over een periode van maximum zes maanden, wordt gerespecteerd.
Artikel 5
De tijden bepaald bij artikel 3 dienen te worden genoteerd op een individueel document. De werkgevers hebben de verplichting dit prestatieblad ter beschikking te stellen van de betrokken werknemers. De vorm en de inhoud van dit document worden door het Paritair Comité voor het vervoer goedgekeurd.
Artikel 6
Het Koninklijk Besluit van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten wordt opgeheven.
Artikel 7
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2005 ( = eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het BS).
Artikel 8
Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante aktiviteiten.
rechtsbron
|
nummer
|
reg.nr.
|
rechtsbrondatum
|
gepubliceerd in
|
publicatiedatum
|
pagina
|
K.B.
|
|
|
10.08.2005
|
B.S.
|
05.09.2005
|
P38725
|
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, 1°, artikel 24, § 1, 2° vervangen bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985, en artikel 26bis ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en gewijzigd bij de wetten van 22 januari 1985, 10 juni 1993, 21 december 1994, 26 juli 1996 en 4 december 1998;
Bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters
Neerlegging : 28/09/2020
Registr. : 08/10/2020
N° 161279/CO/140
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2020 houdende bedragen van de toelagen en tegemoetkomingenin de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. (P.C. 140.05) |
Artikel 1. Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
|
Artikel 2.
In artikel 4 van de cao Collectieve arbeidsovereenkomst tot wijziging van de CAO van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, registratienummer 94385 wordt na alinea 1 volgende alinea toegevoegd: “Werkgevers die hun werknemers tijdelijk niet kunnen tewerkstellen door de coronacrisis, kunnen van deze regeling ook gebruik maken bij tijdelijke werkloosheid door overmacht (wegens het coronavirus) en dat tot 31 augustus 2020, behoudens verlenging van deze maatregel”. |
Artikel 3.
Deze cao neemt een aanvang op datum 1 januari 2020 en is van onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de contracterende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité. |
Collectieve arbeidsovereenkomst tot wijziging van de CAO van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 77978 | 19.12.2005 | ||||
K.B. | 22.03.2006 | B.S. | 23.05.2006 | 26194 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3.
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord voor de jaren 2005-2006.
HOOFDSTUK III. Toepassingsmodaliteiten
Artikel 3.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer op datum van 25 januari 1985 (KB van 22 april 1985) welke de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuzingen, meubelbewaarneming en hun aanverwante activiteiten” herneemt.
Artkel 4.
A. Bijkomende toelage voor werkloosheid
“In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen:
- 4,20 EUR in een vijfdagen week;
- 3,50 EUR in een zesdagen week.
Enkel de werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P, hebben recht op deze toelage.
Artikel 5.
B. Bijkomende toelage voor ziekte
Artikel 3 van de voormelde CAO van 25 juli 1986, wordt vervangen door de volgende bepalingen:
“In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, worden de bedragen van de bijkomende toelage voor ziekte, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de statuten van genoemd Fonds, als volgt vastgesteld:
aan de zieke werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P en welke gewaarborgd maandinkomen genieten, wordt voor de 23 kalenderdagen die het gewaarborgd weekinkomen opvolgen een dagelijkse bijkomende toelage betaald van:
- 1,20 EUR per werkdag in de vijfdagenweekregime
- 1,00 EUR per werkdag in een zesdagenweekregime
Na de periode van gewaarborgd maandinkomen een dagelijkse toelage van:
- 2,40 EUR per werkdag in een vijfdagenweekregime
- 2,00 EUR per werkdag in een zesdagenweekregime
HOOFDSTUK IV. Opheffingsbepalingen
Artikel 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt artikel 2 en 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij KB van 10 oktober 1986 (BS van 5 november 1986); gewijzigd bij CAO van 8 juli 1993, algemeen verbindend verklaard bij KB van 31 mei 1994 (BS van 23 augustus 1994); gewijzigd bij CAO van 12 juni 2001, algemeen verbindend verklaard bij KB van 5 november 2002 (BS van 15 januari 2003); gewijzigd bij CAO van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij KB van 12 mei 2004 (BS van 23 juni 2004)
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
Artikel 7.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2006 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003
Collectieve arbeidsovereenkomst tot wijziging van de CAO van 12 juni 2001 houdende de wijziging van de CAO van 25-07-1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3.
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 2003-2004.
HOOFDSTUK III. Bedragen van de toelagen
Bijkomende toelage voor werkloosheid
Artikel 3.
In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen:
- 3,00 EUR in een vijfdagen week;
- 2,50 EUR in een zesdagen week.
Enkel de werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P, hebben recht op deze toelage.
HOOFDSTUK IV. Terugbetaling van de toelagen
Artikel 4.
Artikel 15, b) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het Vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt door de volgende bepaling vervangen:
“b) van 100 % van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 % van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen;”
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Collectieve arbeidsovereenkomst tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 25.07.1986 | |||||
C.A.O. | 65012/co/140.5 | 26.11.2002 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing :
- op de werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee zij gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst;
- op de werkgevers die de werklieden en werksters onder punt 1 bedoeld, in dienst hebben.
Hoofdstuk II : Bedragen van de toelagen
A. Bijkomende toelage voor werkloosheid.
Art.2
In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen :
- [voor de meerderjarige werklieden en werksters :
- 86 F in een vijfdagenweek;
- 72 F in de Engelse week.
- voor de minderjarige werklieden en werksters :
- 60 F in een vijfdagenweek;
- 50 F in een Engelse week.] (gewijzigd bij c.a.o. 08.07.1993)
Enkel de werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P, hebben recht op deze toelage.
B. Bijkomende toelage voor ziekte.
Art.3
In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, worden de bedragen van de bijkomende toelage voor ziekte, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de statuten van genoemd Fonds, als volgt vastgesteld:
aan de zieke werklieden en werksters, dragers van een verhuizerskaart P en welke gewaarborgd maandinkomen genieten, wordt betaald :
- een dagelijkse bijkomende toelage van :
- 40 frank per werkdag in de vijfdagenweek;
- 34 frank per werkdag in de Engelse week, gedurende de periode dat zij recht hebben op het gewaarborgd maandinkomen, het is te zeggen de 23 kalenderdagen die het gewaarborgd weekinkomen opvolgen.
- een dagelijkse toelage van :
- 93 frank per werkdag in de 5 dagenweek,
- 77,50 frank per werkdag in de Engelse week, na de periode van het gewaarborgd maandinkomen.
Deze bijkomende toelage voor ziekte wordt uitbetaald door de werkgever aan de werkman of de werkster en wordt hem door het Fonds terugbetaald tegen afgifte van een document, waarvan de modaliteiten door de Raad van Beheer worden vastgesteld, vergezeld van het attest van het ziekenfonds bij dewelke de werkman of de werkster is aangesloten.
De vergoeding voor de arbeidsongeschiktheid voor éénzelfde oorzaak mag de ononderbroken periode van zes maanden niet overschrijden, het gewaarborgd weekinkomen en het gewaarborgd maandinkomen inbegrepen.
C. Toelage van vertrek wegens op pensioen, brugpensioenof brugrust pensioenstelling.
Art.4
[In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, wordt het bedrag van de toelage voor vertrek wegens op pensioen- of brugpensioenstelling, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de statuten van genoemd fonds, als volgt vastgesteld : elke werkman of werkster, die met pensioen of brugpensioen gaat, heeft recht op een vergoeding van 1.000 F per jaar ancienniteit in de sector met een maximum van 16.000 F.Deze toelage wordt betaald door de werkgever en wordt hem door het fonds terugbetaald, tegen afgifte van een document, waarin verklaard wordt dat de werkman of werkster wettelijk op pensioen of brugpensioen gesteld is.] (gewijzigd bij c.a.o. 08.07.1993)
D. Tegemoetkoming bij overlijden.
Art.5
[In uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, wordt de tegemoetkoming bij overlijden, bedoeld in de artikelen 11 en 12 van de statuten van genoemd fonds, als volgt vastgesteld : bij overlijden van een werkman of werkster, drager van een verhuiskaart P, tengevolge van een ziekte of een ongeval verschillend van een arbeidsongeval of een ongeval op de weg van en naar het werk, wordt aan de personen die de begrafeniskosten dragen een bedrag van 50.000 F toegekend.Deze tegemoetkoming wordt betaald door de werkgever en wordt hem door het fonds terugbetaald, tegen afgifte van een document, waarvan de modaliteiten worden vastgesteld door zijn raad van beheer, vergezeld door een uittreksel van de overlijdensakte.
Bij overlijden van een werkman of werkster, drager van een verhuizerskaart P, tengevolge van een arbeidsongeval of een ongeval op de weg van en naar het werk, wordt, aan de rechthebbenden, een bedrag van 100.000 F toegekend door de verzekeringsmaatschappij die dit risiko dekt.] (gewijzigd bij c.a.o. 08.07.1993)
E. Aanvullende sociale toelage.
Art.6
[Ter uitvoering van dezelfde statutaire bepalingen, vermeld in artikel 2, wordt de aanvullende sociale toelage, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van de statuten van genoemd Fonds, als volgt vastgesteld : de werkman of werkster, drager van een verhuizerskaart P, die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door de statuten, heeft recht op een jaarlijkse aanvullende sociale toelage van 3.500 F voor het dienstjaar 1997, uitbetaalbaar in 1998.Deze toelage wordt aan hun aangesloten leden uitbetaald door de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden. Deze organisaties kunnen de terugbetaling ervan bekomen bij het fonds overeenkomstig de door de raad van beheer van het fonds bepaalde modaliteiten.] (gewijzigd bij c.a.o. 27.06.1997)
Hoofdstuk III : Bijdrage van de werkgevers
Art.7
[De bijdrage van de werkgevers, zoals bedoeld in artikel 24 van de statuten van het Sociaal Fonds, wordt als volgt vastgesteld :- lste kwartaal 2003 : l,07 %
- 2de kwartaal 2003 : 1,07 %
- 3de kwartaal 2003 : 1,47 %
- 4de kwartaal 2003 : 1,47 %
- vanaf het lste kwartaal van 2004 : 1,27 % van de lonen aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan 108 %.] (gewijzigd bij c.a.o. 26.11.2002)
Hoofdstuk IV : Geldigheid
Art.8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1986 voor de duur van één jaar. De duur ervan wordt telkens met één jaar verlengd, behalve bij opzegging door één der partijen, zes maanden voor de vervaldag. Deze opzegging moet bij een ter post aangetekende brief worden betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Art.9
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 juli 1985, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 september 1985.
Stelsel voor werkloosheid met bedrijfstoeslag (2019-2021)
Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2019 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor de arbeiders en arbeidsters van de sector verhuis, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. |
HOOFDSTUK I : Toepassingsgebied |
Artikel 1
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair sub-comité voor de verhuizing §2. Het paritair sub-comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen. Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden. Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei Het paritair sub-comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten. Artikel 2 Met arbeiders wordt hierna bedoeld : de arbeiders en arbeidsters van de in artikel 1 genoemde ondernemingen. |
HOOFDSTUK II : juridisch kader |
Artikel 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2019-2020, gesloten op 13 juni 2019. |
HOOFDSTUK III : Toekenningsvoorwaarden |
Artikel 4
Er wordt een aanvullende vergoeding voor werkloosheid met bedrijfstoeslag ten laste van de werkgever toegekend onder de volgende voorwaarden, waaraan cumulatief moet zijn voldaan:
o wanneer de opzeggingstermijn afloopt tijdens de bovenvermelde referentieperiode, moet de leeftijd uiterlijk op de laatste dag van de opzegtermijn bereikt zijn o wanneer de opzeggingstermijn afloopt buiten de bovenvermelde referentieperiode, moet de leeftijd binnen de bovenvermelde referentieperiode bereikt zijn o in geval van onmiddellijke verbreking moet de leeftijd bereikt zijn op het einde van de arbeidsovereenkoms
De arbeiders zullen van de werkloosheid met bedrijfstoeslag gebruik kunnen maken tot op de datum waarop hun rustpensioen ingang vindt. |
HOOFDSTUK IV : Omkadering |
Artikel 5
het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag de CAO 17: collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 – gesloten in de Nationale Arbeidsraad – tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde arbeiders/arbeidsters indien zij worden ontslagen, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 17 bis van 29 januari 1976, nr. 17 nonies van 7 juni 1983, nr. 17 duodevicies van 26 juli 1994, nr. 17 vicies van 17 december 1997, nr. 17 vicies quater van 19 december 2001, nr. 17 vicies sexies van 7 oktober 2003, nr. 17 tricies van 19 december 2006, nr. 17 tricies sexies van 27 april 2015, nr. 17 tricies septies van 15 december 2015 en nr. 17/38 van 19 december 2017 de CAO 131: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 131 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2019 en 2020, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 139: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 139 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2021 en 2022 van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 130: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 van 23 april 2019 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de voorwaarden voor de toekenning van een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere arbeiders/arbeidsters die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 138: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 138 van 23 april 2019 tot vaststelling voor de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021, van de voorwaarden voor de toekenning van een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn de CAO 132: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 132 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2019 en 2020, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers in een zwaar beroep die worden ontslagen de CAO 140: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 140 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2021 en 2022, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers in een zwaar beroep die worden ontslagen de CAO 135: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 135 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2019 en 2020, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen de CAO 142: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 142 van 23 april 2019 tot vaststelling op interprofessioneel niveau, voor 2021 en 2022, van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen de CAO 141: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 141 van 23 april 2019 tot invoering voor de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021 van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen de CAO 134: de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 134 van 23 april 2019 tot invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden voor sommige oudere werknemers met een lange loopbaan die worden ontslagen |
HOOFDSTUK V – Beschikbare stelsels |
Artikel 6 In toepassing van de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten en van artikel 3, §7 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, wordt het recht op bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders : – Die een beroepsloopbaan van 40 jaar kunnen bewijzen – En die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en tijdens de periode 2019 – 2020 of tijdens de periode die loopt van 01.01.2021 tot 30.06.2021, de leeftijd van 59 jaar bereikt hebben
Artikel 7 In toepassing van de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten en van artikel 3, §1 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, wordt het recht op bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders : – die een beroepsloopbaan van 33 jaar kunnen bewijzen – uiterlijk op 30.06.2021 ontslagen worden – uiterlijk op 30.06.2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de leeftijd van 59 jaar bereikt hebben – En voldoen aan één van de volgende voorwaarden : o Hetzij gedurende 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar of gedurende 7 jaar tijdens de laatste 15 jaar in een zwaar beroep gewerkt hebben o Hetzij minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in artikel 1 van de CAO nr. 146 van 23 maart 1990 Artikel 8 Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §3 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (nachtarbeid, onderbroken diensten, wisselende ploegen).
Artikel 9 In toepassing van In toepassing van de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten en vanartikel 3, §3 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, wordt het recht op bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders : – die een beroepsloopbaan van 35 jaar kunnen bewijzen – uiterlijk op 30.06.2021 ontslagen worden – uiterlijk op 30.06.2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de leeftijd van 59 jaar bereikt hebben – En voldoen aan één van de volgende voorwaarden : o Hetzij gedurende 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar of gedurende 7 jaar tijdens de laatste 15 jaar in een zwaar beroep gewerkt hebben o Hetzij minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de CAO nr. 146 van 23 maart 1990 Artikel 10 Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §3 van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (nachtarbeid, onderbroken diensten, wisselende ploegen). |
HOOFDSTUK III : Geldigheidsduur |
Artikel 11
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en is geldig tot 30 juni 2021. |
§2. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2017 (KB 27.06.2018 – BS 23.07.2018 – nr 143330/CO/140) betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor de arbeiders en arbeidsters van de sector verhuis, meubelbewaring en aanverwante activiteiten. |
§3. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Educatief verlof
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de invoering van educatief verlof in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
49948 |
21.12.1998 |
|
|
|
K.B. |
|
|
07.05.2000 |
B.S. |
08.09.2000 |
30682 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Par.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, alsook op hun werklieden.
Par.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
- “verhuizingen” : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring” : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz….
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen” : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz…
Par.3
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
Hoofdstuk II : Betaald educatief verlof
Art.2
Werknemers kunnen beroep doen op educatief verlof voor opleidingen zoals omschreven in de sociale herstelwet van 22 januari 1985 artikel 109 en de sectoropleiding binnen het bedrijf bestaande uit 8 formules waarvan het programma vastgesteld is door het Sociaal Fonds en als volgt omschreven :
- Module 1 : Opfrissing : 2 uren
- 1. Gebruik van aangepast verpakkingsmateriaal
- 2. Milieu bewust zijn
- Module 2 : 8 uren
- 1. Inpak van breekbare voorwerpen
- 2. Inpak van boeken
- 3. Inpak van andere voorwerpen
- 4. Markeren van dozen
- Module 3 : Afbreken en opbouwen : 4 uren
- Module 4 : Lokale verhuis : 8 uren
- Module 5 : Internationale verhuis : 8 uren
- Module 6
- Opstellen van paklijsten
- Inspectie van verhuisunit voor de lading
- Vastzetten van de lading
- Afsluiten van verhuisunit na lading (kisten, container, vrachtwagen)
- Module 7 : Ladderlift : 8 uren
- Module 8 : Algemeenheden : 2 uren.
Art.3
Om hun respectievelijke rechten op betaald educatief verlof aan te tonen, moeten de werknemers aan hun werkgever een bewijskrachtig document overhandigen die het hoofd van de onderwijs- of opleidingsinrichting hun moet uitreiken, met name : een getuigschrift waaruit de regelmatige inschrijving blijkt en waarin de vorming(en) waarvoor de werknemer is ingeschreven, het aantal uren vorming en het tijdschema vermeld worden.
Art.4
De werknemers verwittigen onmiddellijk hun werkgever wanneer zij de aan gang zijnde cursus niet meer volgen of onderbreken.
Art.5
Het betaald educatief verlof wordt in de onderneming door de ondernemingsraad vastgesteld of, bij ontstentenis ervan, in gemeen overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging of bij gebrek hiervan, tussen de werkgever en de werknemer.
Bij deze vaststelling wordt er zowel rekening gehouden met de vereisten van de arbeidsorganisatie in de onderneming, als met de belangen en de eigen toestand van elke werknemer. Dit betaald educatief verlof wordt vastgesteld bij toepassing en in het kader van artikel 113 van de wet van 22 januari 1985;
De ondernemingshoofden verbinden er zich evenwel toe alles in het werk te stellen om het de werknemers mogelijk te maken zich in te schrijven voor de in deze wet voorziene cursussen. Indien men het hierover niet eens kan worden op het niveau van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis ervan, tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging, kunnen de vakorganisaties een beroep doen op het beperkt comité bevoegd voor de subsector en opgericht in de schoot van het Paritair Comité voor het vervoer.
Art.6
De vereisten inzake de arbeidsorganisatie en de noodzaak om het werk degelijk te organiseren, rekening houdend met het aantal afwezigheden en met de duur ervan voor de toekenning van kredieturen, impliceren dat de rechthebbende werknemers de werkgever ten minste 15 dagen op voorhand moeten verwittigen, behalve in geval van overmacht.
Hoofdstuk III : Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst
Art.7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd door elk der ondertekenende partijen, door een aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, mits inachtname van een opzeggingstermijn van minimum zes maanden.
Eindejaarspremie
Neerlegging : 28/09/2020
Registratie : 08/10/2020
N° : 161280/CO/140
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek |
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2020 houdende de eindejaarspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. (P.C. 140.05) |
Artikel 1. Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
|
Artikel 2.
Het artikel 3 van de Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2014, « Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de betaling van een eindejaarspremie aan de werknemers en werkneemsters die hoofdzakelijk handarbeid verrichten tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen », registratienummer 123059 wordt aangepast als volgt: « Artikel 3. De betaling van een eindejaarspremie wordt toegekend aan de werknemers bedoeld in artikel 1, §2. Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vanaf het jaar 2010 vastgesteld op 170 x maal het werkelijk betaald uurloon van de maand december van het betrokken kalenderjaar, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden arbeidsprestatie tijdens het betrokken kalenderjaar. Dit werkelijk betaald uurloon moet ten minste gelijk zijn aan het conventioneel basisuurloon. Elke maand in de loop waarvan 14 kalenderdagen arbeidsprestatie wordt geleverd, wordt als een volledige maand beschouwd. Het totaalbedrag kan met € 1,24 worden verminderd per dag ongerechtvaardigde afwezigheid. De dagen verlof en de dagen tijdelijke werkloosheid, worden met dagen arbeidsprestaties gelijkgesteld. De betaling wordt uiterlijk verricht op de laatste werkdag van de maand december van het betrokken kalenderjaar. ». |
Artikel 3.
Deze cao neemt een aanvang op datum 1 januari 2020en is van onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de contracterende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité. |
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 123059 | 23.06.2014 | ||||
C.A.O. | 69284 | 26.11.2003 | ||||
K.B. | 05.06.2004 | B.S. | 07.07.2004 | 54456 | ||
C.A.O. | 94383 | 15.06.2009 | ||||
K.B. | B.S. |
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
-
op de datum van de betaling, werkelijk tewerkgesteld zijn in de onderneming;
-
op het ogenblik van de betaling, minstens zes maanden anciënniteit hebben in de onderneming.
-
de betrokken werknemers die tijdens het betrokken kalenderjaar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor werknemers hebben bekomen of werden gepensioneerd;
-
de rechthebbenden van de betrokken werknemers overleden in het betrokken kalenderjaar;
-
de betrokken werknemers die werden ontslagen om elke andere reden dan in deze vermeld in 2) van artikel 6.
-
de betrokken werknemers waarvan er een einde komt aan de arbeidsovereenkomst door overmacht. Als referteperiode en prorata basis wordt het laatste kalenderjaar genomen waarin er effectieve prestaties zijn geweest.
-
vrijwillig de onderneming hebben verlaten;
-
in het betrokken kalenderjaar werden ontslagen zonder opzegging en dit om dringende reden;
- ziek zijnde gedurende meer dan zes maanden, de totaliteit hebben genoten van de vergoedingen welke het “Sociaal Fonds voor ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” voor eenzelfde ziekte heeft voorzien.
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de betaling van een eindejaarspremie aan de werklieden en werksters tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Feestdag
|
Flexibiliteit
Deze CAO werd opgeheven en vervangen door de CAO betreffende de invoering van nieuwe regelingen inzake organisatie van de arbeidstijd van 13-06-2005 (zie CAO Nieuw Arbeidstijdstelsel).
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de invoering van nieuwe arbeidsstelsels in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.….;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3.
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader en motivering
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 2003-2004.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel aan de onder artikel 1 bedoelde werkgevers de mogelijkheid te bieden nieuwe arbeidstijdstelsels in te voeren in het kader van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidstijdstelsels en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.
De beoogde flexibiliteit moet de in artikel 1 bedoelde ondernemingen toelaten hun werkzaamheden te optimaliseren en beter te beantwoorden aan de behoeften van de markt. Met de aansluitende bedoeling de tewerkstelling op peil te houden, zal de tewerkstelling in de sector jaarlijks door het Sociaal Fonds Verhuizingen worden geëvalueerd volgens een procedure die zal worden vastgelegd door de Beheerraad van het Sociaal Fonds.
Wat de bepalingen ‘arbeidstijd’, ‘diensttijd’ en de duur ervan betreft, wordt verwezen naar het K.B. van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld bij onder artikel 1 bedoelde werkgevers, evenals naar de CAO van 9 december 1988 met betrekking tot de arbeidsduur.
HOOFDSTUK III. Toegelaten afwijkingen aan wettelijke en conventionele bepalingen
Artikel 3.
De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uren, zoals voorzien in de normale uurregeling van het bedrijf, die opgenomen is in het arbeidsreglement.
Artikel 4.
In de onderneming kunnen nieuwe arbeidstijdstelsels ingevoerd worden die gelijktijdig kunnen voorzien in:
-
a) een dagelijkse arbeidstijd van maximum 10 uren;
-
b) een wekelijkse arbeidstijd van maximum 50 uren;
-
c) een dagelijkse diensttijd van maximum 14 uren per dag;
-
d) een wekelijkse diensttijd van maximum 65 uren per week;
-
e) zondagarbeid, zonder de verplichting van de werkgever om toelating van het Paritair Comité te vragen zoals voorzien in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9/12/1988 betreffende de arbeidsduur in de sector” Verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 14/8/1989, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13/9/1989;
-
f) de termijn binnen dewelke de compenserende, onbezoldigde, rusttijd voor zondagarbeid moet toegekend worden. Deze termijn bedraagt maximum 8 weken;
-
g) arbeid op feestdagen, zonder de verplichting van de werkgever om toelating van het Paritair Comité te vragen zoals voorzien in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9/12/1988 betreffende de arbeidsduur in de sector” Verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten “, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 14/8/1989, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13/9/1989.
Artikel 5.
De prestaties op zon- en feestdagen kunnen niet worden opgelegd en gebeuren op basis van vrijwilligheid, behoudens in geval van overmacht of dreigend ongeval.
Artikel 6.
Het gebruik van de flexibele arbeidsregeling kan tot gevolg hebben dat een dag die volgens de normale uurregeling een rustdag is, een werkdag wordt (bij voorbeeld een zaterdag).
HOOFDSTUK IV. Algemene beginselen
Artikel 7.
De referteperiode waarbinnen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gerespecteerd moet worden, neemt een aanvang op 1 april en eindigt op 31 maart van het jaar volgend. Bij instap van het nieuwe arbeidstijdstelsel in de loop van de referteperiode, wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gerespecteerd vanaf de aanvang van de nieuwe arbeidsregeling, pro rata tot 31 maart eerstkomend.
Artikel 8.
Ten einde te vermijden dat teveel extra uren in de loop van het jaar ontstaan, mag in de loop van het refertejaar een krediet van 65 extra uren nooit worden overschreden.
Artikel 9.
Het nieuwe arbeidstijdstelsel stelt de werkgever niet vrij de Europese Verordening 3820/85 met betrekking tot de rij- en rusttijden voor chauffeurs na te leven.
HOOFDSTUK V. Wijziging van het arbeidsreglement
Artikel 10.
Voor zover de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden nageleefd, dient het nieuwe arbeidstijdstelsel te worden opgenomen als bijlage bij het arbeidsreglement van de onderneming.
Deze opname kan ten vroegste uitwerking hebben vanaf de datum waarop deze gesloten collectieve arbeidsovereenkomst door het Griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen is geregistreerd.
Artikel 11.
De wijziging van het arbeidsreglement ingevolge de invoering van het nieuwe arbeidstijdstelsel wordt ter kennis van werklieden en werksters gebracht in overeenstemming met de wettelijk voorgeschreven procedure, zoals voorzien in art. 15 van de Wet van 8/4/65 tot instelling van de arbeidsreglementen.
HOOFDSTUK VI. In het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden
Artikel 12.
De in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden moeten voltijds tewerkgesteld zijn.
Artikel. 13.
De werkgever moet aan de in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden afleveren:
- a) de verhuizerskaart voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978);
- b) het prestatieblad voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector “verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, bekrachtigd bij Koninklijk Besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989);
-
c) de loonfiche voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector “verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, bekrachtigd bij Koninklijk Besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989) De tachograafgegevens gelden eveneens als registratiebasis.
HOOFDSTUK VII. Termijn van voorafgaande mededeling
Artikel 14.
Indien de werkgever het nieuw arbeidstijdstelsel volgens art. 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wil toepassen, zal hij de betrokken werklieden minstens 24 uren op voorhand op de hoogte brengen van het toepasselijk uurrooster, met vermelding van de aanvangsdatum, aanvangsuur en de vermoedelijke duur van de opdracht. Wijzigingen mogen worden meegedeeld tot 12 uren voor de toepassing.
Artikel 15.
De werkgever moet deze kennisgeving bewaren gedurende een termijn van drie jaar te rekenen vanaf het einde van het kalenderjaar gedurende hetwelk dit uurrooster werd toegepast.
HOOFDSTUK VIII. Minimale arbeidsvoorwaarden
Artikel 16.
§ 1.
Tijdens de door de collectieve arbeidsovereenkomst houdende invoering van een nieuw arbeidstijdstelsel vastgelegde referteperiode, werkt de werkman maximum 1976 arbeidsuren, d.w.z. 38 uren x 52 weken = 1976 arbeidsuren.
§ 2.
Indien de werkman onder arbeidsovereenkomst van bepaalde duur is tewerkgesteld, wordt de maximale duur van zijn arbeidsprestaties bepaald door het aantal weken dat door de overeenkomst is gedekt te vermenigvuldigen met 38.
§ 3.
Betreffende het jaar waarin het nieuw arbeidstijdstelsel wordt ingevoerd, wordt het maximum aantal arbeidsuren dat de werkman mag presteren vastgesteld door het aantal overblijvende weken van de referteperiode (= tot 31/3) te vermenigvuldigen met 38 uren.
§ 4.
Voor de toepassing van deze bepaling, bevat de jaarlijkse arbeidsduur niet enkel de effectief gepresteerde arbeidsuren, maar ook de rustdagen bepaald bij de wet van 4/1/1974 betreffende de feestdagen, de door of krachtens een CAO vastgelegde rustdagen, de periodes van schorsing van uitvoering van de arbeidsovereenkomst bepaald in de wet van 3/7/1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijkomende inhaalrustdagen toegekend in plaats van de uitbetaling van een overloontoeslag, zoals bepaald in art. 29 § 4 van de Arbeidswet van 16/3/1971.
§ 5.
Het nieuwe arbeidstijdstelsel moet minstens een prestatie van 4 uren per begonnen werkdag voorzien.
§ 6.
De niet-gepresteerde uren waarvoor wel het loon werd uitbetaald in het kader van de wettelijk gegarandeerde arbeidsduur van 38 u/week , worden in mindering gebracht van de diensttijd boven de 38u/week, maar met behoud van de regeling ter zake (aanwezigheidspremie, flexibiliteitspremie, overloon).
Artikel 17.
Bij ontstentenis van de kennisgeving vermeld in artikel 11 en medegedeeld overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk VII van deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijft het uurrooster vermeld in het arbeidsreglement van toepassing.
Artikel 18.
Tijdens de door de collectieve arbeidsovereenkomst houdende invoering van een nieuw arbeidstijdstelsel vastgelegde referteperiode wordt de maximale diensttijd van de werkman bepaald op 2964 uren, d.w.z. 57 uren x 52 weken = 2964 uren, inclusief de gelijkgestelde dagen (o.a. ziekte, tijdelijke werkloosheid economische oorzaak, jaarlijkse vakantie, verlof om dwingende redenen,…) volgens art. 16 § 4.
Betreffende het jaar gedurende hetwelk het nieuw arbeidstijdstelsel wordt ingevoerd, wordt het maximum aantal diensturen van de werkman vastgesteld het aantal overblijvende weken tot het einde van de referteperiode (= tot 31/3) te vermenigvuldigen met 57 uren.
Artikel 19.
Worden als overuren beschouwd die aanleiding geven tot de betaling van het overloon bepaald bij artikel 29, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, de uren boven de grenzen zoals bepaald in art. 4 a), b), c) en d).
Artikel 20.
De aanvullende vergoeding gelijk aan de vergoeding voor het avondmaal wordt toegekend indien de diensttijd van de dag 12 uren overschrijdt. Deze vergoeding is niet cumuleerbaar met het voordeel voorzien in de CAO van 26-11-2002 betreffende de verwijderings- en verblijfsvergoeding.
Artikel 21.
§ 1.
De in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden genieten van een flexibiliteitspremie onder de voorwaarden vastgesteld door deze bepaling.
§ 2.
De flexibiliteitspremie is verschuldigd voor alle diensturen boven de 38 uur/week die geen aanleiding geven tot uitbetaling van een overloon en die geen aanwezigheidstijd zijn.
§ 3.
De flexibiliteitspremie bedraagt € 2,44 (waarde 1-11-2002) per uur. De flexibiliteitspremie evolueert op dezelfde wijze en op hetzelfde tijdstip als de verwijderingsvergoeding voorzien in artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1998 betreffende de arbeidsduur in de sector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989).
HOOFDSTUK IX. Uitbetaling van het loon
Artikel 22.
Alle gepresteerde uren (arbeidstijd, aanwezigheidstijd, diensttijd) worden getotaliseerd op maandbasis. Op het einde van iedere loonperiode, betaalt de werkgever aan de werkman:
-
a) het loon berekend op basis van de normale wekelijkse arbeidsduur of volgens de voorziene arbeidstijd per werkdag;
-
b) het overloon met betrekking op de overuren zoals bepaald in artikel 19 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
-
c) de flexibilitieitspremie verschuldigd krachtens artikel 21 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
-
d) het loon met betrekking tot de uren van effectieve diensttijd, de zgn. aanwezigheidsuren die geen arbeidstijd zijn en die geen aanleiding geven tot overloon bij toepassing van artikel 19 van deze arbeidsovereenkomst;
Artikel 23.
Tijdens de periode dat een alternatieve uurregeling wordt toegepast, blijft de werknemer betaald op basis van de gewone uurregeling. Alle uitbetaalde, maar niet gepresteerde uren, worden in mindering gebracht van het totaal aantal uren van de volgende maand die boven de gemiddelde maandbasis van 38 u/week werden gepresteerd, onafgezien de bepalingen van art. 19 en art. 21 onder Hoofdstuk VIII.
HOOFDSTUK X. Geldigheidsduur
Artikel 24.
Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Lonen garagepersoneel
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juli 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vaststelling van de lonen van het garagepersoneel in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Overeenkomst geregistreerd onder het nummer 28577 en algemeen verbindend verklaard bij K.B. 6 december 1991 (B.S., 24 januari 1992).
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
1) de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, die zijn tewerkgesteld in de garages van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
2) de werkgevers die de in 1) bedoelde werklieden tewerkstellen.
Art. 2
Voor een gelijke wekelijkse arbeidsduur zijn de minimumuurlonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, overeenkomstig de van toepassing zijnde functieclassificatie, dezelfde als die van de werklieden die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Art. 3
Elke conventionele loonsverhoging die in het Paritair Comité voor het garagebedrijf wordt toegekend, zal vanaf dezelfde datum van toepassing zijn op de lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden.
Art. 4
De werkelijk uitbetaalde lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, zijn gekoppeld aan hetzelfde referentie-indexcijfer dat voor het Paritair Comité voor het garagebedrijf in aanmerking wordt genomen.
Art. 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 29 december 1975, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1976 (B.S. 1 oktober 1976).
Art. 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk der contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen.
Functieclassificatie & minimumuurlonen
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juli 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vaststelling van de lonen van het garagepersoneel in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Overeenkomst geregistreerd onder het nummer 28577 en algemeen verbindend verklaard bij K.B. 6 december 1991 (B.S., 24 januari 1992).
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
1) de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, die zijn tewerkgesteld in de garages van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
2) de werkgevers die de in 1) bedoelde werklieden tewerkstellen.
Art. 2
Voor een gelijke wekelijkse arbeidsduur zijn de minimumuurlonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, overeenkomstig de van toepassing zijnde functieclassificatie, dezelfde als die van de werklieden die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Art. 3
Elke conventionele loonsverhoging die in het Paritair Comité voor het garagebedrijf wordt toegekend, zal vanaf dezelfde datum van toepassing zijn op de lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden.
Art. 4
De werkelijk uitbetaalde lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, zijn gekoppeld aan hetzelfde referentie-indexcijfer dat voor het Paritair Comité voor het garagebedrijf in aanmerking wordt genomen.
Art. 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 29 december 1975, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1976 (B.S. 1 oktober 1976).
Art. 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk der contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen.
Nieuw arbeidstijdstelsel
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juli 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de vaststelling van de lonen van het garagepersoneel in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Overeenkomst geregistreerd onder het nummer 28577 en algemeen verbindend verklaard bij K.B. 6 december 1991 (B.S., 24 januari 1992).
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
1) de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, die zijn tewerkgesteld in de garages van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
2) de werkgevers die de in 1) bedoelde werklieden tewerkstellen.
Art. 2
Voor een gelijke wekelijkse arbeidsduur zijn de minimumuurlonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, overeenkomstig de van toepassing zijnde functieclassificatie, dezelfde als die van de werklieden die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Art. 3
Elke conventionele loonsverhoging die in het Paritair Comité voor het garagebedrijf wordt toegekend, zal vanaf dezelfde datum van toepassing zijn op de lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden.
Art. 4
De werkelijk uitbetaalde lonen van de in artikel 1, 1) van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden, zijn gekoppeld aan hetzelfde referentie-indexcijfer dat voor het Paritair Comité voor het garagebedrijf in aanmerking wordt genomen.
Art. 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 29 december 1975, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1976 (B.S. 1 oktober 1976).
Art. 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk der contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen.
Medische schifting
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de kosten van medische schifting in de subsector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
57779 |
21.05.2001 |
|
|
|
K.B. |
|
|
17.05.2002 |
B.S. |
02.08.2002 |
33892 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Hoofdstuk II : Medische schifting
Hoofdstuk III : Geldigheidsduur
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Par.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
Par.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz… met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen.
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz…”.
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz…
Par.3
Onder “werklieden” wordt bedoeld: de werklieden en werksters.
Hoofdstuk II : Medische schifting
Art.2
De medische kosten die rechtstreeks in verband staan met het behalen of het vernieuwen van het nieuw Europees rijbewijs, worden door de werkgever gedragen.
Art.3
Deze kosten worden terugbetaald door het Sociaal Fonds van de sector. De werkgever die om terugbetaling verzoekt, legt een voldoende bewijsstuk voor.
Art.4
De praktische modaliteiten voor de uitvoering van deze collectieve overeenkomst zullen uitgewerkt worden door de Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector.
Art.5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999 betreffende de kosten van medische schifting.
Hoofdstuk III : Geldigheidsduur
Art.6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001. Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Protocol akkoord 2019-2020
- Juridisch kader
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2019-2020.
Art. 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
1)
op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Subcomité voor de verhuizing;
2)
op de werklieden en werksters die worden tewerkgesteld door de in 1) bedoelde werkgevers.
- Bepalingen
Art. 3
Invulling van de marge van 1,1% op de brutolonen vanaf 1/9/2019.
Art. 4
Verhoging van de syndicale premie in twee stappen, nl.:
-
- 135 € in 2019
- 140 € in 2020
Betaling door het Sociaal Fonds volgens de geldende afspraken.
Art. 5
Afsluiten van een C.A.O. met betrekking tot de vakbondsafvaardiging in de verhuisondernemingen vanaf 1/7/2020, zijnde:
-
- 2 mandaten vanaf 30 arbeiders;
- 4 mandaten vanaf 75 arbeiders.
Syndicaal verlof van 2 dagen per mandaat en per jaar (effectief & plaatsvervanger), terugbetaling van de loonkost aan de werkgever onder de vorm van een forfaitair bedrag nog te bepalen door het SF.
Art. 6
Aanpassing van de C.A.O. met betrekking tot een verplaatsingsvergoeding voor woon-werkverkeer met volgende punten:
-
- Verhoging van de tussenkomst in het sociaal abonnement tot 70 % vanaf 1/7/2019
- Een tussenkomst in het privé-vervoer vanaf de eerste kilometer, dat vanaf 1/7/2020 (cf. artikel 4 van de C.A.O. 20 juni 2001)
- Verhoging van de fietsvergoeding tot 0,24 €/km in twee stappen:
0,20 €/km vanaf 1/7/2019
0,24 €/km vanaf 1/7/2020
Art. 7
Afsluiting van C.A.O.’ s betreffende het SWT en tijdskrediet/landingsbanen voor onbepaalde duur, met ingang van 1/6/2019 en met volledige invulling van de wettelijke mogelijkheden.
Engagement van de sociale partners om bij wetswijziging deze C.A.O. aan te passen.
Art. 8
Afsluiten van een C.A.O. tot invoering van anciënniteitsverlof vanaf 1/1/2020, nl.: 1 betaalde dag per 5 jaar tewerkstelling in de onderneming, met een maximum van 5 dagen.
Art. 9
Opvanging van de toenemende veroudering in de sector door het ondernemen van concrete acties te inzake gendergelijkheid, werkbaar werk voor 45-plussers en instroom van jongeren.
Specifiek voor vrouwen een campagne voor gendergelijkheid: streven naar gendergelijkheid en verbeteren van instroom van vrouwen.
Art. 10
Wie wil overschakelen van zwaar werk naar lichter werk moet daartoe de kans krijgen, indien nodig met bijkomende opleiding.
Art. 11
Waar nachtwerk van toepassing is, moet terugkeer naar dagwerk gefaciliteerd worden.
Art. 12
Inzake fraude en sociale dumping willen wij intensiever samen werken.
Een specifieke werkingstoelage uit het Sociaal Fonds voor de sociale partners zal voor 1/1/2020 bepaald worden.
- Geldigheid
Art. 13
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 13 juni 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2020.
Zij kan worden opgezegd door elk van de contracterende partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Oprichting van een Beperkt Comité
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende oprichting van een Beperkt Comité voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
40988 |
31.01.1996 |
|
|
|
K.B. |
|
|
10.05.2001 |
B.S. |
14.08.2001 |
27580 |
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten die onder het Paritair Comité voor het Vervoer ressorteren alsook op hun werklieden.
Onder werklieden wordt verstaan de werklieden en de werksters.
Hoofdstuk II : Oprichting van een Beperkt Comité
Art.2
In de schoot van het Paritair Comité voor het Vervoer, wordt een beperkt comité opgericht dat voor de sector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten bevoegd is.
Art.3
Dit Beperkt Comité is samengesteld uit :
- a) de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer;
- b) twee vertegenwoordigers van de voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten representatieve werkgeversorganisatie die in de schoot van het Paritair Comité voor het Vervoer zetelt;
- c) twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties die in de schoot van het Paritair Comité voor het Vervoer zetelen en die voor de onder artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werklieden representatief zijn.
Ieder effectief lid heeft een plaatsvervanger.
De plaatsvervanger neemt aan de beraadslaging van het Beperkt Comité deel enkel indien het effectief lid afwezig is.
De effectieve en plaatsvervangende leden van het Beperkt Comité worden door het Paritair Comité voor het Vervoer aangeduid op voorstel van de in dit artikel bedoelde organisaties.
Deze effectieve en plaatsvervangende leden worden gekozen onder de effectieve en plaatsvervangende leden van het Paritair Comité voor het Vervoer.
Art.4
Het Beperkt Comité komt op uitnodiging en onder het voorzitterschap van de voorzitter van het paritair comité bijeen.
Art.5
Het Beperkt Comité beraadslaagt enkel geldig indien alle organisaties die er in zetelen vertegenwoordigd zijn.
Hoofdstuk III : Opdrachten van het Beperkt Comité
Art.6
Het Beperkt Comité is belast met alle opdrachten die het zijn toevertrouwd door de collectieve arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn op de in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werkgevers.
Hoofdstuk IV : Geldigheidsduur
Art.7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 31 januari 1996 en is voor onbepaalde duur gesloten.
Ze kan opgezegd worden door iedere partij mits betekening, per aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer, van een opzeggingstermijn van drie maanden.
De partij die het initiatief neemt deze overeenkomst op te zeggen is ertoe gehouden de redenen ervan mede te delen.
Vrijwillig deeltijdse arbeid
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26.06.1997 betreffende de vrijwillig deeltijdse arbeid in de sector “Verhuisondernemingen, meubelbewaring en de aanverwante activiteiten ervan”
rechtsbron
|
nummer
|
reg.nr
|
rechtsbrondatum
|
gepubliceerd in
|
publicatiedatum
|
pagina
|
|||
C.A.O.
|
|
46357
|
27.06.1997
|
|
|
|
|||
K.B.
|
|
|
25.01.2000
|
B.S.
|
06.04.2000
|
10853
|
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
§.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
- “verhuizing” : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz… met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring” : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen.
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen” : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz.
§.3
Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
Hoofdstuk II : Juridisch kader
Art.2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van hoofdstuk IV van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, par. 2, 30, par. 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Deze overeenkomst is een aanvulling op het tewerkstellingsakkoord vervat in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 houdende een tewerkstellingsakkoord in de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
Hoofdstuk III : Algemene bepalingen
Art.3
§.1
Elke werkman tewerkgesteld onder arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur heeft de mogelijkheid mits toestemming van zijn werkgever vrijwillig van een voltijdse arbeidsregeling over te stappen naar een deeltijds arbeidsregime dat aan de bepalingen van artikel 4 van deze overeenkomst beantwoordt.
§.2
De in par. 1 van dit artikel bedoelde mogelijkheid is aan geen enkele beperking onderworpen indien het ingeroepen wordt wegens één der redenen opgesomd in artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst.
De verlenging van de periode van vermindering van de arbeidsduur is aan geen enkele beperking onderworpen.
§.3
Indien het overstappen naar deeltijdse arbeid aangevraagd wordt om een reden niet opgenomen in artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst is de mogelijkheid, behalve mits toestemming van de werkgever, beperkt tot:
- in de ondernemingen die minder dan 20 werklieden tewerkstellen : het equivalent van één voltijdse werkman;
- in de ondernemingen die ten minste 20 werklieden tewerkstellen en ten hoogste 50 : het equivalent van twee voltijds tewerkgestelde werklieden;
- in de andere ondernemingen : het equivalent van 5 pct. van de voltijds tewerkgestelde werklieden.
Voor de toepassing van deze overeenkomst neemt men het aantal werklieden in aanmerking die tewerkgesteld waren in het kalenderjaar voorafgaand aan het verzoek van de werkman om van het recht op vrijwillig deeltijdse arbeid te genieten.
Art.4
Het deeltijds arbeidsregime zal ten minste de helft van het aantal arbeidsuren van een voltijds arbeidsregime bevatten.
Binnen het wettelijk kader, kan de arbeidstijd van de deeltijdse werkman op jaarbasis worden berekend.
Overeenkomstig de bedrijfsorganisatorische mogelijkheden zal de keuze van het uurrooster vastgesteld worden tussen werkgever en werkman.
Art.5
§.1
De vermindering van de arbeidsduur kan aangevraagd worden voor een welbepaalde periode of voor een onbepaalde periode.
§.2
Indien de in artikel 3 bedoelde mogelijkheid voor een welbepaalde periode aangevraagd wordt moet deze periode, onder voorbehoud van toepassing van de bepalingen van par. 3 van dit artikel, een duur van ten minste drie maanden en van ten hoogste 12 maanden bedragen.
De periode is hernieuwbaar.
§.3
Indien de mogelijkheid voorzien in artikel 3 ingeroepen wordt voor het verlenen van palliatieve zorg aan personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte of voor het verlenen van bijstand of verzorging van een gezinslid of familielid dat lijdt aan een zware ziekte, bij afwijking op de bepalingen van par. 2 van dit artikel, kan het overstappen naar deeltijdse arbeid aangevraagd worden voor een periode van ten minste één maand.
Het bewijs van de in deze paragraaf omschreven redenen wordt geleverd overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.
De periode van overstap van deeltijdse arbeid is hernieuwbaar zolang de reden die er aan de basis van ligt blijft bestaan.
Hoofdstuk IV : Procedure
Art.6
De werkman die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid bedoeld in artikel 3 zal de werkgever hiervan op de hoogte brengen ten minste twee maanden VOOR de aanvang van de gewenste periode van vermindering van de arbeidsduur.
De in het vorig lid vastgestelde termijn wordt tot 15 dagen herleid in geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst.
De aanvraag zal vermelden:
- de aanvangsdatum van de gewenste periode van vermindering van de arbeidsduur;
- de periode tijdens dewelke de werkman de arbeidsduur wenst te verminderen, namelijk voor een onbepaalde duur of voor een welbepaalde periode en, in dit laatste geval, de concrete periode;
- het uurrooster dat de voorkeur van de werkman heeft binnen de uurroosters voor een deeltijdse tewerkstelling die in het arbeidsreglement van de onderneming opgenomen zijn.
Bovendien indien de werkman artikel 5, par. 3 inroept, moet hij aan de aanvraag een medisch attest toevoegen dat de gehechtheid van de ingeroepen reden bevestigt.
Art.7
Binnen de maand te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, moet de werkgever aan de werkman schriftelijk mededelen:
- zijn beslissing betreffende de toepassing van het overstappen naar deeltijdse arbeid;
- zijn eventueel akkoord betreffende het uurrooster gevraagd door de werkman of een voorstel van ander uurrooster.
In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de door dit artikel vastgestelde termijn herleid tot 15 dagen.
Art.8
Indien de werkgever zijn toestemming heeft gegeven betreffende het overstappen naar deeltijdse arbeid, uiterlijk 15 dagen VOOR de aanvang van de periode van vermindering van arbeidsduur moeten de partijen tot een vergelijk komen betreffende het uurrooster. In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de termijn van 15 dagen tot 8 dagen herleid.
Bij gebrek aan akkoord, moet de werkgever het geschil voorleggen aan het beperkt comité bevoegd voor de subsector en opgericht in de schoot van het Paritair Comité voor het vervoer.
De werkgever deelt het geschil bij telecopij mede aan de voorzitter uiterlijk veertien dagen VOOR de aanvang van de vermindering van de arbeidsduur. In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de termijn van 14 dagen herleid tot 7 dagen.
Het beperkt comité moet zich binnen de acht dagen te rekenen vanaf de mededeling van het geschil aan de voorzitter uitspreken. In geval van toepassing van artikel 5, par. 3 van deze overeenkomst wordt de termijn van 8 dagen herleid tot 3 dagen.
Art.9
De werkman die de periode van vermindering van de arbeidsduur wenst te verlengen moet er de aanvraag van indienen uiterlijk 15 dagen VOOR het einde van de lopende periode.
Art.10
De individuele arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk gewijzigd en de wettelijke regels inzake deeltijdse arbeid zijn toepasselijk.
Art.11
Indien het arbeidsreglement toepasselijk op de onderneming geen uurroosters voor deeltijdse arbeid vervat is de werkgever ertoe gehouden een wijziging van het arbeidsreglement voor te stellen die uurroosters voor deeltijdse arbeid inlast.
In het geval bedoeld in het vorige lid, deelt de werkgever, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, zijn voorstel mede VOOR 1 september 1997.
Hoofdstuk V : Compenserende aanwerving
Art.12
De werkgever heeft de verplichting een vervanger aan te werven van zodra een voltijds arbeidsregime wegvalt tengevolge deze overeenkomst.
Art.13
Bij aanwerving van de vervanger, voor zover artikel 16 niet van toepassing is, zal de werkgever voorrang geven aan werklieden die deeltijds tewerkgesteld zijn en die wensen naar een voltijdse tewerkstelling over te stappen en aan niet tewerkgestelde werkzoekenden.
Art.14
De werkgever heeft de volledige vrijheid betreffende het type arbeidsovereenkomst die hij met de vervanger sluit.
Hoofdstuk VI : Terugkeer naar een voltijds arbeidsregime
Art.15
Indien het overstappen naar een deeltijds arbeidsregime voor een welbepaalde periode werd overeengekomen, na afloop van deze periode, keert de werkman naar een voltijds uurrooster terug.
Art.16
Indien het overstappen naar een deeltijds arbeidsregime voor een onbepaalde duur werd overeengekomen kan de werkman het terugkeren naar een voltijdse tewerkstelling bij zijn werkgever aanvragen.
Hoofdstuk VII : Aanbeveling
Art.17
De ondertekenende partijen bevelen aan de werkgevers aan:
- een gunstig gevolg te geven aan de aanvragen van overstappen naar een deeltijdse arbeid zelfs indien het percentage vastgesteld door deze overeenkomst is overschreden;
- een gunstig gevolg te geven aan aanvragen van deeltijdse tewerkstelling in een ander arbeidstijdstelsel dan het halftijds arbeidsregime;
- over te gaan tot vervanging van het in het kader van deze overeenkomst vrijgekomen arbeidsregime zelfs indien een equivalent voltijds arbeidsregime niet vrijgekomen is;
- over te gaan tot vervanging in het kader van arbeidsovereenkomsten met deeltijdse tewerkstelling om een maximaal effect op tewerkstellingsvlak te bekomen.
Hoofdstuk VIII : Verbintenissen
Art.18
De representatieve werknemersorganisaties nemen de verbintenis aan mede te werken om de aanpassing van de arbeidsreglementen in het kader van deze overeenkomst door te voeren.
De representatieve werknemersorganisaties nemen de verbintenis aan hun vertegenwoordigers in de schoot van de Ondernemingsraden in te lichten betreffende deze overeenkomst.
Art.19
De ondertekenende partijen nemen de verbintenis aan de door deze overeenkomst uitgewerkte maatregel te promoten.
Zij nemen de verbintenis aan elke partij op ondernemingsvlak volledig in te lichten betreffende de voordelen verbonden aan deze overeenkomst.
Hoofdstuk IX : Geldigheidsduur
Art.20
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997 en is voor onbepaalde duur gesloten.
Zij kan door iedere ondertekenende partij opgezegd worden mits betekening bij aangetekende brief gericht tot de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer van een opzeggingstermijn van drie maanden.
%MCEPASTEBIN%
Oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
|
25.01.1985 |
|
|
|
K.B. |
|
|
22.04.1985 |
B.S. |
30.05.1985 |
8104 |
C.A.O. | 57077 | 21.03.2001 | ||||
K.B. | 25.04.2002 | B.S. | 02.08.2002 | 33887 | ||
C.A.O. |
|
69293 |
26.11.2003 |
|
|
|
K.B. |
|
|
15.07.2004 |
B.S. |
20.08.2004 |
62378 |
Oprichting
Art.1
Het Paritair Comité voor het vervoer heeft, bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid waarvan de statuten hieronder zijn vastgesteld.
Art.2
Dit Fonds neemt de rechten en plichten over, alsmede het actief en het passief zoals zij bestonden op 31 december 1984 van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971.
Art.3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1985 voor de duur van één jaar. De duur ervan wordt telkens met één jaar verlengd, behalve bij opzegging door een der partijen, zes maanden voor de vervaldag. Deze opzegging moet bij een ter post aangetekende brief worden betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Statuten
Hoofdstuk I : Benaming, zetel, doel
Artikel 1
Vanaf 1 januari 1985 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”.
Art.2
De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te Brussel. Hij kan, naar elke andere plaats in Belgie worden overgebracht bij beslissing van de raad van beheer.
Art.3
Het Fonds heeft tot doel het regelen en verzekeren van :
- de toekenning en de uitbetaling van aanvullende sociale voordelen aan de werklieden en werksters bedoeld in artikel 4, punt 1, dragers van een verhuizerskaart P waarvan sprake is in artikel 16 van deze statuten;
- de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de werkgevers bedoeld bij artikel 4, punt 2, overeenkomstig de bepalingen van de artikel 24 en 25 van deze statuten.
Het Fonds kan zich eveneens inlaten met elke kwestie welke verband houdt met de beroeps- en sociale vorming van de autovoerders, inpakkers en verhuizers.
Hoofdstuk II : Toepassingsgebied
Art.4
Deze statuten zijn van toepassing :
1° op de deeltijds en voltijds tewerkgestelde werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee ze gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst;
2° op de werkgevers die de werklieden en werksters bedoeld onder 1°, in dienst hebben. »
(gewijzigd bij C.A.O. 21.11.2019)
Hoofdstuk III : Rechthebbenden en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten
A. Bijkomende toelage voor werkloosheid :
Art.5
De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hebben, vanaf 1 januari 1985, voor elke werkloosheidsdag welke voortspruit uit de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, recht op een bijkomende toelage voor werkloosheid voor zover ze aan de volgende voorwaarden beantwoorden :
- genieten van de werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;
- op het ogenblik der werkloosheid, in dienst zijn van de werkgever.
Art.6
Het bedrag van de bijkomende toelage van de werkloosheid voorzien in het artikel 5 wordt vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
B. Bijkomende toelage voor ziekte:
Art.7
De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hebben, na de periode van het wekelijks gewaarborgd loon voor ononderbroken arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, of ongevallen op de weg van en naar het werk recht op een bijkomende toelage welke de uitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanvult, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen :
- genieten van de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van het maandelijks gewaarborgd loon of van de ziekte- en invaliditeitsverzekering in toepassing van de wetgeving ter zake;
- op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 4, punt 2 bedoelde werkgever.
Art.8
Het bedrag van de in artikel 7 bedoelde toelage alsmede zijn verdeling worden vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds. Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Welke ook de duur ervan weze, een ziekte kan slechts aanleiding geven tot de uitkering van een toelage voor een ononderbroken periode van zes maanden; het hervallen in dezelfde ziekte moet beschouwd worden als integraal deel uitmakend van de vorige arbeidsongeschiktheid indien de hervalling zich voordoet binnen de eerste twaalf werkdagen volgend op het einde van deze periode van arbeidsongeschiktheid.
C. Toelage van vertrek wegens op pensioen-, brugpensioen of brugrust stelling
Art.9
[De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, die de wettelijke pensioen- of brugpensioenouderdom bereikt hebben, de onderneming verlaten, hebben recht op een toelage van vertrek voor zover zij gedurende de vijf laatste jaren van hun beroepsactiviteit ononderbroken in één of meer ondernemingen van de sector verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten in dienst zijn geweest.] (gewijzigd bij C.A.O. 26.11.2003)Art.10
Het bedrag van de toelage in artikel 9 bedoeld, wordt door de raad van beheer van het Fonds vastgesteld.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
D. Tegemoetkoming bij overlijden
Art.11
In geval van overlijden van een in artikel 4, punt 1 bedoelde werkman of werkster die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, dragers van een verhuizenskaart P:
- tengevolge van een ziekte of een ongeval, verschillend van een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk is, heeft de persoon welke de begrafeniskosten draagt recht op een vergoeding vastgesteld bij artikel 12;
- ten gevolge van een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk is, heeft/hebben de persoon en/of personen die de vergoedingen ontvangen van de verzekeringsmaatschappij die de werkgever van de overledene dekt, recht op een vergoeding vastgesteld bij artikel 12.
Art.12
De bedragen van de vergoedingen waarvan sprake in artikel 11, a en b worden vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
E. Aanvullende sociale toelage:
Art.13
De in artikel 4, punt 1 bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die sedert minstens 1 jaar lid zijn van 1 van de representatieve interprofessionele, werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden, hebben recht op een jaarlijkse aanvullende sociale toelage, voor zover zij op 30 september van het lopende jaar zijn ingeschreven op de personeelslijsten van de werkgevers.
Art.14
Het bedrag van de in artikel 13 bedoelde toelage wordt vastgesteld door het Paritair Comité voor het vervoer op voorstel van de raad van beheer van het Fonds.
Het is het voorwerp van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
F. Gemeenschappelijke bepalingen :
Art.15
De in de artikel 5 tot en met 11 a bedoelde toelagen worden rechtstreeks door de werkgevers aan hun werklieden en werksters betaald per maand en bij de eerste loonsuitbetaling volgende op de maand in de loop waarvan de werklieden en werksters op deze uitkeringen recht hebben.
Voor zover zij deelgenomen hebben en/of deelnemen aan de financiering van het Fonds, kunnen de in artikel 4, punt 2, bedoelde werkgevers de terugbetaling bij het Fonds bekomen :
- van de bijkomende toelagen voor ziekte betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 7 en 8 hierboven;
- [van 100 pct. van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 pct. van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen] (gewijzigd bij C.A.O. 26.11.2003);
- van de toelagen van vertrek bij de op pensioen-, brugpensioen- of brugrustpensioenstelling, betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 9 en 10 hierboven;
- van de tegemoetkomingen bij overlijden, betaald in uitvoering van de bepalingen van het artikel 11, a hierboven.
De in artikel 11, b hierboven bedoelde tegemoetkoming is betaalbaar door de verzekeringsmaatschappijen die dit risiko dekken.
De in artikelen 13 en 14 bedoelde aanvullende sociale toelage wordt betaald door de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden. Zij kunnen de terugbetaling bekomen bij het Fonds voor zover de werkgevers die aangeslotenen in dienst hebben, deze aan het Fonds gedurende betreffend dienstjaar onderworpen hebben.
Binnen de door de wet toegestane grenzen gelast het Fonds zich met de terugvordering van de toelagen betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 13 en 14, bij de werkgevers die hadden moeten bijdragen tot de financiering van het Fonds en die om welke reden ook het niet gedaan hebben.
De inningskosten worden ten laste van deze werkgevers.
Voor wat betreft de in de artikelen 9 en 10 voorziene toelage, gelast de werkgever welke de werknemer verlaat op de wettelijke pensioen-, brugpensioen- of brugrustpensioenouderdom, en die niet tot de financiering van het Fonds heeft bijgedragen, zich met het overeenstemmend deel met de jaar(en) gedurende dewelke hij deze in dienst heeft gehad.
Het saldo wordt ten laste van de voorgaande werkgevers prorata temporis.
Art.16
Om de controle mogelijk te maken zowel van het innen van de bijdragen als van de uitkering van de in deze statuten voorziene toelagen, moeten de werklieden en werksters tewerkgesteld door de in artikel 4, punt 2, bedoelde werkgevers in het bezit zijn, gedurende gans de duur van hun werk, van een verhuizerskaart naar een van de twee als bijlage overgenomen modellen naargelang zij zijn aangeworven voor onbepaalde tijd of voor een bepaald werk of een bepaalde tijd. (P of S).
Enkel de houders van een verhuizerskaart P hebben recht op de voordelen die voorzien zijn in deze statuten.
Deze kaart wordt hen door hun werkgever bij hun indiensttreding overhandigd, na hun inschrijving in het register van het personeel. Zij moeten de kaart bij hun vertrek teruggeven. In geval van verlies of bij niet teruggave wordt de kaart waardeloos verklaard.
De verhuizerskaarten worden door de Belgische Kamer der Verhuisondernemers aan de werkgevers uitgereikt.
De kaarten P moeten elk jaar worden vernieuwd, de kaarten S elke maand
Art.17
De raad van beheer van het Fonds bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het Fonds toegekende toelagen; in geen enkel geval mag de betaling van de toelagen afhankelijk zijn van de stortingen van de bijdragen verschuldigd door de aan het Fonds onderworpen werkgevers.
De voorwaarden van toekenning en uitkering van de toelagen toegekend door het Fonds, evenals het bedrag ervan, kunnen worden gewijzigd op voorstel van de raad van beheer van het Fonds en na raadpleging van het “Subcomité voor de verhuisondernemingen” bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor het vervoer, algemeen ver bindend verklaard bij koninklijk besluit.
Art.18
De werknemer wordt als meerderjarige beschouwd vanaf de 1e januari volgend op de verjaringsdatum van zijn eenentwintigste jaar.
Hoofdstuk IV : Beheer
Art.19
Het Fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de meest representatieve interprofessionele werknemersorganisaties in de sektor “verhuizingen” en van de Belgische Kamer der Verhuisondernemers.
De raad van beheer bestaat uit twaalf leden, hetzij zes vertegenwoordigers van de werkgevers en zes vertegenwoordigers van de werknemers.
[De leden van de raad van beheer worden door het paritair comité voor het vervoer benoemd voor een periode van 4 jaar op voorstel van de representatieve werknemersorganisaties in de sector “verhuizingen” en de Belgische Kamer der Verhuizers.] (gewijzigd bij C.A.O. 21.03.2001)Art.20
[De raad van beheer benoemt onder zijn leden en voor een periode van 4 jaar, een voorzitter, drie ondervoorzitters en een secretaris.] (gewijzigd bij C.A.O. 21.03.2001)De voorzitter, een ondervoorzitter en de sekretaris behoren tot de groep der werkgevers, twee ondervoorzitters tot de groep der werknemers.
Art.21
De raad van beheer wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad tenminste eenmaal per kwartaal bijeen te roepen en telkens wanneer tenminste twee leden van de raad erom verzoeken.
De uitnodiging vermeldt de agenda.
De notulen van de vergadering worden door de sekretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering en een der ondervoorzitters, behorend tot de groep der werknemers, ondertekend.
De uittreksels uit de notulen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders.
Wanneer tot stemming moet worden overgegaan, moet een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deelnemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt zich het jongste lid.
De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda voorkomende kwesties en in aanwezigheid van tenminste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en tenminste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.
De beslissingen worden met een meerderheid van 2/3 van de stemmen genomen.
Art.22
De raad van beheer heeft tot taak het Fonds te beheren en alle maatregelen te nemen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het Fonds.
De raad van beheer treedt in rechte op in naam van het Fonds, op vervolging en uitdrukkelijk verzoek van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde-beheerder.
De raad van beheer kan zijn bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden, en zelfs aan een advocaat.
Voor alle handelingen, andere dan deze waarvoor de raad van beheer één speciale volmacht heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van vier beheerders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde).
De door de raad van beheer toegestane betalingen moeten slechts door de twee beheerders ondertekend worden :
- de voorzitter of de ondervoorzitter van het Fonds, lid van de patronale afvaardiging;
- een van de twee ondervoorzitters van het Fonds, lid van de syndikale afvaardiging.
Zij kunnen dit recht afstaan aan de secretaris-generaal van de patronale afvaardiging, welke beheerder is, onder bepaalde voorwaarden. De verantwoordelijkheid van de beheerders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het Fonds.
Hoofdstuk V : Financiering
Art.23
Om de financiering van de toelagen, voorzien in de artikelen 5 tot en met 14, te verzekeren, beschikt het Fonds over de bijdragen welke door de in artikel 4, punt 2 bedoelde werkgevers zijn verschuldigd.
Art.24
De bijdrage van de werkgevers wordt vastgesteld door de raad van beheer van het Fonds en maakt het voorwerp uit van een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Art.25
De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid verzekerd in toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid.
Van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestorte bedragen aan het Fonds worden de kosten, vastgesteld door de raad van beheer van het Fonds, vooraf afgehouden. Het saldo is bestemd voor de uitkering van de toelagen bedoeld in de artikelen 5 tot en met 14, evenals voor het dekken van de daarop betrekking hebbende kosten.
De niet uitgekeerde bedragen worden door het Paritair Comité voor het vervoer, op voorstel van de raad van beheer van het Fonds, aangewend voor de beroeps- en sociale vorming van de werklieden en werksters in dienst van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, welke bijdragen tot financiering van hun Fonds. Een gedeelte mag worden aangewend voor de samenstelling van een reserve.
Hoofdstuk VI : Begroting, rekeningen
Art.26
Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december van elk jaar.
Art.27
Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgend jaar aan de goedkeuring van het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer onderworpen.
Art.28
De rekeningen van het afgelopen jaar worden afgesloten, na de betaling van de hieraan behorende toelagen en de ontvangst van de definitieve betaling van de bijdragen betreffende het laatste kwartaal van het jaar.
De raad van beheer, alsmede de revisor of accountant aangesteld door het Paritair Comité voor het vervoer bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarlijkse verslagen moeten uiterlijk ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor het vervoer voorgelegd worden na afsluiting van de rekeningen en nazicht door de revisor.
Hoofdstuk VII : Ontbinding, vereffening
Art.29
Het Fonds kan worden ontbonden zoals voorzien in artikel 3 van de bepalingen betreffende de oprichting van het Fonds. Het Paritair Comité voor het vervoer duidt de vereffenaars aan en bepaalt hun bevoegdheid en hun bezoldiging, alsmede de bestemming van het patrimonium.
Hoofdstuk VIII : Speciale bepaling
Art.30
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970, gesloten in het Nataionaal Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid genoemd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 ( Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971 ) gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 december 1972 19 juli 1973, 12 december 1974, 6 oktober 1975, 10 augustus 1977, 22 december 1977, 27 april 1978, 12 januari 1979, 30 april 1979, 4 januari 1980, 30 december 1980 en 22 januari 1982, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 13 maart 1973, 22 november 1973, 30 oktober 1975, 17 februari 1976, 19 juli 1978, 17 mei 1979, 27 augustus 1979, 17 juli 1980, 3 april 1981 en 2 juni 1982.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 69293 | 26.11.2003 | ||||
K.B. | 15.07.2004 | B.S. | 20.08.2004 | 62378 |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
§2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
- “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. …
§3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer op datum van 25 januari 1985 welke de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” herneemt..
HOOFDSTUK III. Statuten
Artikel 3.
Artkel 4 van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:
“Artikel 4. Deze statuten zijn van toepassing:
1° op de deeltijds en voltijds tewerkgestelde werklieden en werksters die verhuizingen verrichten, werken in meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten en die afhangen van het Paritair Comité voor het vervoer, in ondernemingen waarmee ze gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en houders van een verhuizerskaart P;
2° op de werkgevers die de werklieden en werksters bedoeld onder 1°, in dienst hebben.”
Artikel 4.
Artikel 9 van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:
“Artkel 9. De in artikel 4, 1° bedoelde werklieden en werksters die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur die de wettelijke pensioen- of brugpensioenouderdom bereikt hebben, de onderneming verlaten, hebben recht op een toelage van vertrek voor zover zij gedurende de vijf laatste jaren van hun beroepsactiviteit ononderbroken in één of meer ondernemingen van de sector verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten in dienst zijn geweest.”
Artikel 5.
Artikel 15, b) van de statuten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 wordt als volgt gewijzigd:
“Artikel 15. b) van 100 % van de bijkomende toelagen voor de werkloosheid betaald in uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 hierboven met een maximum aantal werkloosheidsdagen per kalenderjaar gelijk aan 8 % van het totaal tijdens het voorgaande jaar in de afdeling “verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” van de onderneming gepresteerde dagen, zonder veertig dagen per werknemer te overtreffen;”
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Rijbewijs C-CE
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst 20 September 2018
Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van arbeiders in dienst van ondernemingen behorend tot de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | ||||||
K.B. |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair subcomité voor de verhuizing.
- 2Het paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen : specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het paritair subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
HOOFDSTUK II. Sociaal Fonds
Art. 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder “sociaal fonds” : het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2001, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2002) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2004).
HOOFDSTUK III. Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE
Art. 3. Binnen het kader van het budget zoals bepaald in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werkgevers, bedoeld in artikel 1, § 1, recht op een tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van hun werklieden en werksters.
HOOFDSTUK IV. Bedrag van de tussenkomst
Art. 4. Het sociaal fonds vergoedt aan de werkgever de gemaakte kosten van het behaalde rijbewijs met een maximum van 750 EUR voor een rijbewijs C en van 900 EUR voor een rijbewijs CE.
HOOFDSTUK V. Betaling van de tussenkomst
Art. 5. De raad van beheer van het sociaal fonds is belast met :
1° het vaststellen van de procedure tot indiening van de uitbetalingsaanvragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst;
2° het bepalen van de uitbetalingsmodaliteiten van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst.
Art. 6. Het sociaal fonds neemt de bedragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst ten laste.
Het sociaal fonds kan hiervoor beschikken over een maximumbudget van 75 pct. van de beschikbare middelen voor de permanente vorming voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 2009 betreffende de bijdrage bestemd voor de permanente vorming van de arbeiders door de ondernemingen in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK VI. Geldigheidsduur
Art. 7. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2019 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2020.
- 2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst 21 September 2017
Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van arbeiders in dienst van ondernemingen behorend tot de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2017-2018.
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | ||||||
K.B. |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair subcomité voor de verhuizing.
- 2Het paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen : specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het paritair subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
HOOFDSTUK II. Sociaal Fonds
Art. 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder “sociaal fonds” : het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2001, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2002) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2004).
HOOFDSTUK III. Tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE
Art. 3. Binnen het kader van het budget zoals bepaald in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werkgevers, bedoeld in artikel 1, § 1, recht op een tussenkomst in de kosten voor het behalen van het rijbewijs C en/of CE van hun werklieden en werksters.
HOOFDSTUK IV. Bedrag van de tussenkomst
Art. 4. Het sociaal fonds vergoedt aan de werkgever de gemaakte kosten van het behaalde rijbewijs met een maximum van 750 EUR voor een rijbewijs C en van 900 EUR voor een rijbewijs CE.
HOOFDSTUK V. Betaling van de tussenkomst
Art. 5. De raad van beheer van het sociaal fonds is belast met :
1° het vaststellen van de procedure tot indiening van de uitbetalingsaanvragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst;
2° het bepalen van de uitbetalingsmodaliteiten van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst.
Art. 6. Het sociaal fonds neemt de bedragen van de tussenkomst bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst ten laste.
Het sociaal fonds kan hiervoor beschikken over een maximumbudget van 75 pct. van de beschikbare middelen voor de permanente vorming voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 2009 betreffende de bijdrage bestemd voor de permanente vorming van de arbeiders door de ondernemingen in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK VI. Geldigheidsduur
Art. 7. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2018.
- 2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Risicogroepen
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2018
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Sub comité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair sub comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Sub comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezicht diensten.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader.
Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van Titel XII, Hoofdstuk VII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) en het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 8 april 2013) zoals gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 (B.S. 6 mei 2014).
HOOFDSTUK III. Risicogroepen
Artikel 3. Onder risicogroepen wordt verstaan: de personen behorend tot één van de volgende categorieën:
- de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werklozen;
- de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werknemer;
- de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde jongeren;
- de langdurig werklozen;
- de werklozen ouder dan 45 jaar;
- de werknemers van de sector die minstens 50 jaar oud zijn;
- de personen die een leefloon genieten;
- de arbeiders van de sector wiens beroepskwalificatie aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast is of die het risico lopen aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast te zijn;
- de allochtonen.
Artikel 4. §1. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn voor de jaren 2019-2020 een bijzondere bijdrage verschuldigd van 0,15 % van de loonmassa, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werklieden.
Van de bijdrage voorzien in de voorgaande alinea zal 0,05% (1/3) worden voorbehouden voor de niet-werkende -26 jarige jongeren, die opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, zoals bedoeld in het K.B. van 19 februari 2013.
§2. De in artikel 4 §1 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, ten bate van het Sociaal Fonds van de sector.
De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden voor de opleiding en de tewerkstelling van personen behorende tot de risicogroepen.
§3. De Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector zal nadere regelen bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2020 .
———————————————————————————————————————
Paritair comité voor het vervoer en de Logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2016
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Sub comité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair sub comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Sub comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezicht diensten.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader.
Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van Titel XII, Hoofdstuk VII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) en het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 8 april 2013) zoals gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 (B.S. 6 mei 2014).
HOOFDSTUK III. Risicogroepen
Artikel 3. Onder risicogroepen wordt verstaan: de personen behorend tot één van de volgende categorieën:
1. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werklozen;
2. de werkzoekenden;
3. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde jongeren;
4. de werknemers van de sector die minstens 50 jaar oud zijn;
5. de arbeiders van de sector wiens beroepskwalificatie aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast is of die het risico lopen aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast te zijn;
6. de allochtonen.
Artikel 4. §1. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn voor de jaren 2016-2018 een bijzondere bijdrage verschuldigd van 0,15 % van de loonmassa, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werklieden.
Van de bijdrage voorzien in de voorgaande alinea zal 0,05% (1/3) worden voorbehouden voor de niet-werkende -26 jarige jongeren, die opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, zoals bedoeld in het K.B. van 19 februari 2013.
§2. De in artikel 4 §1 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, ten bate van het Sociaal Fonds van de sector.
De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden voor de opleiding en de tewerkstelling van personen behorende tot de risicogroepen.
§3. De Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector zal nadere regelen bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2017 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2018 .
Deze cao risicogroepen 2015-2016 werd op 17/9/2015, afgesloten in het PC 140.00, ten behoeve van deelsector verhuisondernemingen (140.05)
Paritair comité voor het vervoer en de Logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 september 2015
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Sub comité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair sub comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Sub comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezicht diensten.
HOOFDSTUK II. Juridisch kader.
Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van Titel XII, Hoofdstuk VII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 28 december 2006) en het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (B.S. van 8 april 2013) zoals gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 (B.S. 6 mei 2014).
HOOFDSTUK III. Risicogroepen
Artikel 3. Onder risicogroepen wordt verstaan: de personen behorend tot één van de volgende categorieën:
1. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde werklozen;
2. de werkzoekenden;
3. de laag geschoolde of onvoldoend geschoolde jongeren;
4. de werknemers van de sector die minstens 50 jaar oud zijn;
5. de arbeiders van de sector wiens beroepskwalificatie aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast is of die het risico lopen aan de technologische vooruitgang niet meer aangepast te zijn;
6. de allochtonen.
Artikel 4. §1. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn voor de jaren 2015-2016 een bijzondere bijdrage verschuldigd van 0,15 % van de loonmassa, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werklieden.
Van de bijdrage voorzien in de voorgaande alinea zal 0,05% (1/3) worden voorbehouden voor de niet-werkende -26 jarige jongeren, die opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, zoals bedoeld in het K.B. van 19 februari 2013.
§2. De in artikel 4 §1 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, ten bate van het Sociaal Fonds van de sector.
De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden voor de opleiding en de tewerkstelling van personen behorende tot de risicogroepen.
§3. De Raad van Beheer van het Sociaal Fonds van de sector zal nadere regelen bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 5.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de Collectieve Arbeidsovereenkomst van 18 december 2014, “houdende de maatregelen t.a.v. de risicogroepen in de sub sector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (n° 125.641).
§2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2016 .
Studenten
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de lonen van de studenten in de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
59025 |
12.06.2001 |
|
|
|
K.B. |
|
|
04.09.2002 |
B.S. |
18.10.2002 |
47684 |
Hoofdstuk I: Toepassingsgebied
Hoofdstuk II: Juridisch Kader
Hoofdstuk III: Lonen
Hoofdstuk IV: Geldigheidsduur
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Artikel 1
Par.1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
Par.2
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder :
- “verhuizing” : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is;
- “meubelbewaring” : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen;
- “aanverwante activiteiten” : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.;
- “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen” : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz.
Par.3
Onder “werklieden” wordt verstaan de werklieden en werksters.
Par.4
Onder “studenten” wordt bedoeld : elk persoon van minstens 15 jaar met volledig leerplan die enkel werkt gedurende de perioden van de schoolvakanties en die tewerkgesteld zijn in het raam van een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten waarop Titel VI van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) van toepassing is.
Hoofdstuk II : Juridisch kader
Art.2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord 2001-2002.
Hoofdstuk III : Lonen
Art.3
Vanaf 1 juli 2001, wordt het minimumuurloon van de studenten, bedoeld in artikel 1, par. 4, vastgesteld op 85 % van het minimumuurloon van de drager-beginneling.
Hoofdstuk IV : Geldigheidsduur
Art.4
Deze arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2001 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door elke van de contracterende partijen, met een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer.
Syndicale premie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2019 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, tot vaststelling van de bedragen van de aanvullende sociale toelage, syndicale premie genaamd, voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”. |
HOOFDSTUK I. Juridisch kader |
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2019-2020. |
HOOFDSTUK II. Toepassingsgebied |
Artikel 2
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair sub-comité voor de verhuizing. §2. Het paritair sub-comité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen. Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden. Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei Het paritair sub-comité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten. |
Hoofdstuk III. Aanvullende sociale toelage, syndicale premie genaamd |
Artikel 3
De aanvullende sociale toelage, zoals bedoeld in de artikelen 13 en 14 van de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten”, vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 (KB van 24 juni 1971), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 (KB van 22 april 1985), laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 (KB 12.07.2011 – BS 09.09.2011), bedraagt :
De aanpassing van deze bedragen vereist de aanpassing van het protocol “Werking Gemeenschappelijk Vormingsfonds” tussen het Sociaal Fonds Verhuizingen en het Gemeenschappelijke Vormingsfonds Wegvervoer van de erkende syndicale organisaties. |
Hoofdstuk IV – Opheffingsbepalingen |
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2011 (KB 21.01.2013 – BS 18.04.2013 – nr 107045/CO/140) tot vaststelling van de bedragen van de aanvullende sociale toelage, syndicale premie genaamd, voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”. |
Hoofdstuk V – Geldigheidsduur |
Artikel 5
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Tijdelijke werkloosheid
K.B. betreffende de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken, de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst .
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
K.B. K.B. |
|
|
29.09.1971 30.10.2003 |
B.S. B.S. |
28.12.1971 18.11.2003 |
15357 55488 |
Gelet op de wet van 10 maart 1900 op de arbeidsovereenkomst, inzonderheid op artikel 28 quater, par.1, gewijzigd bij de wet van 10 december 1962.
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing :
- op de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
- op de werkgevers die de sub punt 1 vermelde werknemers tewerkstellen.
Art.2
Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag alleen een regeling van gedeeltelijke arbeid worden ingevoerd vanaf de eerste werkdag volgend op die van de mededeling.
Art.3
De in artikel 2 bedoelde mededeling mag geschieden : hetzij door aanplakking van een bericht op een zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming; hetzij door overhandiging aan de werkloos gestelde werklieden en werksters van een door hen medeondertekend individueel geschrift.
Wanneer de werkman of in de werkster niet verplicht is terug te keren in de lokalen van de onderneming tijdens de dag van de aanplakking, neemt de regeling van gedeeltelijke arbeid slechts een aanvang op de eerste werkdag volgend op de dag dat hij (zij) kennis heeft kunnen nemen van die aanplakking. Voor de werkman of werkster die in hetzelfde geval verkeren in een onderneming waar de kennisgeving geschiedt door overhandiging van een individueel geschrift, neemt de regeling van gedeeltelijke arbeid slechts een aanvang op de werkdag volgend op de dag waarop de kennisgeving werd overhandigd.
Art.4
De mededeling moet vermelden :
- de naam, voornaam en gemeente van de woonplaats van de werkloos gestelde werklieden of werksters;
- het getal werkloosheidsdagen;
- de duur van de nieuwe arbeidsregeling.
Art.5 (werd opgeheven bij K.B. van 30.10.2003)
Een afschrift van de in artikel 3 bedoelde mededeling moet door de werkgever aan het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening per aangetekende brief medegedeeld worden of door hem afgegeven worden ten laatste de eerste werkdag volgend op de dag van de aanplakking of van de overhandiging van de individuele kennisgeving.
Art.6
Tijdens de periode van 1 januari tot 31 maart mag het aantal arbeidsdagen teruggebracht worden op 2 dagen per week of één week op drie. Tijdens de periode van 1 april tot 31 december mag het aantal arbeidsdagen teruggebracht worden op drie dagen per week of op één week op twee.
Art.7
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.8
Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de aanwervingen in de verhuisondernemingen tijdens periodes van werkloosheid wegens gebrek aan werk voortvloeiend uit economische oorzaken
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
|
16.03.1972 |
|
|
|
K.B. |
|
|
17.04.1972 |
B.S. |
08.09.1972 |
09715 |
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de verhuisondernemingen welke ressorteren onder het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer.
Art.2
Geen enkele werkman mag, hetzij in loondienst, hetzij als zelfstandige, hetzij als gepensioneerde, worden aangeworven in een onderneming van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, gedurende de periode dat één van de werknemers aangeworven voor een onbepaalde duur, werkloos is wegens gebrek aan werk voortvloeiend uit economische oorzaken.
Art.3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1972 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door elke van de contracterende partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor het vervoer.
Tijdelijke Werkloosheid (Bijkomende toelage)
rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | 94385 | 15/06/2009 | ||||
K.B. | 21/02/2010 | B.S. | 14/04/2010 |
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot de subsector voor de verhuis-ondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden.
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2009-2010.
Artikel 3.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op de collectieve arbeids-overeenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer op datum van 25 januari 1985 (KB van 22 april 1985) welke de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaarneming en hun aanverwante activiteiten” herneemt.
Artikel 4.
“ In uitvoering van de bepalingen van artikel 25 van de statuten vastgesteld bij CAO van 25 januari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij KB van 22 april 1985 (BS van 30 mei 1985) wordt de bijkomende toelage voor werkloosheid zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dezelfde statuten, als volgt vastgesteld, per dag van gedeeltelijke werkloosheid voor economische redenen:
- 6,00 EUR in een vijfdagenweek regime
-
5,00 EUR in een zesdagenweek regime.
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1986 tot vaststelling van de bedragen van de toelagen en tegemoetkomingen ten gunste van de werklieden en werksters en van de bijdrage van de werkgevers voorzien in de statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten”, algemeen verbindend verklaard bij KB van 10 oktober 1986 (BS van 5 november 1986); gewijzigd bij CAO van 8 juli 1993, algemeen verbindend verklaard bij KB van 31 mei 1994 (BS van 23 augustus 1994); gewijzigd bij CAO van 12 juni 2001, algemeen verbindend verklaard bij KB van 5 november 2002 (BS van 15 januari 2003); gewijzigd bij CAO van 26 november 2003, algemeen verbindend verklaard bij KB van 12 mei 2004 (BS van 23 juni 2004), gewijzigd bij CAO van 19 december 2005, algemeen verbindend verklaard bij KB van 22 maart 2006 (BS 23.05.2006)
HOOFDSTUK V. Geldigheidsduur
Artikel 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2009 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Verblijfs- en verwijderingsvergoeding
|
Bijdrage in de vervoerskosten
|
Permanente beroepsopleiding in het kader van de wet wendbaar en werkbaar werk
Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20/09/2018 houdende de opleiding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten. (P.C. 140.05)
Rechtsbron | nummer | reg.nr. | rechtsbrondatum | gepubliceerd in | publicatiedatum | pagina |
C.A.O. | ||||||
K.B. |
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
- 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en die behoren tot het paritair subcomité voor de verhuizing.
- 2. Het paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
- 3. Onder “voor rekening van derden” wordt verstaan: het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
- 4. Onder “verhuisactiviteiten” wordt verstaan: elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen: specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
- 5. Het paritair subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuisactiviteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtwerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten .
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van afdeling 1, hoofdstuk 2 van de wet van 5 Maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk (B.S. 15 Maart 2017, p. 35718) en het Koninklijk Besluit van 5 December 2017, houdende de uitvoering ervan (B.S. 18 December 2017, p. 112781).
HOOFDSTUK III. Permanente beroepsopleiding in het kader van de wet wendbaar en werkbaar werk
Art. 3. Voor de toepassing van deze CAO wordt verstaan onder:
- a)formele opleiding: door lesgevers of sprekers ontwikkelde cursussen en stages. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie van de opleider of opleidingsinstelling. Ze gaan door op een plaats die duidelijk van de werkplek gescheiden is. Ze richten zich tot een groep cursisten en vaak wordt een attest verstrekt dat de opleiding gevolgd werd.
- b)informele opleiding: de opleidingsactiviteiten, andere dan deze bedoeld onder a) die rechtstreeks betrekking hebben op het werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van zelforganisatie door de individuele leerling of door een groep leerlingen met betrekking tot de tijd, de plaats en de inhoud, een inhoud die gekozen wordt volgens de individuele behoeften van de cursist op de werkplek en met een rechtstreeks verband met het werk en de werkplek, met inbegrip van deelname aan conferenties of beurzen voor leerdoeleinden.
- c)individuele opleidingsrekening: een individuele rekening die het opleidingskrediet bevat waarover de werknemer beschikt.
- d)opleidingsdag: de duur van een volledige arbeidsdag of het equivalent van minimum 7 uren.
Art. 4. De opleidingen die in aanmerking komen om te worden meegeteld voor de vaststelling van de inspanningen voor formele opleidingen zijn:
- 1Voor de permanente vorming :
- Ladderliftoperator
- Inpaktechnieken
- Verhuistechnieken
- Simulatie Verhuis
- Schadevrij verhuis
- Hef- en tiltechnieken
- Coach op de werkvloer
- Attitude en klantgerichtheid
- EHBO voor verhuizers
- Veilig werken in de verhuis (hoe veilig omgaan met het heffen en tillen en de ladderlift)
- Bedienen van machines in het kader van industriële verhuizingen (zware motorische heftrucks en kranen)
- Heftruckopleidingen
- Alle door de bevoegde overheden erkende opleidingsmodules in het kader van de vakbekwaamheid chauffeurs C/CE die in aanmerking komen voor de code 95, inclusief de praktijkgerichte opleidingen
- Elke andere formele opleiding die uitdrukkelijk door het sociaal fonds van de sector erkend werd.
- 2Die opleidingen kunnen uitsluitend ontwikkeld en beheerd worden door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
- 3Zij worden gestaafd door een attest van vakbekwaamheid of deelname dat wordt afgeleverd door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
Art. 5.
- 1De opleidingen die in aanmerking komen om te worden meegeteld voor de vaststelling van de inspanningen voorinformele opleidingen zijn
- Inzichten in een projectverhuis; kunnen lezen van inplanting schema’s
- Omgaan met gps en digitale registratietechnieken van inboedels
- Monteren van specifieke meubels en goederen die gelinkt zijn aan een bepaalde werf of vraag
- Archiveringstechnieken en verhuis van archieven en bibliotheken
- Kunstwerkverhuis
- Verhuis en installatie van hoogtechnologische materiaal
- Specifieke stockagesystemen van magazijnen
- Duurzaam inpakken
- Recyclage verhuismaterialen
- Interne opleidingen van werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt: zoals o.a. taalopleidingen op de werkvloer, integratie van werknemers uit de sociale economie
- Interne opleidingen die tot een omscholing van een werknemer binnen dezelfde bedrijf, leiden
- Interne opleidingen die oudere werknemers herplaatsen in het bedrijf en dit in het kader van werkbaarder werk
- Interne opleidingen van nieuwe procedures in functie van nieuwe klanten of werven
- Elke andere interne opleiding die uitdrukkelijk door het sociaal fonds van de sector erkend werd
- 2Deze opleidingen kunnen ontwikkeld en beheerd worden door de onderneming zelf of door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
- 3Zij worden gestaafd door een attest van vakbekwaamheid of deelname dat wordt afgeleverd door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
Art. 6.
- 1De individuele opleidingsrekening wordt geconcretiseerd door middel van een formulier dat de volgende minimumvermeldingen bevat :
1° de identiteit van de werknemer, te weten: naam, voornaam, datum en plaats van geboorte, adres, rijksregisternummer;
2° het arbeidsregime waarin de werknemer wordt tewerkgesteld;
3° het of de bevoegde paritaire comité(s) of paritaire subcomité(s);
4° het opleidingskrediet, te weten het aantal opleidingsdagen waarover de werknemer gedurende het kalenderjaar beschikt;
5° het aantal gevolgde opleidingsdagen en het aantal overblijvende dagen of het aantal over te dragen dagen naar het volgende jaar;
6° het groeipad, zoals bedoeld in artikel 14, vierde lid van de wet van 5 Maart 2017.
- 2Voor de toepassing van de vorige alinea wordt het aantal tewerkgestelde werknemers berekend in voltijdse equivalenten op basis van de gemiddelde tewerkstelling van het jaar voorafgaand aan de tweejaarlijkse periode die voor de eerste keer op 1 januari 2017 is begonnen.
- 3Het formulier wordt bewaard in het persoonlijk dossier van de werknemer, bijgehouden door de personeelsdienst van de werkgever en maakt er integraal deel van uit.
- 4Het kan bijgehouden worden, hetzij onder papieren vorm, hetzij onder elektronische vorm.
- 5Wanneer de individuele opleidingsrekening, voor de eerste keer, wordt ingevoerd, stelt de werkgever alle betrokken werknemers daarvan in kennis.
- 6De werkgever stelt elke nieuwe betrokken werknemer in kennis van het bestaan van een individuele opleidingsrekening binnen het bedrijf.
Art. 7. Het opleidingskrediet waarover een voltijdse werknemer beschikt die het ganse jaar in dienst is bij een werkgever die nul tot minder dan 20 werknemers tewerkstelt op jaarbasis, kan in ieder geval niet lager zijn dan het equivalent van 2 dagen op jaarbasis.
Art. 8. Voor een werkgever die meer dan negentien werknemers tewerkstelt op jaarbasis, moet de individuele opleidingsrekening voorzien in het sectorale groeipad waarin het aantal opleidingsdagen wordt verhoogd om de interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 opleidingsdagen per jaar per voltijds equivalent te bereiken, zijnde:
- 2 dagen in 2018;
- 3 dagen in 2019;
- 4 dagen in 2020;
- 5 dagen vanaf 2021.
De werkgever stelt de werknemer in kennis van dit groeipad.
Art. 9. Het aantal opleidingsdagen voor de werknemer die niet voltijds werkt en/of wiens arbeidsovereenkomst niet het volledige kalenderjaar dekt, rekening houdende met de arbeidsovereenkomst van de werknemer, wordt bepaald op basis van de volgende formule: A x B x C waarbij:
“A” staat voor het aantal opleidingsdagen toegekend op het niveau van de onderneming voor een voltijds tewerkgestelde werknemer;
“B” staat voor het arbeidsregime van de werknemer in vergelijking met een voltijds regime;
“C” staat voor het aantal maanden gedeeld door twaalf gedurende dewelke de werknemer werd tewerkgesteld in de schoot van de onderneming.
Art. 10.
- 1Telkenmale de werknemer een opleiding volgt, wordt het aantal gevolgde opleidingsdagen zo snel mogelijk in de individuele opleidingsrekening vermeld.
- 2De werknemer heeft het recht om, op eenvoudige aanvraag, zijn opleidingsrekening op elk ogenblik te raadplegen en daarin wijzigingen aan te brengen, mits het akkoord van zijn werkgever.
- 3Minstens één keer per jaar brengt de werkgever de betrokken werknemer op de hoogte van het saldo van het opleidingskrediet en herinnert hem aan zijn recht tot raadpleging van zijn individuele opleidingsrekening en zijn recht tot correctie van fouten.
- 4Het saldo van het niet-opgebruikte opleidingskrediet wordt op het einde van het jaar overgedragen naar het daaropvolgende jaar, zonder dat dit saldo in mindering mag gebracht worden van het opleidingskrediet van de werknemer in dat volgende jaar.
Art. 11.
- 1Indien aan de werknemer geen opleidingsdagen of opleidingskrediet worden toegekend en de werknemer niet over een in artikel 6°, bedoelde individuele opleidingsrekening beschikt, geldt er in de onderneming een recht op opleiding van gemiddeld 2 dagen per jaar, per voltijds equivalent, vanaf 1 januari 2017.
- 2De opleiding kan door de werknemer gevolgd worden, hetzij binnen zijn gewone werktijden, hetzij buiten zijn gewone werktijden. De uren die daarmee overeenkomen geven recht op de betaling van het normale loon.
- 3Wanneer de opleiding buiten de gewone werktijden wordt gevolgd, geven de uren die daarmee overeenkomen recht op de betaling van het normale loon, zonder evenwel aanleiding te geven tot de betaling van een eventueel overloon.
HOOFDSTUK IV. Bijdrage van de werkgevers
Art. 12. De in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgevers zijn een bijdrage verschuldigd van 1,35 pct. vanaf 1/1/2019, berekend op grond van het volledige loon van de door hen tewerkgestelde werknemers.
Artikel 3 van de cao van 19 december 2005 (registratienummer 77979) wordt dan ook aangevuld als volgt:
- vanaf het eerste kwartaal van 2019 : 2,52 %
Art. 13.
- 1De in artikel 12 van deze overeenkomst bedoelde bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ten bate van het sociaal fonds van de sector.
- 2De middelen die aldus ter beschikking worden gesteld, zullen aangewend worden tot bevordering van de beroepsbekwaamheid en de permanente bijscholing van de werknemers tewerkgesteld in de sector.
- 3De cursus- en loonkosten voor de opleidingen bedoeld in artikel 4 en 5 worden gedragen door werkgever.
- 4 Voor de eerste twee dagen opleiding, bedoeld in artikel 4 § 1 (nr. 1 tot 10), wordt geen opleidingskost aangerekend, indien de werknemer in het bezit is van een geldige verhuizerskaart en deze opleiding wordt gegeven in een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
- 5 Voor de nascholing vakbekwaamheid chauffeurs (code 95), door de werkgever aan te bieden aan de werknemers die effectief het beroep van chauffeur C/CE uitoefenen voor het einde van de vervaldag ervan, wordt door het sociaal fonds van de sector aan de werkgever volgende tussenkomst gegeven:
- een tussenkomst van 50 € (per werknemer en per dag) voor een theoretische opleiding in het kader van nascholing vakbekwaamheid chauffeurs C/CE;
- een tussenkomst van 150 € (per werknemer en per dag) voor een praktijkgerichte opleiding in het kader van de nascholing vakbekwaamheid chauffeurs C/CE
Dit alles op voorwaarde dat de werknemer in het bezit is van een geldige verhuizerskaart (P-kaart) en deze opleidingen gegeven en geattesteerd worden door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
HOOFDSTUK V. Basisopleiding bij intrede in de sector
Art. 14. § 1 Er worden, los van de beroepsopleiding voorzien in hoofdstuk III, volgende opleidingen verplicht ingevoerd:
- Eén dag initiële basisopleiding bij intrede in de sector, te volgen binnen een periode van uiterlijk twee maanden na indiensttreding (de cursus- en loonkosten voor deze dag worden gedragen door het sociaal fonds van de sector)
- Eén dag initiële veiligheidsopleiding bij intrede van een interim werkkracht in de sector en te volgen vóór de indiensttreding (de cursus- en loonkosten voor deze dag worden gedragen door het interimkantoor of enige andere instelling).
- 2Die opleidingen kunnen uitsluitend ontwikkeld en beheerd worden door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentru .
- 3Zij worden gestaafd door een attest van vakbekwaamheid of deelname dat wordt afgeleverd door een door het sociaal fonds van de sector erkend opleidingscentrum.
Art. 15. De raad van beheer van het sociaal fonds van de sector zal nadere regels bepalen ter uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 16. Vragen en klachten in verband met de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen worden behandeld door het beperkt comité opgericht door de CAO van 31.01.1996 (registratienummer 40988).
HOOFDSTUK VI. Geldigheidsduur
Art. 17.
- 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 01/01/2019 en is geldig voor onbepaalde duur.
- 2.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair comité voor het Wegvervoer en de Logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
- 3.Deze CAO vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 betreffende de beroepsopleiding (registratienummer 2012/207076), alsmede de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 september 2017 betreffende de permanente vorming (registratienummer 141950).
Verlies medische schifting
Collectieve arbeidsovereenkomst houdende de mogelijkheid tot behoud van tewerkstelling bij verlies van medische schifting chauffeur in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. §2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder:
§3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. Juridisch kader Artikel 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 2003-2004. HOOFDSTUK III. Verlies van medische schifting chauffeur Artikel 3. Iedere bestuurder die om medische redenen zijn professioneel C- of CE- rijbewijs verliest, dient zijn werkgever hiervan te verwittigen en hem binnen de twee werkdagen een medisch attest te bezorgen. Artikel 4. De bestuurder krijgt de mogelijkheid om bij definitief verlies van zijn rijbewijs C of CE tengevolge het oogonderzoek, in het bedrijf tewerkgesteld te blijven in een andere functie met een loonaanpassing volgens de functie-classificatie hernomen in de CAO van 12-06-2001. Een medisch dossier van betrokkene moet worden opgemaakt. HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur Artikel 5. Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bijeen ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité van het Vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Verhoging van het quotum overuren
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. | 123035 | 30.06.2014 | ||||
C.A.O. |
|
77064 |
30.09.2005 |
|
|
|
K.B. |
|
|
22.03.2006 |
B.S. |
11.05.2006 |
24210 |
Paritair comité voor het vervoer en de logistiek
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2014
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de verhoging van het quotum overuren voor de werknemers en werkneemsters tewerkgesteld in de subsector voor verhuisondernemingen.
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied
Artikel 1.
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Subcomité voor de verhuizing.
§2. Het Paritair subcomité voor de verhuizing is bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten voor ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen.
Onder voor rekening van derden wordt verstaan : het uitvoeren van verhuisactiviteiten voor andere natuurlijke of rechtspersonen en onder voorwaarde dat de ondernemingen die voor rekening van derden verhuisactiviteiten uitoefenen op geen enkel ogenblik eigenaar van de betrokken goederen worden.
Onder verhuisactiviteiten wordt verstaan : elke verplaatsing van goederen andere dan handelsgoederen die bestemd zijn of gebruikt worden voor meubilering, inrichting of uitrusting van private of professionele ruimten met daar onder andere inbegrepen : specifieke handelingen zoals beschermen, inpakken, uitpakken, demonteren, laden, lossen, monteren, bewaren, installeren of opstellen, indien nodig met behulp van hef- of hijsmiddelen van allerlei aard.
Het Paritair Subcomité voor de verhuizing is niet bevoegd voor ondernemingen die verhuis-activiteiten uitoefenen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, het Paritair Comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. »
HOOFDSTUK II. Juridisch kader
Artikel 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de Wet van 17 augustus 2013 en artikel 6 en 7 van het Koninklijk Besluit van 11 september 2013 (B.S. van 19 september 2013) dat de onderhandelingsprocedure vastlegt voor het verhogen van de interne grens van de arbeidsduur die in de loop van de referteperiode moet worden nageleefd en van het quorum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis,§1bis en §2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Artikel 3.
Dit hoofdstuk betreft de overuren die het gevolg zijn van een buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of arbeid vereist wegens een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26bis,§1bis en §2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971)
Het aantal uren inhaalrust waarvoor de werknemer kan kiezen om ze niet in te halen maar te laten uitbetalen, wordt verhoogd van 130 naar 143 uren per kalenderjaar.
HOOFDSTUK IV. Geldigheidsduur
Artikel 4.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en vervangt CAO nr.77064 dd. 30/09/2005 algemeen verbindend verklaard bij KB dd. 22/03/2006 (BS 11/05/2006 – 24210). Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Syndicale Vorming
Collectieve arbeidsovereenkomst betreffen-de de syndicale vorming in de sub-sector voor verhuisondernemingen, meubel-bewaring en hun aanverwante activiteiten. HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied Artikel 1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. §2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder: “verhuizing”: elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer: privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. … met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; “meubelbewaring”: de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen; “aanverwante activiteiten”: elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.…; “voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen”: elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. … §3. Onder “werklieden” wordt bedoeld de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. Sociaal fonds Artikel 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder “Sociaal Fonds”: het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1970 tot oprichting van een fonds van bestaanszekerheid, genaamd ”Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten” en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 juni 1971 (Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 april 1985 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1985) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst 21 maart 2001, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 2 augustus 2002), en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst 26 november 2003, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 2004). HOOFDSTUK III Syndicale vorming Artikel 3 Elk effectief en plaatsvervangend lid van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de vakbondsafvaardigingen heeft in principe jaarlijks per mandaat recht op twee dagen door zijn werkgever betaalde afwezigheid, om deel te nemen aan de vormingscursussen die worden ingericht door de vakbonden. Het aantal dagen afwezigheid voor syndicale vorming, waarop de effectieve en plaatsvervangende leden van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de vakbondsafvaardigingen per mandaat recht hebben, wordt getotaliseerd op sectorniveau en dit per syndicale organisatie. In functie van dit getotaliseerd aantal kunnen bijkomende dagen toegekend worden aan effectieve en plaatsvervangen-de leden, die nood hebben aan meer dan 2 dagen syndicale vorming per mandaat. Dit tot uitputting van het getotaliseerde aantal afwezigheidsdagen voor syndicale vorming per organisatie. Artikel 4. De aanvragen zullen door de vakorganisatie worden ingediend bij de werkgever, tenminste 2 weken vóór het begin van de geplande afwezigheid. Artikel 5. Het loon per dag gevolgde syndicale vorming wordt als volgt bepaald : – voor de voltijds tewerkgestelde werklieden: 7 of 8 uren arbeidstijd afhankelijk van de voorziene uurrooster – voor de deeltijds tewerkgestelde werklieden gebeurt de berekening van het loon per dag gevolgde syndicale vorming op dezelfde wijze als voor de voltijdse werklieden, maar proportioneel aan de wekelijkse duur van hun arbeidsprestaties . Artikel 6. De werkgevers kunnen de loonkosten van hun werknemers die afwezig zijn wegens syndicale vorming, terugvorderen bij het sociaal fonds. De praktische modaliteiten voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zullen uitgewerkt worden door de Raad van Beheer van het sociaal fonds van de sector HOOFDSTUK VI – Geldigheidsduur Artikel 7. §1. Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009 en is gesloten voor onbepaalde duur. §2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief. |
Sectoraal pensioenplan
rechtsbron |
nummer |
reg.nr. |
rechtsbrondatum |
gepubliceerd in |
publicatiedatum |
pagina |
C.A.O. |
|
|
|
|
|
|
K.B. |
|
B.S. |
|
Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 januari 2016 gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende het bijdragepercentage voor de financiering van een aanvullend pensioen – wijziging van bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2013 (Overeenkomst geregistreerd op 17 maart 2014 onder het nummer 120164/CO/140).
- Juridisch kader
Art. 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord voor de jaren 2015-2016.
- Toepassingsgebied
Art. 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk:
1)
op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Vervoer en de Logistiek en die behoren tot het Paritair Subcomité voor de verhuizing;
2)
op de werklieden en werksters die worden tewerkgesteld door de in 1) bedoelde werkgevers.
- Aanpassing van het bijdrage percentage
Art. 3